Het verdriet van links

5 februari 2021, column Bert van den Braak

In aanloop naar de komende verkiezingen en formatie wordt soms het geluid gehoord: de PvdA en GroenLinks kunnen maar beter niet gaan regeren met de VVD. Kijk naar hoe dat met het kabinet-Rutte II ging en wat daarvan de electorale gevolgen waren. Dat voorbeeld volgen, lijkt inderdaad weinig aantrekkelijk. Vraag is wat dan wel? Vorming van een kabinet van bijvoorbeeld D66, PvdA, GroenLinks, CDA, ChristenUnie met gedoogsteun van de SP is hoogstens theoretisch denkbaar. In sommige progressieve kringen lijkt nog steeds niet het besef doorgedrongen dat 'rechts' altijd sterker is dan 'links'. Slechts in 1998 was er evenwicht tussen beide blokken. Om te kunnen regeren, zal iedere linkse partij altijd een 'rechtse' partner moeten zoeken. Een minderheidspositie is voor links een gegeven.

De kabinetten waaraan de PvdA deelnam, waren sowieso geen groot succes, ook al was er in 1977 flinke winst. Het meest dramatische voorbeeld was het 'vechtkabinet'-Van Agt II. Maar ook Lubbers III en Balkenende IV werden gekenmerkt door stroeve verhoudingen. Paars I leverde de PvdA in 1998 electorale winst op, maar legde tevens de kiem voor groei van de SP en voor bredere onvrede over het verwateren van de linkse idealen. Na Paars II was er in 2002 de harde klap van 22 zetels verlies (overigens ging 'links' als geheel toen terug van 75 naar 49 zetels).

Het kabinet-Den Uyl, het enige kabinet waarin de progressieven een meerderheid hadden (ook het D'66 van Van Mierlo behoorde daar toen nog toe), kan evenmin als een onverdeeld succes worden beschouwd. Van structurele hervormingen kwam weinig terecht. In de gedegen en lezenswaardige biografie1) over Van Mierlo zet auteur Hubert Smeets wat resultaten op een rij (Oosterschelde, softdrugsbeleid, stadsvernieuwing). Nogal krampachtig worden echter wetgevende 'successen' opgevoerd, al erkent hij tevens dat veel voorstellen sneuvelden2). Maar de vermelde herziening van de Wet op de ondernemingsraden werd toch echt pas door het kabinet-Van Agt I in het Staatsblad gebracht, zonder verzelfstandigde ondernemingsraad. De Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen was al door het kabinet-De Jong ingediend. En om twee afvalstoffenwetten en de Winkelsluitingswet 19763) nu als kenmerkende successen van het meest progressieve kabinet te zien? Tja.

De tragiek voor de progressieven leek in 1977 te zijn dat er, ondanks de tien zetels winst van de PvdA, geen tweede kabinet-Den Uyl kwam. Het is echter onwaarschijnlijk dat dit kabinet, als het er was gekomen, wél een succesvol progressief kabinet zou zijn geweest. In 1973 was er nog christendemocratische verdeeldheid; in 1977 was én de rechtse CHU aangesloten bij ARP en KVP, én was er evenmin een progressieve parlementaire meerderheid.

Om te kunnen regeren is voor iedere linkse partij een coalitie met een rechtse partij (en inmiddels zelfs meerdere) nodig. Die krachtsverhoudingen leiden bij de verkiezingen na de kabinetsperiode bijna onvermijdelijk tot verlies. Uitgesproken 'linkse' punten zijn moeilijk te verwezenlijken en dat leidt tot teleurstelling, zo bleek in 2010 en 2017. Dat was overigens ook al zo tijdens de periode van de kabinetten-Drees. Ook toen moest de PvdA steeds veel water bij de wijn doen, tot toenemend ongenoegen van de eigen fractie onder leiding van Jaap Burger. De succesvolle wederopbouw, de populariteit van Drees, en de grote trouw aan de eigen zuil, zorgden toen nog voor electorale stabiliteit (en zelfs enige winst). Kenmerkende linkse punten (zoals meer overheidssturing, beheersing van grondprijzen en verkleining van inkomensverschillen) werden echter niet gerealiseerd.

Wie stelt dat 'links' (PvdA en GroenLinks) na de komende verkiezingen maar niet met 'rechts' moet gaan regeren, zegt eigenlijk: kies voor de oppositie. Dat is het verdriet van links. Wel regeren zorgt voor 'verwateren' en een groot afbreukrisico, niet regeren betekent aan de kant blijven staan. Alleen een sterk links blok biedt misschien kansen bij de formatie, maar ook dan is de realiteit dat 'rechts' altijd een parlementaire meerderheid heeft.


  • 1) 
    Hubert Smeets, Een wonderbaarlijk politicus. Hans van Mierlo 1931-2010 (Amsterdam, 2021).
  • 2) 
    Na 1977 werden ingetrokken de wetsvoorstellen Vermogensaanwasdeling, de Wet openbaarheid van inkomens, de Wet Gezondheidsverzekering, de Wet reorganisatie binnenlands bestuur en de Postbankwet. Over de Middenschool werd zelfs nooit een voorstel ingediend. In de Wet investeringsrekening, Onteigeningswet en Wet agrarisch grondverkeer ontbraken wezenlijke hervormingen.
  • 3) 
    Door de Winkelsluitingswet 1976 verviel onder meer de verplichte halvedagsluiting en werd één koopavond per week toegestaan.


Andere recente columns