Communistische Partij van Nederland (CPN)

De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.

De CPN werd in 1909 onder de naam Sociaal-Democratische Partij (SDP) opgericht als afsplitsing van de SDAP. In navolging van de Russische Okterrevolutie van 1917, werd de partijnaam veranderd in Communistische Partij Holland (CPH) en sloot de Communistische Partij zich aan bij de Komintern, de overkoepelende internationale communistische organisatie. In 1991 werd de CPN opgeheven, nadat de partij was samengegaan met PSP, PPR en EVP in GroenLinks. In 1989 waren zij al met een gezamenlijke lijst gekomen bij de Tweede Kamerverkiezingen.

Bekende personen in de CPN waren Henk Gortzak, Gerben Wagenaar, Paul de Groot, Marcus Bakker en Ina Brouwer.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Beginselen

De CPN was een communistische partij. In haar beginselprogramma stond onder meer dat het kapitalistisch stelsel vrijwel bankroet was en dat niets de overwinning van de werkers nog kon tegenhouden.

De partij streed voor hogere lonen en lagere prijzen, tegen de toenemende macht van monopolies en voor de vernieuwing van de democratie.

Zij wees de Nederlandse dekolonisatiepolitiek in Nederlands-Indië af en steunde dienstweigeraars.

De CPN ijverde fel voor vervolging van collaborateurs en was zeer anti-Duits en tegen Duitse herbewapening. Internationaal richtte ze zich verder tegen het West-Duitse streven naar atoomwapens en tegen het Amerikaanse ingrijpen in Vietnam. Zij was uitgesproken anti-Amerikaans en lange tijd pro-Sovjet-Unie, waarbij het optreden van de Oostbloklanden in Hongarije (1956) werd goedgekeurd.

Vanaf het midden van de jaren zestig nam de CPN onder leiding van Paul de Groot zekere afstand van 'Moskou', nadat de Sovjet-Unie in conflict raakte met communistisch China. Zo kon het dat de CPN in 1968 het neerslaan van de Praagse lente 'onaanvaardbaar' noemde. De Groot haalde in 1975 de banden weer aan met de Sovjet Unie.

Tot eind jaren tachtig hield de CPN een sterke band met de Communistische Internationale, geleid vanuit Moskou. In 1989 gingen CPN'ers nog naar de viering van 40 jaar DDR.

De CPN was sterk in het organiseren van acties zoals stakingen, demonstraties en buurtactiviteiten.

In de partij waren 'maoïstische' groepen actief, die later na veel omzwervingen de Socialistische Partij (SP) zouden vormen.

beginselprogramma "De weg naar socialistisch Nederland" (1952)

beginselprogramma 1984

2.

CPN en de Tweede kamerverkiezingen tussen 1946 en 1989

De Communistische Partij van Nederland (CPN) was van 1946 tot 1982 doorlopend vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. Het hoogtepunt van de CPN was in de periode 1946-1948: toen was de partij met maar liefst tien zetels vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. Regeringsdeelname zat er echter niet in. Gedurende hun zitting in het parlement, voerde de CPN oppositie.

3.

Historische ontwikkeling

In 1935 riep de Komintern, het overkoepelende orgaan van de communistische partijen, op zich meer op het eigen land te richten. De CPH veranderde vervolgens haar naam in Communistische Partij van Nederland.

CPN'ers waren erg actief in de Tweede Wereldoorlog. Zo namen zij bijvoorbeeld de leiding bij de Februaristaking in 1941 en waren individuele communisten betrokken bij gewapend verzet. Vanwege hun verzetswerk in de oorlog had de CPN de eerste jaren na 1945 een grote aantrekkingskracht.

Vanaf 1947 nam de afstand tussen de westerse geallieerden en de Sovjet-Unie echter toe, met als gevolg dat de populariteit van de CPN afnam. Haar opstelling vóór dekolonisatie van Indonesië bracht de partij in een nog dieper isolement. Na de communistische coup in Praag in 1948 en het neerslaan van de Hongaarse rebellie door de Sovjet-Unie in 1956 laaide het anticommunisme hoog op. In 1956 werden gebouwen van de CPN belegerd.

Communisten werden geweerd uit bepaalde functies, ambtenaren mochten geen lid zijn van de partij en de CPN kreeg tot eind jaren zestig geen zendtijd. Pas toen in 1967 de nieuwe Omroepwet in werking trad, kwam hieraan een einde.

Tijdens de Koude Oorlog werd de CPN door alle andere partijen gewantrouwd vanwege hun anti-Amerikaanse, anti-NAVO en anti-EEG opstelling. CPN-Kamerleden mochten geen plaatsnemen in de Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Kernenergie. CPN-leden werden in de gaten gehouden door de BVD. In 1948 werden Amsterdamse CPN-wethouders afgezet, met als bekendste Ben Polak. Tot de jaren zeventig werd de CPN fel bestreden door andere partijen, met name door de PvdA.

De populariteit van de CPN beleefde begin jaren zeventig een korte opleving, maar de partij had steeds meer moeite zich te onderscheiden van andere linkse partijen.

Bij de verkiezingen van 1989 kwamen CPN, PSP en PPR onder de naam GroenLinks voor het eerst met een gezamenlijke lijst en een gemeenschappelijk programma. De EVP sloot zich hierbij aan. Eind 1990 werd het samenwerkingsverband omgezet in de nieuwe partij GroenLinks en in 1991 hieven de oude partijen zich op.

4.

Afsplitsingen en fusies

Ondanks de aanvallen van buitenaf bleef de partij naar buiten een hecht front vormen. Meningsverschillen werden zo veel mogelijk binnen de partij gehouden, in navolging van artikel 13 van de statuten: De politiek eenheid en strenge discipline zijn de voorwaarden tot strijdbaarheid van de partij.

Enkele interne conflicten leidden wel tot afsplitsingen. In 1948 werd Eerste Kamerlid A.J. Koejemans, ook hoofdredacteur van het partijblad 'De Waarheid', na een conflict met partijsecretaris Paul de Groot op straat gezet. Een jaar later werd een groepje Friese communisten geroyeerd; zij richtten de weinig succesvolle Socialistische Unie op.

In 1958 werden verzetshelden Henk Gortzak en Gerben Wagenaar, samen met een aantal minder prominente leden, uit de partij gezet. Ook hier was de aanleiding een conflict met Paul de Groot, die de banden met de communistische Eenheids Vakcentrale (EVC) wilde verbreken. De geroyeerde leden richtten de Bruggroep op. De groep werd later hernoemd tot de Socialistische Werkers Partij (SWP) en nam in 1959 aan de Tweede Kamerverkiezingen deel; zonder succes. Gortzak kwam in 1969 echter wel in de Kamer, als lid voor de PSP.

Op afvalligen werd veelal de 'agententheorie' toegepast: tegenstanders binnen de eigen groep werden als agenten van de vijand afgeschilderd, bijvoorbeeld als CIA-agenten of NSB-collaborateurs. Deze verkettering van afvalligen door de CPN blijkt eens te meer uit het standpunt van de CPN om tegen te stemmen bij elk voorstel van de PSP, de partij van ex-CPN'er Gortzak. De CPN stemde zelfs tegen PSP-voorstellen als ze in principe vóór waren - bijvoorbeeld in geval van een voorstel voor huurverlaging.

Een aantal traditionele communisten voelde zich begin jaren tachtig niet meer thuis in de CPN, die steeds meer socialistisch en feministisch werd. Zij stapten in 1984 uit de partij en richtten het Verbond van Communisten in Nederland (VCN) op.

5.

Regeringsdeelname

De CPN had na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) doorlopend enkele zetels in de Eerste en Tweede Kamer, met een hoogtepunt van tien Tweede Kamerzetels tijdens het kabinet-Beel I (1946-1948).

De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Bij de formatie van het kabinet-Schermerhorn/Drees in 1945 werd de CPN vanwege de verzetsdaden wel een ministerspost aangeboden. De CPN sloeg het aanbod echter af; voor een serieuze afvaardiging in het kabinet wilde de partij twee portefeuilles.

6.

Persoonlijkheden

Naast de politiek leiders Paul de Groot, Marcus Bakker en Ina Brouwer waren andere bekende CPN'ers vooral enkele van de eerder genoemde dissidenten die uit de partij werden gezet: Ben Polak, A.J. Koejemans, Henk Gortzak en Gerben Wagenaar.

Paul de Groot (1899-1986) was partijsecretaris, fractievoorzitter en lijsttrekker voor de CPN in 1959 en 1963. Werd wegens zijn 'onpersoonlijke' stijl ook wel als onwankelbaar en ongeïnspireerd gezien.

Marcus Bakker (1923-) was van 1963 tot 1982 fractievoorzitter en lijsttrekker van de CPN. Daarvoor werkte hij als redacteur van 'De Waarheid' en was hij voorzitter van het ANJV. Bakker was in karakter tegenovergesteld aan De Groot: kleurrijk en humoristisch. Hij kreeg als spreker en verdediger van parlementaire rechten gezag als Tweede Kamerlid.

Ina Brouwer (1950-) was vanaf 1982 fractievoorzitter en lijsttrekker voor de CPN. Na de fusie in 1989 werd zij politiek leider van GroenLinks, tot 1994.

7.

Electoraat

Bij verkiezingen in 1946 gehaalde de CPN ruim 10 procent van de stemmen, wat destijds tien zetels opleverde. De CPN-kiezers kwamen voornamelijk uit Amsterdam en Rotterdam (vooral in de havens), Noordoost-Groningen (Finsterwolde, Beerta) en de Zaanstreek.

De Koude Oorlog en de interne conflicten in de jaren vijftig en zestig deden de CPN geen goed. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1959 behaalde de partij nog maar drie zetels. Nadat de partij in de jaren zestig meer afstand van Moskou had genomen, steeg het aantal stemmen.

In jaren zestig en zeventig groeide de aanhang met name onder studenten, die vanwege de ontzuiling politiek dakloos waren geworden. Maar ook andere bevolkingsgroepen voelden zich aangesproken door de nieuwe leider Marcus Bakker. In 1972 behaalde de partij zeven Tweede Kamerzetels.

Met de nieuwe generatie leden boog de partij steeds meer af naar het socialisme en feminisme. Het verschil met andere linkse partijen werd kleiner. In jaren tachtig genoot de partij nog wel veel steun onder welzijnswerkers en feministen, maar meer dan drie Tweede Kamerzetels leverde het de CPN niet op.

Bij de verkiezingen in 1986 behaalden de CPN en de van haar afgesplitste VCN geen enkele zetel. Voor het eerst sinds 1918 zaten er geen communistische partij in de Tweede Kamer.

8.

Kerngegevens

Opgericht:

1909 (als SDP); sinds 1935: CPN

Oprichters:

D.J. Wijnkoop, J.C. Ceton en W. van Ravesteyn

Opgeheven:

1991 (na fusie tot GroenLinks in 1989)

Secretariaat:

'Felix Meritis', Keizersgracht 324 te Amsterdam

Leden:

hoogste aantal 53.000 (1947, 1948); 5.700 in 1990

Contributie:

onbekend

Partijblad:

dagblad 'De Waarheid' (1940-1990), maandblad 'Politiek en Cultuur' (eigen uitgeverij 'Pegasus')

Jongerenorganisatie:

de CPN had geen eigen jongerenorganisatie; politiek verbonden met de partij, maar organisatorisch zelfstandig, was het Algemeen Nederlands Jeugd Verbond (ANJV)

Wetenschappelijk instituut:

Instituut voor Politiek en Sociaal Onderzoek (IPSO)

Logo/beeldmerk:

in de jaren vijftig: hamer en sikkel

Bekendste slogan(s):

"Van Agt eruit, en de CPN erin" (1977)


Meer over

Kijk voor meer informatie over de CPN op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.


Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over personen uit het biografisch archief, bijvoorbeeld gemiddelde leeftijd, ervaring, herkomst, beroep, m/v of zittingsduur? De redactie van PDC kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.