Het laatste woord?

13 november 2020, column Bert van den Braak

Bij iedere regeringswisseling is het niet alleen de vraag wat het nieuwe beleid wordt, maar ook of eerdere besluiten zullen worden herroepen. In het verleden kondigden partijen soms aan dat laatste te gaan doen. Zo liet Wouter Bos in oktober 2006 in Trouw optekenen: "Wij zullen een aantal zaken [van de kabinetten-Balkenende] terugdraaien (...)1)." Ook bij verkiezingen daarvoor en daarna werden dat soort 'beloften' wel gehoord, met name waar het de inkomens en de sociale zekerheid betrof. In de praktijk kwam daar meestal veel minder van dan was beloofd.

Dat betekent uiteraard niet, dat verandering van regeringspartner in het geheel geen betekenis heeft voor eerder tot stand gekomen wetgeving. Soms komt een (terugkerende) regeringspartij zelf al tot de conclusie dat een genomen maatregel achteraf gezien minder goed uitpakt. In de huidige kabinetsperiode zorgde de Wet arbeidsmarkt in balans voor correcties van de onder Rutte II ingevoerde Wet werk en zekerheid. De verwachting is dat na de komende verkiezingen, het in 2015 ingevoerde sociaal leenstelsel zal worden 'teruggedraaid'.

Correcties kwamen er soms zelfs heel snel. Nadat het kabinet-Rutte I door het vertrek van gedoogpartner PVV ten val was gekomen, zorgde het zogenoemde Lenteakkoord direct voor diverse aanpassingen van beleid en wetgeving. Maatregelen die nog maar kort tevoren waren genomen. Zo werden toen doorgevoerde bezuinigingen op natuur en passend onderwijs teruggedraaid en werd de Wet langstudeerdersboete weer ingetrokken. Bij de AOW-leeftijd was er sprake van een reeks wetsvoorstellen: Balkenende IV (67 jaar), Rutte I (66 jaar), Lenteakkoord (stapsgewijs naar 66 en daarna naar 67 jaar), Rutte II (versnelling naar 67 jaar) en Rutte III (temporisering naar 67 jaar).

Na de recent aangenomen motie over de salarisverbetering in de zorg (dankzij de vergissing van een CU-Tweede Kamerlid) werd de vraag gesteld of het kabinet die wens mocht negeren. Er was immers iets democratisch 'besloten'. Los van de betekenis van een motie, die minder dwingend is dan gedacht en zeker minder dwingend dan amendementen of wetsvoorstellen, is het altijd de vraag hoe definitief een 'besluit' is. Is, anders gezegd, een democratisch besluit per definitie het laatste woord?

Herstel van wat als een 'vergissing' werd beschouwd, is meer dan eens voorgekomen. In november 1970 aanvaardde de Tweede Kamer met 68 tegen 65 stemmen een amendement-Scholten over aftrek van kosten voor woon-werkverkeer beneden de 10 kilometer. In dezelfde vergadering verwierp zij een amendement-Scholten, dat voor dekking had moeten zorgen (het was de vergadering waarin freule Wttewaall vanwege het zeer late tijdstip zei: "Dit is gekkenwerk"). Het kabinet kwam met een nieuw wetsvoorstel om de 'fout' te corrigeren. De Tweede Kamer - met een zelfde politieke samenstelling - aanvaardde dat wetsvoorstel in maart 1971. Via reparatiewetjes worden verder soms amendementen die een onbedoeld effect hadden, 'teruggedraaid'.

De gang van zaken rond een amendement op een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwaterwet in 1979 was iets anders. De Tweede Kamer nam in maart 1977 - tegen de zin van de minister - in een slecht gevulde Tweede Kamer met 53 tegen 47 stemmen een amendement-Van Kuijen (PPR) aan over het opleggen van een heffing aan industrieën voor het gebruik van leidingwater. Het volgende kabinet (Van Agt/Wiegel) kwam met een novelle, omdat een dergelijke heffing in zijn ogen grondwettelijk niet mocht. De novelle herstelde dit. CDA'er Hennekam diende daarop een amendement in om het amendement-Van Kuijen geheel ongedaan te maken2). Nadat de Tweede Kamer had beslist dat dit geen destructief amendement was, zoals PvdA en PPR meenden, nam zij het amendement-Hennekam aan. De 'fout' was hersteld, maar je kunt beter zeggen: het politieke besluit teruggedraaid.

De zittende Kamer is, als het om besluitvorming gaat, leidend. Natuurlijk is het niet fraai om besluiten weer snel te veranderen of terug te draaien. Nieuwe inzichten, evaluatie, maar zeker ook veranderde politieke verhoudingen kunnen niettemin reden zijn om dat te doen, en zelfs al heel snel. Voor partijen die 'nu' een succes behalen, is het goed om dat steeds te beseffen.


  • 1) 
    Willem Breedveld en Ruud van Heese, "Wouter Bos: Ik laat me niet opsluiten in een links blok", Trouw, 3 oktober 2006
  • 2) 
    Kamerstuk 15839, nr. 21


Andere recente columns