Inhoudsopgave van deze pagina:
- 50: Volksvertegenwoordiging
- 51: Tweekamerstelsel
- 52: Zittingsduur Eerste en Tweede Kamer
- 53: Evenredige vertegenwoordiging; geheime stemming
- 54: Verkiezing Tweede Kamer; uitsluiting kiesrecht
- 55: Verkiezing Eerste Kamer
- 56: Vereisten lidmaatschap Staten-Generaal
- 57: Incompatibiliteiten parlementsleden
- 57a: Tijdelijke vervanging lid Staten-Generaal wegens zwangerschap, bevalling en ziekte
- 58: Geloofsbrieven
- 59: Wettelijke regeling kiesrecht, verkiezingen
- 60: Ambtsaanvaarding parlementsleden
- 61: Voorzitterschap Kamers, ambtenaren
- 62: Voorzitterschap verenigde vergadering
- 63: Geldelijke voorzieningen parlementsleden
- 64: Kamerontbinding
53: Evenredige vertegenwoordiging; geheime stemming
-
1.De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
-
2.De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.
54: Verkiezing Tweede Kamer; uitsluiting kiesrecht
-
1.De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.
-
2.Van het kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht.
55: Verkiezing Eerste Kamer
De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten en de leden van een kiescollege als bedoeld in artikel 132a, derde lid. De verkiezing wordt, behoudens in geval van ontbinding der kamer, gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten.
57: Incompatibiliteiten parlementsleden
-
1.Niemand kan lid van beide Kamers zijn.
-
2.Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman, of lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
-
3.Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal, totdat omtrent die beschikbaarstelling is beslist.
-
4.De wet kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen bepalen dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten-Generaal of van één der Kamers kunnen worden uitgeoefend.
58: Geloofsbrieven
Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar nieuwbenoemde leden en beslist met inachtneming van bij de wet te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.
63: Geldelijke voorzieningen parlementsleden
Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden bij de wet geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
64: Kamerontbinding
-
1.Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden.
-
2.Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden.
-
3.De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt.
-
4.De wet stelt de zittingsduur van een na ontbinding optredende Tweede Kamer vast; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren. De zittingsduur van een na ontbinding optredende Eerste Kamer eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd.