1978: Kruisinga vertrekt vanwege omstreden bom

Op 4 maart 1978 trad minister Kruisinga van Defensie af. Hij was het niet met zijn collega-ministers eens over het Nederlandse standpunt over de introductie van de Neutronenbom. Drie maanden na het aantreden van het kabinet en na Kamerdebatten waarin ministers elkaar tegenspraken, was het vertrek van de voormalige CHU-leider een eerste ernstige crisis in het eerste kabinet-Van Agt.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Voorgeschiedenis

In 1958 werd in de VS voor het eerst een Neutronenbom ((ERRB=Enhanced radiation reduced blastwapon) ontwikkeld. De N-bom is een kleine waterstofbom, die een kleinere explosieve kracht heeft dan een atoombom, maar tevens een grotere hoeveelheid dodelijke radioactiviteit verspreidt. De bom doodt mensen, maar beperkt de schade aan gebouwen (al leidt de explosieve kracht er niet toe dat alle gebouwen onbeschadigd blijven, zoals soms wordt gedacht).

In 1976, tijdens het presidentschap van Carter, werd door de VS overwogen de N-bom aan het wapenarsenaal van de NAVO toe te voegen. Het wapen zou via onder andere Lanceraketten en antitankwapens kunnen worden afgevuurd. Het was geschikt om in Europa in te zetten tegen tanks van het Warschaupact. Formeel moest de VS een besluit nemen over productie, waarna de NAVO-landen tot introductie konden overgaan.

 

Tegen deze mogelijke introductie rees in enkele NAVO-landen zoals Noorwegen en België verzet. Het verzet was in Nederland echter het hevigst. Het ging om bezwaren in zowel politieke kring als bij wetenschappers en kerkelijke leiders. Er was vooral vrees dat de N-bom tot een verdere opvoering van de bewapeningswedloop zou leiden tussen Oost en West. Ook waren er ethische bezwaren tegen het wapen.

In Nederland kwam een brede volksbeweging op gang tegen de neutronenbom. In 1977 werd de actie 'Stop de Neutronenbom' opgezet, die zich richtte op het verzamelen van handtekeningen tegen het wapen (uiteindelijk leidde dat tot ruim 1 miljoen handtekeningen). Hoewel vooral communisten aan de wieg stonden van de actie en CPN-bestuurder Nico Schouten secretaris was van het actiecomité, sloten velen zich erbij aan.

2.

Standpuntbepaling kabinet en Tweede Kamer

In het in december 1977 aangetreden kabinet-Van Agt waren de meningen verdeeld. Minister Kruisinga keerde zich tegen introductie. Met name de VVD-ministers vonden dat het wapen moest worden ingebracht in de onderhandelingen met het Oostblok. Als de Sovjet-Unie bereid was de kernbewapening te verminderen, zou worden afgezien van introductie van de N-bom.

 

Op 3 februari 1978 sprak de CDA-fractie in de Tweede Kamer zich echter unaniem uit tegen productie en invoering van de Neutronenbom, omdat zij vreesde dat daarmee de wapenbeheersing in gevaar kwam. Eerder hadden de linkse oppositiepartijen (PvdA, PPR, PSP, CPN) en D66 zich al tegen het wapen uitgesproken.

De eerste gelegenheid voor de Tweede Kamer om een standpunt in te nemen, deed zich voor tijdens de behandeling van het NAVO-deel van de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Defensie op 14 en 15 februari. Tijdens dit debat kwam de tegenstelling tussen VVD-minister Van der Klaauw van Buitenlandse Zaken en CDA-minister Kruisinga van Defensie in de openbaarheid. PvdA'er Stemerdink en D66'er Brinkhorst wisten aan Kruisinga de uitspraak te ontlokken dat hij tegen introductie van de N-bom was. Volgens hem was dit ook het standpunt van het gehele kabinet. Het debat werd op 15 februari geschorst omdat Van der Klaauw andere verplichtingen had.

Na de ministerraad, twee dagen later, verklaarde vicepremier Wiegel dat Kruisinga niet het standpunt van het kabinet had weergegeven. Het kabinet vond het besluit over productie een zaak van de VS en wilde introductie afhankelijk maken van onderhandelingen door de NAVO. Het kabinet was beducht voor een afwijkend Nederlands standpunt in de NAVO.

 

Tijdens de voortzetting van het debat op 28 februari verdedigde vooral minister Van der Klaauw het kabinetsstandpunt. Na vragen van de oppositie leek minister Kruisinga weer enige afstand te nemen van zijn eerdere uitspraken. Een poging van de CDA-fractie om via een motie (ingediend door woordvoerder J.J.P. de Boer) de standpunten van CDA en VVD te verzoenen, mislukte omdat de linkse oppositie de motie niet ver genoeg vond gaan en de VVD, onder aanvoering van defensiewoordvoerder Ploeg, eveneens tegen was. De motie werd verworpen.

3.

Kruisinga neemt ontslag

Na het debat schreef Kruisinga (op 3 maart) een ontslagbrief aan de koningin. Hij meldde zich niet te kunnen verenigen met het kabinetsstandpunt over de N-bom. Hij verklaarde altijd al een tegenstander te zijn geweest van dat wapen. Hij verwees daarbij onder meer naar de ethische bezwaren vanuit kerkelijke kring en naar de uitgangspunten van het CDA. Ook maakte hij melding van meningsverschillen in het kabinet, daarbij suggererend dat er meer ministers waren die zijn standpunt deelden.

 

Premier Van Agt legde op 7 maart in de Tweede Kamer een verklaring af over het ontslag van Kruisinga. Hij deed dat - zowel in de ogen van de oppositie als in die van de CDA-fractie - zonder waarderende woorden voor de afgetreden minister. Van Agt hield de Kamer voor dat Kruisinga geen voorbehoud had gemaakt bij zijn aantreden als ministers en dat hij ten onrechte de indruk had gewekt dat de ministerraad verdeeld was.

4.

Debat over het ontslag

De toon die Van Agt had aangeslagen, werd van diverse zijden bekritiseerd. PvdA-leider Den Uyl noemde de verklaring van Van Agt 'onwaardig' en zelfs 'stuitend'. Hij zei dat Van Agt als formateur toch verantwoordelijk was geweest voor de benoeming van Kruisinga. D66-fractievoorzitter Terlouw zei dat Van Agt in zijn verklaring feitelijk had gezegd dat Kruisinga een 'leugenaar, draaitol en non-valeur' was. En dat terwijl Van Agt bij het aantreden toch had gezegd dat het kabinet niet zou bestaan uit 'nietsnutten, ijdeltuiten en non-valeurs'.

CDA-fractievoorzitter Aantjes zei: 'zo neem je geen afscheid van een teamgenoot'. Hij had een stukje warmte gemist in de verklaring van Van Agt.

Inhoudelijk mondde het debat uit in aanvaarding van een motie-Terlouw, waarin werd uitgesproken dat Nederland de VS te kennen moest geven tegen productie van de N-bom te zijn. De motie werd aangenomen met als tegenstemmers de fracties van VVD, SGP, GPV en Boerenpartij, alsmede tien CDA-leden (onder wie Schakel, Van den Broek en Van Leijenhorst). Aanvaarding van de motie was door het kabinet ontraden.

5.

Een nieuwe minister

Al in de verklaring over het ontslag van Kruisinga deelde premier Van Agt mee dat er een opvolger was: Willem Scholten. Deze CHU-politicus was ruim tien jaar Tweede Kamerlid geweest. Hij was staatssecretaris van belastingen in het kabinet-Biesheuvel. In 1976 stapte hij over naar de Raad van State. Algemeen werd hij als een weliswaar vrij conservatieve, maar ook gerespecteerde politicus beschouwd.

6.

Geen Neutronenbom

De discussie over de Neutronenbom was met de ministerswisseling geenszins van de baan. In oktober 1978 was het wapen onderwerp van een interpellatie-Beckers (PPR). President Carter had namelijk besloten het wapen alsnog in productie te nemen, nadat in april 1978 nog tot uitstel was besloten. Het besluit tot productie was niet eerst aan de NAVO-partners meegedeeld.

In het debat bleek wederom de verdeeldheid tussen de regeringspartijen CDA en VVD. Een motie-Beckers waarin werd gevraagd de Nederlandse afwijzing van het wapen aan de VS mee te delen, werd aangenomen met de stem van VVD, SGP, GPV en drie CDA-leden tegen. De opstelling van de CDA-fractie en met name van haar fractievoorzitter Aantjes wekte steeds meer wrevel bij de VVD en het kabinet. Het kabinet deelde de in de motie neergelegde uitspraak niettemin korte tijd later mee in Washington.

Uiteindelijk zag de NAVO in 1978 alsnog af van toevoeging van de N-bom aan het wapenarsenaal. De afwijzende opstelling van Nederland, Noorwegen en België speelde daarbij een rol, maar belangrijker was dat getwijfeld werd aan de strategische betekenis van het wapen. Onder president Reagan zou in de VS wel verder worden gewerkt aan het ontwikkelen van neutronenmunitie die vanaf raketten kon worden afgevuurd. Pas in 2003 werden de laatste neutronenwapens ontmanteld.


Meer over