Ook gedogers moeten straks stemmen

20 augustus 2010, column Bert van den Braak

In 1973 werd tijdens de formatie-Burger voor het eerst het begrip gedogen geïntroduceerd in de Nederlandse politiek. Er werd toen een progressief kabinet-Den Uyl geformeerd en Burger vroeg de drie christendemocratische partijen, ARP, CHU en KVP, dat kabinet te gedogen. Burger ging echter verder dan alleen te streven naar acceptatie door die partijen van het aantreden van een links minderheidskabinet. Hij zocht rechtstreeks christendemocratische kandidaten aan voor het kabinet, om zo de christendemocraten via een omweg direct te binden aan het kabinet.

Het lukte hem de antirevolutionairen Boersma en De Gaay Fortman sr. bereid te vinden minister te worden in een kabinet-Den Uyl. Na een lange formatie - en na werkzaamheden van de informateurs Van Agt en Albeda - stemde ook de KVP in met deelname van KVP'ers (Van Agt, Lubbers, Westerterp en Brouwer) aan het kabinet. De CHU haakte af. Basis voor het kabinetsbeleid werden de (geactualiseerde) programma's van 'linkse drie' en christendemocraten en een lijstje van door de ministers-in-spe gemaakte afspraken. De Tweede Kamerfracties van ARP en KVP stemden in met totstandkoming van het kabinet-Den Uyl. Van gedogen was toen feitelijk al geen sprake meer; er was een duidelijke band met het kabinet.

Strikt genomen - Van den Berg wees daar op in zijn column van 16 juli jl. - kan ieder kabinet aantreden en vervolgens gaan regeren, waarbij het Thorbeckiaanse adagium geldt 'wacht op onze daden'. Een vertrouwensmotie zoals bijvoorbeeld in Duitsland bij het aantreden van een nieuw kabinet wordt verlangd, kennen wij niet. Sinds de formatie van het vijfde kabinet-Colijn weten we echter dat een aantredend kabinet er verstandig aan doet zich ervan te vergewissen of het over voldoende regeerkracht beschikt.

Als er onvoldoende vertrouwen bestaat in het voorgenomen beleid, dan is het waarschijnlijk dat de Tweede Kamer dat in een motie vastlegt en het kabinet niet anders kan doen dan zijn ontslag in te dienen. Zo gebeurde het in 1939 na aanneming van de motie-Deckers. Theoretisch is het denkbaar dat bijvoorbeeld PvdA, SP en GroenLinks een kabinet vormen, maar praktisch gezien heeft zo'n kabinet geen levenskans.

Gedogen van een minderheidskabinet is meer dan het louter toestaan om te beginnen met regeren. Het vraagt vooral om actieve steun voor maatregelen tijdens de kabinetsperiode. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vóór belangrijke wetsvoorstellen van het kabinet stemmen, om het steunen van het kabinet als moties in stemming worden gebracht om het beleid te wijzigen (of zelfs af te keuren) en om het afwijzen van voorstellen om bijvoorbeeld de begroting te wijzigen. Het spreekt voor zich dat ook de begrotingen van de diverse departementen moeten worden aanvaard.

Deze vorm van gedogen kenden we overigens al in 1901. Toen trad het kabinet-Kuyper aan, dat alleen ministers van ARP- en katholieke huize (naast enkele partijlozen) telde. De fractie van Vrij-antirevolutionairen (en eenmansfractie van de Friese christelijk-historischen) nam direct deel aan de besprekingen over programma en samenstelling van het kabinet. Partijleider De Savornin Lohman verlangde geen ministerspost(en), wilde daarnaast een zekere vrijheid behouden ten opzichte van het kabinet, maar onderschreef wel het kabinetsprogramma. Bij stemmingen over concrete voorstellen gaf de Vrij-antrevolutionaire fractie steeds steun aan het kabinet. Belangrijk was voorts dat het kabinet op aandrang van Lohman c.s. niet met voorstellen voor kiesrechtuitbreiding kwam.

Na de vorming van het minderheidskabinet-Zijlstra in 1966 (een overgangskabinet van KVP en ARP) zorgden de CHU-fracties er in beide Kamers voor dat met gering verschil een omstreden wetsvoorstel werd aanvaard om een aangekondigde belastingverlaging uit te stellen. Pikant was dat de kwestie van het uitstel mede aanleiding was geweest voor de kabinetscrisis die in de Nacht van Schmelzer ontstond. De CHU was door haar stemgedrag ten volle verantwoordelijk voor het begrotingsbeleid van het interimkabinet.

Voor een door de PVV gedoogd kabinet-Rutte zal eveneens gelden dat bij concrete beslissingen, meer in het bijzonder bij stemmingen, zichtbaar wordt wat de gedoogsteun inhoudt. Het is echter een misverstand om te menen dat steun van de PVV aan een VVD-CDA-kabinet een grote mate van vrijblijvendheid biedt of het afschuiven van de verantwoordelijkheid mogelijk maakt.



Andere recente columns