Het bloemetjesregister

8 november 2013, column Bert van den Braak

Kamerleden nemen namens ons besluiten, controleren de regering en maken samen met de regering wetten. Het zijn echter ook belangenvertegenwoordigers. Dat laatste heeft tegenwoordig een tamelijk negatieve bijklank, maar lange tijd was vertegenwoordigen van belangen de normaalste zaak van de wereld.

In de tijd dat wij nog een stelsel met kiesdistricten kenden, werden Kamerleden er op afgerekend als ze onvoldoende waren opgekomen voor de belangen van hun streek. In de negentiende eeuw was bij de aanleg van spoor- en vaarwegen, bij de komst van scholen of bij het opheffen van rechtbanken het regionale aspect van wezenlijk belang. Regionale 'belangenbehartiging' is overigens nooit geheel verdwenen, al zijn er steeds minder Kamerleden die uitsluitend vanuit die insteek optreden. Gebieden als Limburg, Twente en Noordoost-Groningen hechten echter nog steeds aan 'eigen' vertegenwoordigers.

Zeker na de invoering van de evenredige vertegenwoordiging in 1918 kwamen Kamerleden vooral op voor specifieke belangen van onderwijzers, mijnwerkers, boeren, middenstanders, vissers, lagere ambtenaren, officieren, kortom zo ongeveer elke denkbare beroepsgroep. Dat bleef zo tot omstreeks de jaren zeventig. Partijen rekruteerden hun kandidaten lange tijd ook juist vanwege hun specifieke bekendheid in en met bepaalde beroepssectoren. De fractie van de PvdA telde vele vakbondsmensen uit verschillende sectorale bonden, en de christelijke fracties waren bijna een afspiegeling van de in ons land aanwezige maatschappelijke belangen. Alleen bij de VVD was het beeld wat minder duidelijk, al telde ook die fractie altijd vertegenwoordigers uit de middenstand en vaak leden die op enigerlei wijze met de werkgeversorganisaties waren verbonden.

Belangenvertegenwoordiging mocht, nee sterker: moest. Bedenkelijk werd het hoogstens gevonden als er financiële belangen in het geding waren. Kamerleden stemmen immers zonder last. Daarover was echter lange tijd niet veel bekend. Dat de liberaal J. Gerritzen in 1922 zijn zetel 'kocht' (door een flinke donatie aan zijn partij) om zo de belangen van de ondernemers in Nederlands-Indië te kunnen verdedigen, is pas veel later bekendgeworden*). De discussie over financiële belangenverstrengeling ging feitelijk pas spelen toen begin 1976 naar buiten kwam dat het olieconcern Gulf de christendemocraten Roolvink en Schmelzer (en toenmalig AVRO-kopstuk Ferry Hoogendijk) als betaalde adviseurs had. Roolvink was toen Tweede Kamerlid voor de ARP.

Dat zorgde voor een eerste roep om openbaarheid van nevenfuncties van Kamerleden. Met name Kamervoorzitter Anne Vondeling maakte zich daar sterk voor. De 'schijn des kwaads' moest worden voorkomen. Die openbaarheid is er inmiddels gekomen, maar het debat over belangenverstrengeling kwam daarmee niet ten einde. Na aandrang vanuit de Kamer zorgde PvdA-Kamerlid Staf Depla er in 2003 voor dat in het reglement van orde werd opgenomen dat de Griffie (het secretariaat van de Kamer) een register bijhoudt van door de leden ontvangen giften en cadeaus met een waarde van meer dan 50 euro. Verder kwam er een register met door leden gemaakte buitenlandse reizen op uitnodiging van derden. Deze registers zijn, evenals dat van de nevenfuncties, openbaar.

De gedachte achter die openbare registers is prima. Vraag is echter of daarmee antwoord worden gegeven op de vraag of Kamerleden mogelijk vanwege onzuivere redenen belangen behartigen. Wie de registers met geschenken en reizen bekijkt, zal een lichte glimlach toch moeilijk kunnen onderdrukken. Fijn om te weten dat Manon Fokke (PvdA) van een school waar ze een themadag opluisterde een bos bloemen en een VVV-bon heeft gekregen, en leuk dat Esther Ouwehand al weer zes jaar geleden een doos asperges heeft gekregen (van wie eigenlijk?). Maar of we daar nu echt iets wijzer van worden. Betekenen de bijna veertig meldingen 'geen opgave' dat al die leden niets hebben gehad? Het register met reizen bevat bijna uitsluitend 'dienstreizen'. Joël Voordewind, die op kosten van het Amerikaanse ministerie van Defensie naar Guantanamo Bay reisde en Geert Wilders, die speechen hield in de VS en Australië, zijn de uitzonderingen. Maar hoe het nu echt zit met de financiering van met name activiteiten van laatstgenoemde, blijft een vraag.

Het signaleren van mogelijke belangenverstrengeling staat of valt uiteraard bij betrouwbaarheid en transparantie. Meldingen van formele reizen en van kleine giften, bijvoorbeeld als Kamerleden ergens een praatje hebben gehouden, hebben nauwelijks een meerwaarde. Openbaarmaking van nevenfuncties kan wel nuttig zijn. Maar dan wel graag via een helder, actueel overzicht, waarin is te zien welke betaalde neveninkomsten iemand heeft naast het Kamerlidmaatschap (en dat is anders dan nevenactiviteiten, zoals het schrijven van een boek) en met een duidelijk onderscheid tussen betaalde, onbetaalde en 'erefuncties'.

*) P.C.G. van Schie, Vrijheidsstreven in verdrukking. Liberale partijpolitiek in Nederland 1918-1940, p. 55



Andere recente columns