Wijze van verkiezen Europees Parlement (in Nederland)

De verkiezingen voor Nederlandse leden van het Europees Parlement zijn qua systematiek vergelijkbaar met de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Voor de brexit (31 januari 2020) had Nederland 26 zetels; daarna is een deel van de Britse zetels herverdeeld waardoor Nederland er drie zetels bij kreeg. Omdat er maar 29 Nederlandse EP-zetels te verdelen zijn, zijn er relatief veel stemmen nodig om een zetel te veroveren.

Onderdanen uit andere EU-lidstaten mogen onder bepaalde voorwaarden kiezen en gekozen worden in Nederland, en Nederlanders mogen meedoen aan de EP-verkiezingen in andere lidstaten.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Wijze van verkiezen

De Nederlandse leden van het Europees Parlement (EP) worden op een vergelijkbare manier gekozen als de leden van de Tweede Kamer, dat wil zeggen op basis van evenredige vertegenwoordiging. Tot 2017 bestond de mogelijkheid, net als bij de Tweede Kamerverkiezingen, om voor een lijstencombinatie (lijstverbinding) te kiezen.

De kandidatenlijsten van de politieke partijen gelden bij de verkiezingen voor het EP voor het hele land.

Kandidaten mogen zich in een andere lidstaat kandidaat stellen dan waar ze de nationaliteit van hebben. Daarbij geldt echter wel dat ze zich maar in één EU-land kandidaat mogen stellen. Net als bij andere verkiezingen moeten bij indiening van een kandidatenlijst tevens schriftelijke verklaringen van kiezers worden ingeleverd dat zij de lijst ondersteunen. Er is geen waarborgsom vereist.

2.

Benodigde stemmen

Omdat er in het EP minder (namelijk 29) Nederlandse zetels te verdelen zijn dan bij de Tweede Kamerverkiezingen (150 zetels), is een veel groter percentage van de stemmen nodig om een zetel te behalen. Met andere woorden, de kiesdeler (het totaal aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal zetels) is bij de EP-verkiezingen groter dan bij de Tweede Kamerverkiezingen. Voor kleine partijen is het dus moeilijk om een zetel in het EP te veroveren. Momenteel zijn er 29 zetels te verdelen.

Voor het behalen van een voorkeurszetel heeft een kandidaat bij de EP-verkiezingen slechts 10% (in plaats van 25%, zoals bij de Tweede Kamerverkiezingen) van de kiesdeler nodig. Aangezien de kiesdeler bij de EP-verkiezingen echter veel hoger is, zijn er toch veel meer stemmen nodig om een voorkeurszetel in de wacht te slepen dan bij de Tweede Kamerverkiezingen.

Uiteraard kan een kandidaat alleen via voorkeurstemmen in het EP komen als de lijst waarop de kandidaat staat voldoende stemmen heeft behaald voor een EP-zetel.

 

Parlement

(Nederlandse) zetels

Kiesdeler (% van de stemmen)

Nodig voor voorkeurszetel (% van de stemmen)

Europees Parlement (na brexit)

29

ca. 3,45%

0,34%

Europees Parlement

(verkiezingen 2019)

26

ca. 3,85%

0,38%

Europees Parlement

(verkiezingen 2014)

26

ca. 3,85%

0,39%

Europees Parlement (verkiezingen 2009)

25

4,00%

0,40%

Europees Parlement (verkiezingen 2004)

27

ca. 3,70%

ca. 0,37%

Europees Parlement (verkiezingen 1999)

31

ca. 3,23%

ca. 0,32%

Tweede Kamer

150

ca. 0,67%

ca. 0,17%

3.

Wie mag er kiezen? (actief kiesrecht)

Voor de verkiezingen van het Europees Parlement gelden in Nederland dezelfde regels voor kiesgerechtigheid als voor de Tweede Kamerverkiezingen. Zo heeft iemand kiesrecht als hij of zij de Nederlandse nationaliteit bezit, boven de achttien jaar is en niet is uitgesloten van kiesrecht. Voor de Europese verkiezingen hebben ook in Nederland woonachtige EU-burgers stemrecht, mits de persoon boven de achttien is en niet is uitgesloten van kiesrecht in Nederland of een andere EU-lidstaat.

Aan de Nederlandse EP-verkiezingen kan worden deelgenomen worden door niet-Nederlandse onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie (EU) die:

  • op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Nederland, en
  • op de verkiezingsdag minimaal achttien jaar oud zijn, en
  • noch in Nederland, noch in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, zijn uitgesloten van het kiesrecht.

In Nederland wonende niet-Nederlandse onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie (EU) kunnen kiezen of ze in Nederland of in hun land van herkomst deelnemen aan de verkiezingen. Als ze aan de Nederlandse EP-verkiezingen deelnemen, moet een verklaring worden afgelegd dat niet tevens in de lidstaat van herkomst wordt meegedaan.

4.

Wie mag er gekozen worden? (passief kiesrecht)

Nederlanders die minimaal 18 jaar oud zijn en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht mogen zich in Nederland verkiesbaar stellen als lid van het EP.

Daarnaast kunnen niet-Nederlandse onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie (EU) zich in Nederland kandidaat stellen voor een zetel in het EP als ze:

  • woonachtig zijn in een Europese lidstaat
  • minimaal achttien jaar oud zijn, en
  • niet zijn uitgesloten van het recht om gekozen te worden in Nederland of de lidstaat van herkomst.

Kandidaten mogen zich maar in één lidstaat tegelijk kandideren als EP-lid. De leden van het EP worden gekozen voor een periode van vijf jaar, tenzij er een verschuiving van de verkiezingsperiode voordoet.

5.

Onverenigbaarheden (incompatibiliteiten)

Het lidmaatschap van het EP mag niet zomaar gecombineerd worden met verscheidene andere (politieke) functies. De Europese Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement beschrijft een aantal onverenigbare (incompatibele) functies. Zo mag een lid van het Europees Parlement niet één van onderstaande functies uitoefenen:

De Europese Akte schrijft ook voor dat lidstaten de lijst met incompatibiliteiten zelf verder mogen aanvullen. Een in Nederland gekozen lid van het EP mag derhalve niet tegelijkertijd een van de volgende functies uitoefenen:

Het lidmaatschap van het EP is tevens onverenigbaar met de gelijktijdige uitvoering van de volgende ambten:

6.

Verkiezingsdag

In de Kieswet is vastgelegd dat EP-verkiezingen in Nederland op donderdag plaats vinden. De verkiezingen vinden om de vijf jaar in de gehele Europese Unie plaats.

7.

Controle geloofsbrieven

Zodra de uitslag van de verkiezing in Nederland bekend is, moet de Tweede Kamer volgens de Kieswet zo snel mogelijk onderzoeken of de gekozenen daadwerkelijk tot het EP mogen worden toegelaten.

De uitslag van het onderzoek wordt door de voorzitter van de Tweede Kamer bekendgemaakt aan de benoemden en de voorzitter van het EP. De commissie voor de geloofsbrieven onderzoekt of de benoemden aan de vereisten, zoals minimum leeftijd, voldoen. Als de Tweede Kamer concludeert dat de benoemde inderdaad op grond van nationale bepalingen mag toetreden tot het EP, zendt de voorzitter van de Tweede Kamer een geloofsbrief van de benoemde aan de voorzitter van het EP toe.

Zodra blijkt dat een Nederlandse Europarlementariër niet voldoet aan de eisen in de Kieswet of volgens de nationale bepalingen onverenigbare betrekkingen vervult (bijvoorbeeld met een dubbelmandaat), houdt zijn of haar lidmaatschap op. De Europarlementariër moet de voorzitter van de Tweede Kamer informeren met de reden waarom hij of zij niet voldoet aan de eisen. Gebeurt dat niet, dan waarschuwt de voorzitter van de Tweede Kamer de belanghebbende schriftelijk. Het staat de voorzitter vrij om uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening de waarschuwing aan het oordeel van de Tweede Kamer te onderwerpen.


Meer over