Coronacrisis: wettelijke bevoegdheden voor maatregelen
DEN HAAG (PDC) - Momenteel is het openbare leven in de greep van overheidsmaatregelen die worden genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Alhoewel men over het algemeen doordrongen lijkt van de ernst van de situatie, kunnen mensen zich afvragen waar de regering wettelijk het recht vandaan haalt deze maatregelen op te leggen. Naast de Nederlandse Grondwet, die in het algemeen bepaalt dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de volksgezondheid (artikel 22, eerste lid) wordt dat recht ontleend aan de Wet publieke gezondheid (Wpg).
De Wpg verving in 2008 de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid, de Infectieziektewet en de Quarantainewet en implementeerde de internationale afspraken op het gebied van infectieziektebestrijding zoals in 2005 vastgelegd in de Internationale Gezondheidsregeling (IGR) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De IGR voorzag in de dringende noodzaak voor internationale afspraken om mondiale dreigingen van infectieziektecrises – zoals destijds het SARS-virus en de vogelgriep - het hoofd te kunnen bieden.
Het wetsvoorstel publieke gezondheidszorg werd in 2007 ingediend door toenmalig minister van Volksgezondheid Ab Klink en werd in 2008, met algemene stemmen door beide Kamers aangenomen. Door de versnipperde Nederlandse infectieziekteregelgeving onder te brengen in één wet, kan op adequate wijze een infectieziektecrisis worden bestreden.
Daar plukken we bij de bestrijding van het coronavirus de vruchten van. Hiertoe heeft minister Bruins op 21 februari jl. een wijziging op de Wpg ingediend, tot incorporatie van de Regeling 2019-nCov. In deze regeling is het novel coronavirus (2019-nCoV) aangemerkt als behorende tot groep A van de Wpg en zijn alle bepalingen van de Wpg die gelden voor infectieziekten behorende tot groep A van toepassing verklaard op de bestrijding van dit virus. Hiermee worden alle bestrijdingsbevoegdheden (hoofdstuk V) uit de Wpg geactiveerd.
Tevens wordt de minister voor Medische Zorg met het aanmerken van deze infectieziekte als behorende tot groep A, verantwoordelijk voor de leiding van de bestrijding van deze ziekte. Voorts draagt de verantwoordelijke minister, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, de voorzitters van de veiligheidsregio’s op de door hem besloten maatregelen uit te voeren.
Naast bevoegdheden op grond van de Wpg kunnen de voorzitters van de Veiligheidsregio’s zich ook beroepen op de Wet veiligheidsregio’s (Wvr), waarmee ze ondermeer bevoegdheden van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde en de veiligheid overnemen. Deze wet uit 2009 (verdedigd door minister Ter Horst) werd in de Tweede Kamer aangenomen met een tegenstem van de PVV; in de Eerste Kamer was er algemene steun.