Parlementair onderzoek zaak-Khan

Deze bijzondere commissie onderzocht vanaf 1980 spionage-activiteiten van dr.ir. A. Q. Khan, een Pakistaanse medewerker van splijtstofopwerkingsfabriek Urenco in Almelo.

Begin jl. 1979 werd vanuit het buitenland informatie ontvangen dat het Pakistaanse uraniumverrijkingsprocédé gebaseerd zou zijn op centrifuges van het type dat in Nederland ook werd gebruikt. Daarbij werd gelijk een koppeling gelegd met Khan, die een van de leiders zou zijn van het Pakistaanse uraniumverrijkingsproject.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Samenstelling van de commissie

2.

Werkwijze

De bijzondere commissie wilde nadere informatie krijgen over de bevindingen van een ambtelijke werkgroep. Het ging hoofdzakelijk om een schriftelijke behandeling.

Die ambtelijke werkgroep had zich tot taak gesteld:

  • Khan's activiteiten in Nederland nader te bekijken
  • Na te gaan of vanuit Nederlandse materialen waren toegeleverd aan Pakistan, die in strijd waren met de geldende uitvoerbepalingen
  • De vraag te bestuderen of en in hoeverre veiligheidsvoorschriften niet werden nageleefd of werden overtreden
  • Nader te evalueren of er nog andere maatregelen nodig zouden zijn om ongewenste kennisoverdracht te voorkomen

3.

Conclusie

De werkgroep had niet kunnen vaststellen dat Khan, al dan niet met behulp van anderen, zich opzettelijk onder beschikking had gesteld van een buitenlandse mogendheid. De feiten wekten echter wel de indruk dat de veronderstelling dat Khan ten minste handelingen had verricht om, zonder daartoe gerechtigd zijn zijn, de beschikking te krijgen over gegevens die niet toegankelijk waren.

Lees het rapport van de werkgroep.


Meer over