Artikel I-27: De voorzitter van de Europese Commissie

I-26
Artikel I-27
I-28

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.
  • 3. 
    De voorzitter van de Commissie:
    • a) 
      stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult;
    • b) 
      beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden;
    • c) 
      benoemt vice-voorzitters, andere dan de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, uit de leden van de Commissie.

    Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie neemt ontslag overeenkomstig de in artikel I-28, lid 1, bepaalde procedure indien de voorzitter hem daarom verzoekt.

2.

Toelichting Nederlandse regering

Nederland heeft in het Benelux-memorandum gepleit voor verkiezing van de voorzitter van de Commissie door het Europees Parlement, waarna vervolgens de Europese Raad zich uitspreekt over de door het Europees Parlement gekozen kandidaat. In de amendementen die de Benelux op de institutionele artikelen heeft ingediend in de Conventie is dit voorstel eveneens neergelegd.

Het Benelux-voorstel bevatte een omkering van de procedure zoals neergelegd in artikel 214 EG-Verdrag, waarbij de Europese Raad een voordracht doet die vervolgens door het Europees Parlement wordt goedgekeurd. Belangrijkste oogmerk van de regering vormde het versterken van de positie van de voorzitter van de Commissie door diens democratische legitimiteit te vergroten. Indien de voorzitter zou beschikken over een mandaat van het Europees Parlement zou zijn positie vis-à-vis de (Europese) Raad aanzienlijk worden versterkt.

Een volledige omkering van de procedure zoals neergelegd in artikel 214 van het EG-Verdrag bleek echter onhaalbaar. Wel is in artikel I-27, eerste lid, van het Grondwettelijk Verdrag reeds aanzienlijke vooruitgang geboekt. De Europese Raad draagt immers een kandidaat voor "rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging". Zulks impliceert dat de Europese Raad de voordracht niet geheel naar eigen inzicht kan doen. Er zal door de staatshoofden en regeringsleiders - meer dan onder de oude verdragen - rekening moeten worden gehouden met de mening van het Europees Parlement.

Op voorstel van de Benelux-landen is een Verklaring bij de Slotakte aangenomen die het bepaalde in artikel I-27 uitwerkt door in nader detail het proces te beschrijven dat dient plaats te vinden tussen de Europese Raad en het Europees Parlement (Verklaring 7).

Deze Verklaring schrijft voor dat alvorens de Europese Raad een kandidaat voorstelt, eerst consultaties plaatsvinden tussen de Europese Raad en het Europees Parlement, waarbij met name gesproken dient te worden over de achtergrond van de kandidaat of kandidaten.

De regering meent dat een dergelijk debat over de profielschets van de voorzitter van de Commissie door het Europees Parlement kan worden gebruikt om zijn invloed op de procedure verder te doen toenemen dan reeds het geval is in artikel I-27. Zij is dan ook tevreden met de uitkomst van de IGC op dit punt. Hoewel de inzet van de Benelux-landen niet ten volle is gerealiseerd, is er toch sprake van een acceptabel compromis.

De taken en bevoegdheden van de voorzitter van de Commissie zijn beschreven in artikel I-27, derde lid. Deze stemmen in grote lijnen overeen met hetgeen bepaald is in artikel 217 EG-Verdrag. Ook de bevoegdheid van de voorzitter van de Commissie een lid van het college te verzoeken zijn ontslag in te dienen, is gehandhaafd. Waar in het verleden daartoe de goedkeuring van het college nodig was (artikel 217 EG-Verdrag), is dat onder het Grondwettelijk Verdrag niet meer het geval. Dit versterkt de positie van de voorzitter binnen het college.

3.

Toelichting Belgische regering

De Grondwet bepaalt dat het Europees Parlement (met gewone meerderheid van stemmen) de voorzitter van de Europese Commissie verkiest, nadat de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en rekening houdend met het resultaat van de Europese verkiezingen een kandidaat heeft voorgedragen.

Een verklaring die berust op een voorstel van de Benelux bepaalt overigens dat er overleg moet zijn tussen het Europees Parlement en de Europese Raad vooraleer de Raad een kandidaat aanduidt.

Ook al kan het Europees Parlement -- zoals dat ook vandaag het geval is -- de kandidaat die de Europese Raad voorstelt enkel aanvaarden of afwijzen, zonder een alternatieve kandidaat voor te stellen, toch is het Grondwettelijk verdrag vernieuwend omdat het de Europese Raad verplicht om rekening te houden met het resultaat van de Europese verkiezingen. Op die manier krijgt de aanduiding van de voorzitter van de Europese Commissie een meer politiek karakter, vooral als de Europese politieke partijen erin slagen om hun kandidaten voor het voorzitterschap van de Commissie tijdig voor te stellen.

Het voorstel van de Conventie, waarbij de voorzitter van de Europese Commissie Europese Commissarissen zou kunnen kiezen op basis van een lijst met drie personen van elke lidstaat, is in het Grondwettelijk verdrag niet behouden.

De procedure voor de voordracht van de leden van de Europese Commissie (met uitzondering van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie) wordt in vergelijking met de huidige procedure (gedefinieerd in artikel 214 VEG) niet gewijzigd.

De Raad stelt in onderlinge overeenstemming met de voorzitter van de Commissie en met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen de lijst vast van de personen van wie hij de benoeming voorstelt. Zij worden gekozen op basis van de voordrachten van de lidstaten. De voorzitter, de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de overige leden van de Commissie worden als college onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Op basis van deze goedkeuring wordt de Commissie door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.

Daarentegen geeft het Grondwettelijk verdrag wel een aantal nadere criteria waaraan de kandidaten moeten voldoen. Ze moeten op grond van hun algemene bekwaamheid en Europese inzet worden gekozen. Nadat de Commissie in aantal is verkleind, moeten ze in voldoende mate de demografische en geografische verscheidenheid van alle lidstaten weerspiegelen.

In lid 3 worden de bevoegdheden van de voorzitter van de Commissie gedefinieerd. Zijn bevoegdheden worden versterkt door de procedure waarbij aan een Commissaris kan worden verzocht af te treden. Een Europees Commissaris zal inderdaad moeten aftreden als de voorzitter daarom verzoekt. Die beslissing moet niet worden goedgekeurd door het college, zoals momenteel wordt bepaald in artikel 217 VEG.

4.

Ontwikkeling artikel

1994

De voorzitter van de Commissie verdeelt de bevoegdheden onder de leden van de Commissie.

Hij coördineert de werkzaamheden van de Commissie en heeft bij staking van de stemmen een doorslaggevende stem.

Op verzoek van het Europees Parlement of van de Raad kan de voorzitter het mandaat van een lid van de Commissie beëindigen.

2003
  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europese Parlement een kandidaat voor de functie van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Europees Parlement bij meerderheid van stemmen van zijn leden gekozen. Indien deze kandidaat geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad binnen een maand volgens dezelfde procedure een nieuwe kandidaat bij het Europees Parlement voor.
  • 2. 
    Elke lidstaat stelt een lijst van drie personen op, onder wie ten minste een vrouw, die hij geschikt acht voor de functie van lid van de Europese Commissie. Uit deze personen wijst de verkozen voorzitter, rekening houdend met de Europese politieke en geografische evenwichten, ten hoogste dertien op grond van hun bekwaamheid en Europese inzet gekozen personen aan die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. De voorzitter en de als leden van de Commissie aangewezen personen worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.
  • 3. 
    De Commissie legt als college verantwoording af aan het Europees Parlement. Deze instelling kan een motie van afkeuring betreffende de Commissie aannemen volgens de voorwaarden van artikel X van de Grondwet. Indien een dergelijke motie wordt aangenomen, moeten de leden van de Commissie gezamenlijk aftreden. Zij blijven de lopende zaken behartigen totdat in hun vervanging is voorzien.
  • 4. 
    De voorzitter van de Commissie stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar opdracht vervult. Hij beslist over de interne organisatie van de Commissie, teneinde de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden te waarborgen. Hij benoemt de vice-voorzitters uit de leden van de Commissie.
  • 5. 
    De voorzitter kan gedelegeerde commissieleden benoemen, die worden gekozen op basis van dezelfde criteria als die welke voor de leden van de Commissie worden gehanteerd. Hun aantal mag dat van de leden van de Commissie niet overschrijden.
2003
  • 2. 
    Elke lidstaat stelt een lijst van drie personen op, onder wie ten minste een vrouw, die hij geschikt acht voor de functie van lid van de Europese Commissie. Uit deze personen wijst de verkozen voorzitter, rekening houdend met de Europese politieke en geografische evenwichten, ten hoogste dertien op grond van hun bekwaamheid en Europese inzet gekozen personen aan die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. De voorzitter en de als leden van de Commissie aangewezen personen, met inbegrip van de toekomstige minister van Buitenlandse zaken, vormen een college waaraan het Europees Parlement via een stemming zijn goedkeuring moet hechten. De ambtstermijn van de Commissie bedraagt vijf jaar.
  • 3. 
    De voorzitter van de Commissie stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar opdracht vervult. Hij beslist over de interne organisatie van de Commissie, teneinde de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden te waarborgen. Hij benoemt de vice-voorzitters uit de leden van de Commissie. Een Commissielid dient zijn ontslag in indien de voorzitter hem daarom verzoekt.
  • 4. 
    De voorzitter kan gedelegeerde Commissieleden benoemen, die worden gekozen op basis van dezelfde criteria als die welke voor de leden van de Commissie worden gehanteerd. Hun aantal mag dat van de leden van de Commissie niet overschrijden.
2003
  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadplegingen draagt, de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Europese Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Europees Parlement bij meerderheid van stemmen van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad binnen een maand volgens dezelfde procedure een nieuwe kandidaat bij het Europees Parlement voor.
  • 2. 
    Iedere lidstaat die volgens het toerbeurtsysteem is aangewezen, stelt een lijst van drie personen op die hij geschikt acht voor het ambt van Europees Commissaris; in de lijst moeten beide geslachten vertegenwoordigd zijn. Door uit elk van deze lijsten een persoon te kiezen, wijst de verkozen voorzitter de dertien Europese Commissarissen aan, op grond van hun bekwaamheid, Europese inzet en waarborgen voor onafhankelijkheid. De voorzitter en de als leden van het college aangewezen personen, met inbegrip van de toekomstige minister van Buitenlandse zaken van de Unie, alsmede de als commissarissen zonder stemrecht aangewezen personen, worden collectief ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. De ambtstermijn van de Commissie bedraagt vijf jaar.
  • 3. 
    De voorzitter van de Europese Commissie:
    • stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar opdracht vervult;
    • beslist over de interne organisatie van de Commissie, teneinde de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden te waarborgen;
    • benoemt uit de leden van het college de vice-voorzitters.

    Een Europees Commissaris of een Commissaris dient zijn ontslag in indien de voorzitter hem daarom verzoekt.

2003
  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor.

    Deze kandidaat wordt door het Parlement met meerderheid van stemmen van de leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad, handelend met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, binnen een maand een nieuwe kandidaat voor die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.

  • 2. 
    De Raad stelt in overeenstemming met de verkozen voorzitter de lijst vast van de overige personen die hij voornemens is tot lid van de Commissie te benoemen. Zij worden gekozen op grond van de voordrachten van de lidstaten, in overeenstemming met de criteria van artikel I-25, lid 4 en lid 6, tweede alinea.

    De voorzitter, de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de overige leden van de Commissie worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming in het Europees Parlement. Op grond van deze goedkeuring wordt de Commissie door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.

  • 3. 
    De voorzitter van de Commissie:
    • a) 
      stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar opdracht vervult;
    • b) 
      beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden;
    • c) 
      benoemt uit de leden van de Commissie de vice-voorzitters, behoudens de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie.

    Een lid van de Commissie treedt af indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie treedt volgens de procedure van artikel I-27, lid 1, af indien de voorzitter hem daarom verzoekt.

 

Noot PDC bij dit artikel

Dit artikel is, naarmate de onderhandelingen vorderden op verschillende punten gewijzigd. Bovenstaande slotversie is vastgelegd tijdens de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004 (document CIG 85/04). Ter volledigheid is hieronder weergegeven:

  • de verklaringen die tijdens de IGC over de invulling van Hoge Ambten zijn vastgesteld
  • de artikelversie met de wijzigingen die de IGC heeft ingevoerd ten opzichte van de Conventie-tekst, vóór de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni

Verklaring voor de slotakte bij artikel I-26

De Conferentie is van oordeel dat, in overeenstemming met de bepalingen van volgens de Grondwet, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk verantwoordelijk zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het goede verloop van het proces dat tot de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie leidt. Daarom zullen vertegenwoordigers van het Europees Parlement en van de Europese Raad voorafgaand aan het besluit van de Europese Raad in het daartoe meest geëigende kader het nodige overleg plegen.

In overeenstemming met artikel I-26, lid 1, zal dit overleg handelen over het profiel van de kandidaten voor het ambt van voorzitter van de Commissie, waarbij rekening zal worden gehouden met de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De wijze waarop dit overleg plaatsvindt, kan te gelegener tijd in overeenstemming tussen het Europees Parlement en de Europese Raad geregeld worden.

Verklaring voor de slotakte bij artikel I-21, I-26 en I-27

Bij de keuze van personen voor de ambten van voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van de Europese Commissie en minister van Buitenlandse Zaken van de Unie dient rekening te worden gehouden met de noodzaak van eerbiediging van de geografische en demografische verscheidenheid van de Unie en van de lidstaten.

Artikelversie vóór de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni

  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na de passende raadplegingen, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Europees Parlement bij meerderheid van stemmen van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad binnen een maand volgens dezelfde procedure een nieuwe kandidaat bij het Europees Parlement voor.
  • 2. 
    Iedere lidstaat die volgens het toerbeurtsysteem is aangewezen, stelt een lijst van drie personen op die hij geschikt acht voor het ambt van Europees commissaris; in de lijst moeten beide geslachten vertegenwoordigd zijn. Door uit elk van deze lijsten een persoon te kiezen, wijst de verkozen voorzitter de dertien Europese commissarissen aan, op grond van hun bekwaamheid, Europese inzet en waarborgen voor onafhankelijkheid. De voorzitter en de als leden van het college aangewezen personen, met inbegrip van de toekomstige minister van Buitenlandse zaken van de Unie, alsmede de als commissarissen zonder stemrecht aangewezen personen, worden collectief ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. De ambtstermijn van de Commissie bedraagt vijf jaar.
  • 3. 
    De voorzitter van de Commissie:
    • a) 
      stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar opdracht vervult;
    • b) 
      beslist over de interne organisatie van de Commissie, ter waarborging van de samenhang, de doelmatigheid en het collegiale karakter van haar optreden;
    • c) 
      benoemt uit de leden van het college de vice-voorzitters.

    Een Europees commissaris of een commissaris treedt af indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De minister van Buitenlandse Zaken/vice-voorzitter van de Unie treedt af indien de voorzitter hem daarom met instemming van de Europese Raad verzoekt.

2004
  • 1. 
    Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.
  • 3. 
    De voorzitter van de Commissie:
    • a) 
      stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult;
    • b) 
      beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden;
    • c) 
      benoemt vice-voorzitters, andere dan de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, uit de leden van de Commissie.

    Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie neemt ontslag overeenkomstig de in artikel I-28, lid 1, bepaalde procedure indien de voorzitter hem daarom verzoekt.