Als vader spreekt

31 oktober 2008, column Bert van den Braak

Sommige parlementen, met name in Angelsaksische landen, kennen aan het lid met de meeste dienstjaren de eretitel 'vader van het Huis' toe. In het Britse Lagerhuis is momenteel een in 1964 voor Labour gekozen parlementariër 'father'. Er is in het Britse parlement overigens ook een lid dat al in 1959 (sic) werd gekozen. Maar deze conservatieve afgevaardigde verloor tussentijds enkele jaren zijn zetel.

De Nederlandse Tweede Kamer kende tot 1918 een 'doyen d'age'. Die had als belangrijkste taak het leiden van de eerste vergadering na Prinsjesdag, waarin de Tweede Kamer de voordracht opmaakte voor het voorzitterschap.

De eerste 'doyen' was de Goereese notaris Anemaet, één van de 'negenmannen' die in 1844 onder leiding van Thorbecke een voorstel voor een democratischer grondwet indienden. Na hem volgden onder anderen de Zuid-Nederlandse officier van Poolse afkomst Charles de Bieberstein Rogalla Zawadsky. Een andere katholieke officier, Pierre van der Schrieck, was 'deken' tussen 1887 en 1896. Zijn geloofsgenoot J.F. Jansen, burgemeester van Tilburg, was bij zijn aantreden als Kamerlid in juni 1898 met 76 jaar meteen het oudste lid en mocht dan ook drie maanden later de eerste vergadering voorzitten.

Een markante opvolger van hen was de Friese dominee Lieftinck, Kameroudste sinds 1908. Deze rondborstige progressieve liberaal, die in 1877 lid was geworden, werd in 1917 nog eens herkozen. Hij overleed echter voor de eerste zitting op 82-jarige leeftijd en de laatste die als oudste lid in jaren de eerste vergadering mochten leiden, was daarom de bekende CHU-voorman De Savornin Lohman.

Tot de herziening van het reglement van orde in 1966 bleef leeftijd wel bepalend voor de vraag wie bij afwezigheid van voorzitter en ondervoorzitters als eerste in aanmerking kwam om als waarnemer de vergaderingen te leiden. En zo kwam het in de jaren vijftig en zestig geregeld voor dat grootheden als Oud, Tilanus, Welter en Zandt op de voorzittersstoel zaten. In 1966 kwam er een uit meerdere leden bestaand presidium. Bovendien kreeg Kamerervaring voorrang boven leeftijd - en lang niet altijd was de oudste ook de langstzittende. Die ervaring-regel bracht onder anderen Joop den Uyl nog eens op de voorzittersstoel, toen in 1980 het presidium een algehele herziening van het reglement van orde verdedigde.

Enkele keren was verder de communist Marcus Bakker fungerend voorzitter. Toen hij in 1956 lid werd, was er niemand - Barend Biesheuvel uitgezonderd - die hem gelukwenste. Over dat aantreden lag dan ook de schaduw van de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije. Meer en meer werd de ervaren parlementariër Bakker echter als 'father' beschouwd, omdat hij steeds de positie van het parlement verdedigde. Dat bleek vooral in november 1981 tijdens het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Van Agt II.

Dat kabinet kwam niet alleen zeer moeizaam tot stand, maar de aanvoerders ervan, premier Van Agt en vicepremier Den Uyl, waren met zichtbare tegenzin toegetreden. Van Agt beleed die weerzin in het openbaar tijdens de eerste ontmoeting met de Kamer door op tamelijk nonchalante wijze de Kamer te beantwoorden. Zeer ongebruikelijk - en tot ongenoegen van voorzitter Dolman - gaf hij soms het woord aan collega-ministers. De Kamer was ontstemd en stak dat in tweede termijn niet onder stoelen of banken. In reactie daarop liet Van Agt, kort voor zijn beantwoording in tweede termijn, weten dat hij noch bij machte noch bereid was het debat die avond voort te zetten. Hij vroeg uitstel tot de volgende middag één uur.

Toen trad 'vader' Bakker naar voren om namens de gehele Kamer de premier eens flink de oren te wassen. Hij zei onder meer: "Mijnheer de Voorzitter! Ik moet zeggen, dat ik niet inzie op welke wijze dit parlement dat moet accepteren. Ik weet wel, dat, als de Minister-President zegt 'ik praat niet', hij niet praat. Hij hoort hier dan niet te zitten. Dit meen ik in alle ernst." Van Agt moest zich de bestraffing laten welgevallen.

'Father' Bas van der Vlies is waarschijnlijk een te minzaam en bescheiden man om zich zo te doen laten gelden. Hij heeft er inmiddels overigens wel het gezag voor. Mocht er reden zijn om het kabinet 'bestraffend' toe te spreken, dan zou hij die rol zeker mogen spelen. Tegenwoordig is het helaas echter niet zo zeer het kabinet dat tot de orde moet worden geroepen, maar is het vooral het parlement zelf - en zijn het vooral sommige leden daarvan - die daarom vragen. Misschien moet 'vader' ook dan toch maar eens optreden.



Andere recente columns