Artikel III-197: Derogatie voor lidstaten die niet deelnemen aan de Euro

III-193
Artikel III-197
III-198

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
  • 3. 
    De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Artikel III-197 beschrijft de procedures die niet van toepassing zijn op de lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd (artikel 122 EG-Verdrag).

Hieraan zijn in het Grondwettelijk Verdrag toegevoegd de beslissing over gemeenschappelijke posities en vertegenwoordiging van de eurozone in internationale financiële instellingen, alsmede de beslissing over de beleidsaanbevelingen aan lidstaten van de eurozone in het kader van het multilateraal toezicht op het economisch beleid of de buitensporig tekortprocedure.

2.

Toelichting Belgische regering

Afdeling 5 is gewijd aan de overgangsbepalingen en bevat -- zoals in het huidige Verdrag -- bepalingen die niet van toepassing zijn op de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone en waarvoor hun stemrecht wordt geschorst.

In vergelijking met het huidige Verdrag wordt deze lijst uitgebreid met de GREB die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel III-197, lid 2, a)), de keuze van gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de economische en monetaire unie van bijzonder belang zijn (artikel III-197, lid 2, i)), alsook de maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties (artikel III-197, lid 2, j)).

Bovendien bepaalt artikel III-197, lid 4, dat de stemrechten binnen de Raad van de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone ook worden geschorst bij het aannemen van de aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten van de eurozone, alsook van alle maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van deze lidstaten.

Alvorens de Raad een nieuwe lidstaat tot de eurozone kan toelaten, moet hij een aanbeveling krijgen van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten van de eurozone (artikel III-198, lid 2).

Deze bepalingen worden aangevuld met een specifiek protocol over de Eurogroep. Daarin wordt de rol van de Eurogroep, die op informele wijze is samengesteld uit de ministers van de lidstaten van de eurozone, de Commissie en de Europese Centrale Bank, expliciet erkend. Het protocol bepaalt ook dat de ministers van de eurozone bij meerderheid van de lidstaten een voorzitter kiezen voor een periode van twee en een half jaar.

Wij merken nog op dat de huidige overgangsbepalingen geactualiseerd en herschikt werden; daarbij werden de bepalingen geschrapt die achterhaald waren als gevolg van de voltooiing van de overgangsfasen naar de eurozone.

Met betrekking tot de besluitvormingsmechanismen is de regel van de gekwalificeerde meerderheid -- in plaats van de eenparigheid -- van toepassing voor de wijziging van sommige bepalingen van het protocol tot vaststelling van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (artikel III-187, lid 3) en voor de benoeming van de president, de vice-presidenten en de overige leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel III-382, lid 2).

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro vallen onder een derogatie als omschreven in lid 2 van dit artikel. Deze lidstaten worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
  • 2. 
    Een derogatie als bedoeld in lid 1 houdt in dat de volgende bepalingen van de Grondwet niet op de betrokken lidstaat van toepassing zijn:
    • a) 
      de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (ex artikel 99, lid 2)
    • b) 
      verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (ex artikel 104, leden 9 en 11)
    • c) 
      doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ex artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5)
    • d) 
      uitgifte van de euro (ex artikel 106)
    • e) 
      rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (ex artikel 110)
    • f) 
      maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (ex artikel 123, lid 4)
    • g) 
      monetaire overeenkomsten (ex artikel 111)
    • h) 
      externe vertegenwoordiging van de euro (nieuw artikel)
    • i) 
      aanwijzing van de leden va n de directie van de Europese Centrale Bank (ex artikel 112, lid 2, onder b).

    De uitsluiting van een dergelijke lidstaat en zijn nationale centrale bank van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken is vastgelegd in hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken.

  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Grondwet, kunnen aanvullende maatregelen worden aangenomen die gericht zijn op de lidstaten die de euro als nationale munt hebben, met name ter versterking van de coördinatie van hun respectieve economische beleid en de begrotingsdiscipline. Deze maatregelen hebben betrekking op de richtsnoeren voor het economisch beleid, en op het toezicht daarop (ex artikel 99, leden 2 en 3) alsmede op de buitensporige tekorten (ex artikel 104, leden 6, 8 en 12). Lid 5 is van toepassing.
  • 4. 
    In de in lid 2 genoemde artikelen wordt lidstaten gelezen als "lidstaten die niet vallen onder een derogatie''.
  • 5. 
    De stemrechten van de lidstaten die vallen onder een derogatie worden geschorst ten aanzien van de maatregelen van de Raad, bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen. Als gekwalificeerde meerderheid geldt de meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten die niet vallen onder een derogatie welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt. Eenparigheid van stemmen van die lidstaten is vereist voor elke handeling waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
2003
  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad van Ministers niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
  • 3. 
    De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
  • 4. 
    De stemrechten van de leden van de Raad van Ministers die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van Ministers van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen. Als gekwalificeerde meerderheid geldt de meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten die niet vallen onder een derogatie, welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt. Eenparigheid van stemmen van die lidstaten is vereist voor iedere handeling waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
2003
  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd. [**]
  • j) 
    maatregelen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties (artikel III-90, lid 2). [*]

Derhalve wordt in de hierboven genoemde artikelen "lidstaten" gelezen als "de lidstaten die de euro als munt hebben".

  • 3. 
    De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

 

Noot [*] bij lid 2 sub i en j en lid 4 sub a en b

De wijzigingen voorgesteld tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1) zijn gehandhaafd in het slotdocument CIG 85/04, dat is gepubliceerd na afloop van de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004.

Noot [**] PDC bij lid 1:

Het Secretariaat van de IGC wees op een verschil tussen de Franse en de Engelse taalversie van dit lid (document CIG 72/04):

In de Franse versie luidt artikel III-91, lid 1, als volgt:

"Les États membres, dont le Conseil n'a pas décidé qu'ils remplissent les conditions nécessaires pour l'adoption de l'euro, sont ci-après dénommés 'États membres faisant l'objet d'une dérogation'."

De Engelse versie van dezelfde bepaling zegt precies het tegenovergestelde :

"Member States which the Council has decided do not fulfil the necessary conditions for the adoption of the euro shall hereinafter be referred to as 'Member States with a derogation'."

Voetnoot [***] bij lid 4

Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:

Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:

In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-24 , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.

De twee laatste alinea's hebben één laatste alinea vervangen, waarvan de tekst (document CIG 50/03) luidde:

Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan de meerderheid van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten.

Noot bij lid 3 (= de cursieve alinea hierboven, document CIG 50/03):

De Groep juridische deskundigen van de IGC is van oordeel dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).

In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.

2004
  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
  • 3. 
    De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken, overeenkomstig hoofdstuk IX van het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.