Een radicale breuk

22 februari 2008, column Bert van den Braak

Op 27 februari 1968 kwam het tot een breuk in de grootste regeringsfractie, de KVP. Drie leden, Jacques Aarden, Paul Janssen en Annie Kessel, verlieten de fractie en vormden een 'radicale' fractie. Een vierde lid, Harry van Doorn, oud-KVP-voorzitter en voorzitter van de KRO, verliet de Kamer. Enkele maanden later werd, onder voorzitterschap van oud-minister Pieter Bogaers, de Politieke Partij Radikalen (PRR) opgericht. Behalve katholieken traden ook enkele progressieve protestanten toe, van wie Bas de Gaay Fortman de bekendste was.

Het electorale succes van de PPR was aanvankelijk beperkt. In 1971 behaalde de partij slechts twee zetels. Toch ging de PPR spoedig een belangrijke rol in de Nederlandse politiek spelen. In een bondgenootschap met PvdA en D66 vormde de PPR de 'progressieve drie', die leek te kunnen uitgroeien tot een Progressieve Volkspartij. In 1971 kwam het tot een gezamenlijk verkiezingsprogramma en maakten Aarden en De Gaay Fortman deel uit van een alternatief kabinet-Den Uyl, dat kort voor de verkiezingen van dat jaar werd gepresenteerd.

In 1972 herhaalde dit zich. De PPR was medeontwerper van het linkse verkiezingsprogramma 'Keerpunt 72', dat later grotendeels de programmatische basis vormde voor het kabinet-Den Uyl. Dankzij de populariteit van Bas de Gaay Fortman en begunstigd door de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd, haalde de PPR bij de vervroegde verkiezingen zeven zetels. In het kabinet-Den Uyl kon de partij daardoor aanspraak maken op twee ministersposten (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Wetenschapsbeleid) en een staatssecretariaat (Verkeer en Waterstaat). Onder meer bij het besluit om de Oosterschelde niet geheel af te sluiten, gaven de PPR-ministers de doorslag. De zevenkoppige fractie opereerde als een linkse 'gideonsbende', die de PvdA bij de 'linkse les' hield.

Het bondgenootschap tussen PPR en PvdA werd, anders dan met D66, tot de verkiezingen van 1977 bestendigd. Samen ontwikkelden zij begin 1977 de meerderheidsstrategie: er zou alleen geregeerd worden als de progressieven in een tweede kabinet-Den Uyl de meerderheid zouden hebben. De verkiezingen van 1977 luidden echter de neergang van de PPR in. De partij verloor vier zetels en zag geen reden meer om samen op te trekken met de PvdA. Juist de PvdA had zetels weggekaapt bij de PPR en had een 'doorbraak' weten te bewerkstelligen van confessionele kiezers naar 'links'. Die doorbraakgedachte was in 1968 cruciaal geweest voor de oprichting van de PPR.

De jaren hierna schoof de PPR meer en meer op in de richting van de andere kleinere linkse partijen PSP, CPN en EVP. Na een moeizaam proces kwam er in 1989 uiteindelijk een gezamenlijke kandidatenlijst en in 1990 een fusie (GroenLinks). Een deel van de gematigde vleugel was inmiddels overgestapt naar de PvdA. Tot hen behoorden Van Doorn, Erik Jurgens en Ad Melkert.

GroenLinks kende een electoraal hoogtepunt in 1998 toen de partij elf zetels kreeg. Onder leiding van Paul Rosenmöller leek zij af te stevenen op kabinetsdeelname. De Fortuyn-revolte en de nederlaag van 'links' in 2002 deden die kans teniet. Samen met de PvdA (en de SP) werd oppositie gevoerd tegen de kabinetten-Balkenende I, II en III. Tot een nieuw bondgenootschap kwam het echter niet. Dat lag overigens ook in belangrijke mate aan de PvdA, die de weg naar het CDA wilde openhouden.

Omstandigheden en verhoudingen zijn inmiddels anders dan in de tijd van het bondgenootschap van PPR en PvdA. De PvdA is naar het midden opgeschoven en GroenLinks is linkser dan de PPR. Toch is die partij ondanks haar deels marxistische wortels en ondanks aanwezige pacifistische en republikeinse sentimenten nog altijd veel meer een potentiële bondgenoot van de PvdA dan van de veel populistischer en eurosceptischer SP. Dat komt niet alleen door inhoudelijke overeenkomsten bij thema's als duurzaamheid en internationale solidariteit, maar evenzeer door een gevoelsmatige verwantschap. Opvallend is bijvoorbeeld dat vrijwel alle PvdA-politici GroenLinks als hun meest verwante politieke partij beschouwen.

Natuurlijk bemoeilijkt de verschillende positie die PvdA en GroenLinks nu als regerings- en oppositiepartij hebben op korte termijn nieuwe samenwerking. Voor beide lijken er echter redenen genoeg om te bezien - en dat mag nog even besloten - of die samenwerking mogelijk is. De vraag is immers of in 2011 'links' sterk genoeg zal zijn om te kunnen blijven regeren. Lukt de samenwerking dan kan GroenLinks wellicht in de voetsporen stappen van de Duitse en Belgische Groenen, die beide al wel regeringsverantwoordelijkheid droegen. En natuurlijk in de voetsporen van de PPR.



Andere recente columns