Afscheid van filosoof Balkenende

Het was een verademing, een minister-president die sprak over moraal. Over gemeenschapszin, naastenliefde en rentmeesterschap. Toch waren de discussies in de Tweede Kamer met Jan Peter Balkenende voor mij een teleurstelling. Het beleid van minder overheid en meer markt gaf immers blijk van een heel andere moraal. Het bevorderde competitie tussen mensen, deed een beroep op de eigen verantwoordelijkheid en stimuleerde het maken van winst op korte termijn. De stoïcijnse Balkenende leek die tegenstelling tussen zijn christelijke waarden en de normen van de markt niet te zien.

Balkenende was een politicus met een filosofie. Dat bleek in zijn boek Anders en beter uit 2002, het resultaat van zeven jaren ‘herbronnen’ in de oppositie tegen de pragmatische politiek van Wim Kok. Hierin schreef Balkenende over de mens als een ‘relationeel wezen’, dat is ingebed in morele gemeenschappen, zoals kerk en gezin, scholen en zorginstellingen, bedrijven en verenigingen. En over de ‘soevereiniteit in eigen kring’, de opvatting dat elke gemeenschap haar eigen taak heeft in de samenleving. Balkenende staat hiermee in een lange calvinistische traditie. De wortels voor zijn politieke opvattingen liggen in de wijsbegeerte van Herman Dooyeweerd. Diens Wijsbegeerte der Wetsidee (1935-1936) was decennialang verplichte kost op de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit. Deze filosofie is vormend geweest voor de student Balkenende, maar ook voor andere gereformeerde jongens, zoals Piet Hein Donner en André Rouvoet. De laatste regering van Balkenende is daarom wel een ‘Dooyeweerd-kabinet’ genoemd.

Het leven kent volgens Dooyeweerd vele aspecten, zoals morele, psychische en economische, die elk hun eigen wetten kennen. Deze ‘wetskringen’ zijn autonoom ten opzichte van elkaar. Datzelfde geldt voor de verschillende aspecten van de samenleving: kerken, gezinnen en bedrijven hebben elk hun eigen morele, maatschappelijke en economische macht. De overheid heeft de ‘zwaardmacht’, is verantwoordelijk voor orde en veiligheid, maar moet zich niet te veel mengen in de verantwoordelijkheden van anderen. De filosofie van Dooyeweerd is een christelijke bevrijdingsleer. Niet de overheid, maar ouders en leraren zijn verantwoordelijk voor het onderwijs, patiënten en artsen voor de zorg, bewoners en corporaties voor de woningbouw. Tijdens de regeringen van Balkenende heeft de overheid inderdaad meer afstand genomen van de maatschappelijke ‘kringen’, zoals scholen en zorginstellingen, corporaties en verzekeraars, openbaar vervoer- en energiebedrijven. Maar tot meer ‘soevereiniteit’ heeft dit niet geleid.

Onder Balkenende is de macht van het zwaard ingeruild voor de macht van de commercie, die de samenleving nu haar eisen oplegt. De zeggenschap van de overheid is beperkt, maar de invloed van de markt is groter geworden. Dooyeweerd wilde scholen meer vrijheid geven om het onderwijs in te richten, zorginstellingen meer verantwoordelijkheid voor de zorg, corporaties meer vrijheid om woningen te bouwen. De invoering van meer marktwerking heeft aan deze ‘soevereiniteit’ juist afbraak gedaan.

Deze column verscheen in Filosofie Magazine van november 2010