Kabinet-Schermerhorn/Drees (1945-1946)

Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.

Het kabinet-Schermerhorn/Drees was een 'koninklijk' kabinet en werd ook wel een 'noodkabinet' genoemd. Zijn voornaamste taken waren orde op zaken te stellen na de Duitse bezetting, het economisch herstel ter hand nemen en verkiezingen voorbereiden. Het parlement zou pas vanaf november 1945 functioneren.

Nadat op 17 mei 1946 de Tweede Kamerverkiezingen hadden plaatsgevonden, vroeg het kabinet ontslag. Na de vorming op 3 juli 1946 van het kabinet-Beel I verleende de Koningin dat ontslag.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Formatie, regeerprogramma en regeringsverklaring

Formatie

Het kabinet-Gerbrandy III bood direct na de bevrijding zijn ontslag aan. Koningin Wilhelmina wilde dat er een kabinet gevormd zou worden van personen die tijdens de oorlog in Nederland waren gebleven. Dit kabinet moest volgens haar bestaan uit leiders van het verzet en zij die politieke en maatschappelijke vernieuwing voorstonden.

De Koningin gaf daarom de formatieopdracht aan Schermerhorn, voorman van de vernieuwingsgezinden, en aan Drees, sinds 1939 voorzitter van de SDAP-fractie in de Tweede Kamer. Zij kregen de opdracht een nationaal kabinet van 'herstel en vernieuwing' te vormen. Omdat Drees de functie van minister-president niet ambieerde, werd Schermerhorn premier.

Schermerhorn en Drees wilden een kabinet met een breed politiek draagvlak samenstellen. De ministers werden door hen dan ook zowel gerekruteerd uit progressieve kringen (de op politieke vernieuwing gerichte Nederlandse Volksbeweging) als uit traditionele politieke partijen.

De aangezochte bewindslieden waren afkomstig uit SDAP, RKSP en CHU, en uit de naar politieke vernieuwing strevende Nederlandse Volksbeweging (NVB). Er werden ook enkele ministers overgenomen uit het aftredende kabinet. ARP en CPN namen om verschillende redenen geen deel aan het kabinet.

 

Regeringsprogramma en regeringsverklaring

De hoofdlijnen van het regeringsbeleid werden vastgelegd in een regeringsprogramma. Op 27 juni 1945 legde minister-president Schermerhorn via een radiotoespraak de regeringsverklaring af. Daarin stelde hij dat zelden of nooit een regering onder zwaardere omstandigheden was aangetreden. In december 1945 bracht het kabinet een uitvoerige nota uit over een aantal punten van het regeringsbeleid.

2.

Data en zittingsduur

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Ir. W. Schermerhorn (VDB) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
Ir. W. Schermerhorn (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Algemene Oorlogsvoering
minister: Ir. W. Schermerhorn (VDB) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Ir. W. Schermerhorn (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos) (25 juni 1945 - 1 maart 1946)
minister: Dr. J.H. van Roijen (Progressief, maar partijloos) (1 maart 1946 - 3 juli 1946)

minister voor Buitenlandse Zaken
minister: Dr. J.H. van Roijen (Progressief, maar partijloos) (25 juni 1945 - 1 maart 1946)
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos) (1 maart 1946 - 3 juli 1946)

Justitie
minister: Mr. H.A.M.T. Kolfschoten (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Mr. H.A.M.T. Kolfschoten (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)

Binnenlandse Zaken
minister: Dr. L.J.M. Beel (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Dr. L.J.M. Beel (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Dr. G. van der Leeuw (Chr. historisch, partijloos) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Dr. G. van der Leeuw (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Financiën
minister: Mr.Dr. P. Lieftinck (CHU) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Mr.Dr. P. Lieftinck (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Oorlog
minister: Mr. J. Meynen (ARP)

Marine
minister: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)

Openbare Werken
minister: Dr. J.A. Ringers (Liberaal, maar partijloos) (25 juni 1945 - 1 september 1945)

Openbare Werken en Wederopbouw
minister: Dr. J.A. Ringers (Liberaal, maar partijloos) (1 september 1945 - 3 juli 1946)

Verkeer en Energie
minister: Ir. Th.S.G.J.M. van Schaik (RKSP) (25 juni 1945 - 22 december 1945)
minister: Ir. Th.S.G.J.M. van Schaik (KVP) (22 december 1945 - 3 juli 1946)

Handel en Nijverheid
minister: Ir. H. Vos (SDAP) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Ir. H. Vos (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Scheepvaart
minister a.i.: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)

Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij
minister: S.L. Mansholt (SDAP) (25 juni 1945 - 6 oktober 1945)

Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister: S.L. Mansholt (SDAP) (6 oktober 1945 - 9 februari 1946)
minister: S.L. Mansholt (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Sociale Zaken
minister: W. Drees (SDAP) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: W. Drees (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

Overzeese Gebiedsdelen
minister: Dr. J.H.A. Logemann (Partijloos) (25 juni 1945 - 9 februari 1946)
minister: Dr. J.H.A. Logemann (PvdA) (9 februari 1946 - 3 juli 1946)

4.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

Noodparlement en Voorlopige Staten-Generaal

In de periode september 1945 tot juni 1946 had Nederland een nood-parlement, omdat het tijdens de bezetting onmogelijk was een nieuwe Tweede en Eerste Kamer te kiezen. Aanvankelijk (september-november 1945) was er een onvoltallige Tijdelijke Staten-Generaal, die minder rechten en taken had dan een normaal parlement. In november 1945 werden de vacatures die tijdens de oorlog waren ontstaan opgevuld, en kwam er een Voorlopige Staten-Generaal, die wel als volwaardig parlement fungeerde.

Verandering partijlandschap

Het partijlandschap in de Nederlandse politiek veranderde sterk in de jaren vlak na de oorlog. Een aantal partijen hernoemde zich en anderen fuseerden tot nieuwe partijen. In december 1945 werd de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) omgevormd tot Katholieke Volkspartij (KVP). Twee maanden later, in februari 1946, gingen SDAP, VDB en CDU (Christelijk-Democratische Unie) op in de nieuwgevormde Partij van de Arbeid (PvdA). Daarvan maakten ook enkele ex-CHU-prominenten, katholieken en partijlozen deel uit. De vooroorlogse Liberale Staatspartij werd in 1946 opgevolgd door de Partij van de Vrijheid (PvdV).

 
 

RKSP

SDAP

VDB

ARP

CHU

Partijloos

/progressief

Partijloos

/liberaal

Partijloos

Totaal

Kabinet: ministers

3

2

1

1

1

1

1

2

14

 

KVP

PvdA

-

-

-

-

Partijloos

/liberaal

Partijloos

 

Kabinet: ministers

3

6

 

1

 

1

1

2

14

Zetelverdeling onvoltallige, tijdelijke Staten-Generaal

Tweede Kamer van 25 september tot 20 november 1945

31

23

6

-

-

-

-

-

60 (60%)

Eerste Kamer 18 oktober tot 20 november 1945

16

12

2

-

-

-

-

-

30 (60%)

Zetelverdeling voltallige, Voorlopige Staten-Generaal

 

KVP*

PvdA**

           

Tweede Kamer vanaf 20 november 1945

31

34

-

-

-

-

-

65 (65%)

Eerste Kamer vanaf 20 november 1945

16

16

-

-

-

-

-

32 (64%)

  • De ministers van RKSP maakten na december 1945 deel uit van de KVP.

** De ministers van SDAP, VDB, CHU en enkele als partijloos aangetreden ministers maakten vanaf februari 1946 deel uit van de PvdA.

5.

Financieel-economisch beleid

Economische situatie 1945

Nederland stond er in 1945 uiterst slecht voor. Het land was leeggeroofd, veel huizen verwoest of zwaar beschadigd, de gezondheid van de bevolking (met name in het Westen) was slecht, er was schaarste aan allerlei producten (allereerst voedsel en kleding, maar ook papier en glas) en de vervoersmogelijkheden waren beperkt.

Financieel-economisch kabinetsbeleid

Het kabinet-Schermerhorn-Drees richtte het Centraal Planbureau op en gaf de Stichting van de Arbeid een belangrijke rol bij het nastreven van een geleide loonpolitiek. Na inlevering van het oude geld en voor invoering van nieuw geld moest de bevolking vanaf 26 september 1945 een week van een tientje (het 'tientje van Lieftinck') leven.

6.

Kabinetsbeleid

  • Herstel burgerlijk bestuur

    Per 1 januari 1946 werd een einde gemaakt aan het Militair Gezag. Verder moest het bestuur (gemeenteraden, provincies) worden hersteld en zo nodig vernieuwd.

  • Wederopbouw

    Het kabinet moest het economische leven (landbouw, nijverheid, handel) en de infrastructuur (spoorwegen, dijken, wegen, havens) weer op orde brengen na de vele verwoestingen ten gevolge van de oorlog. Ook de voedselvoorziening moest weer op gang worden gebracht. Het culturele leven (pers, omroep) werd weer genormaliseerd.

  • Vervolging collaborateurs

    Eén van de vele taken waarvoor dit eerste naoorlogse kabinet zich gesteld zag, was het organiseren van zuivering en berechting van 'foute' Nederlanders. Dit gebeurde door de bijzondere rechtspleging (bijzondere rechtbanken en tribunalen) en door zuiveringsraden.

  • Geldzuivering

    Vanwege de aanwezigheid van veel zwart geld vond een geldzuivering plaats via het zogenaamde 'tientje van Lieftinck'. Filmjournaal over geldzuivering

  • Geleide loonpolitiek

    Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 werd de basis voor de geleide loonpolitiek. Een College van Rijksbemiddelaars kreeg daarbij een belangrijke rol. De tijdens de Bezetting gevormde Stichting van de Arbeid kreeg een positie bij het overleg tussen werkgevers, weknemers en overheid.

  • Strijd in Nederlands-Indië

    Tot augustus 1945 vroeg de strijd in het Verre Oosten tegen Japan nog de nodige aandacht. Nederland was daarbij nauw betrokken in verband met het toenmalige overzeese gebiedsdeel Nederlands-Indië. Daarna werd het kabinet geconfronteerd met het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid door de Republiek Indonesia.

  • Verenigde Naties

    In oktober en november 1945 keurden beide Kamers aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties goed.

7.

Troonrede

De troonrede van 1945 was de eerste sinds 1939 en stond in het teken van het herstel van het door oorlog zwaar getroffen land. Bijzonder is dat de troonrede niet in september, maar op 20 november 1945 werd uitgesproken.

8.

Einde van het kabinet

Het noodkabinet-Schermerhorn regeerde ruim een jaar. Nadat op 16 mei 1946 de Tweede Kamerverkiezingen hadden plaatsgevonden, vroeg het kabinet ontslag. Na de vorming op 3 juli 1946 van het kabinet-Beel I verleende de Koningin dat ontslag.


Meer over


Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over personen uit het biografisch archief, bijvoorbeeld gemiddelde leeftijd, ervaring, herkomst, beroep, m/v of zittingsduur? De redactie van PDC kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.