Salarissen van politieke ambtsdragers

De inkomens van bewindslieden verschillen per functie. Zo verdienen de minister-president en ministers per 21 september 2022 ca. 180 duizend euro per jaar en staatssecretarissen ca. 169 duizend euro. Dit zijn bedragen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Ook ontvangen deze ambtsdragers zowel een vaste als variabele jaarlijkse onkostenvergoeding in verband met de uitoefening van hun functie. De vaste onkostenvergoedingen voor de minister-president en minister van Buitenlandse Zaken vallen hoger uit dan die van andere ministers of staatssecretarissen.

In Nederland mogen topfunctionarissen in de (semi)publieke sector niet meer verdienen dan een minister. Op dit moment is het maximum voor salarissen bij (semi)publieke organisaties zoals ziekenhuizen, scholen en publieke omroepen 201.000 duizend euro. Dit bedrag ligt hoger dan de bezoldiging van de minister omdat bij het maximumsalaris van topfunctionarissen ook pensioenbijdragen en onkostenvergoedingen worden meegerekend.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Overzicht van inkomens in 2023

 

Min-Pres

Min BuZa

Overige

ministers

Stas

Bruto jaarsalaris

(inclusief vakantiegeld

en eindejaarsuitkering)

€ 180.984

€ 180.984

€ 180.984

€ 169.014

Vaste jaarlijkse

onkostenvergoedingen

€ 9499

€ 9499

€ 4750

€ 3953

Variabele onkostenvergoedingen: vergoedingen voor ziektekosten, verhuizing, woonruimte, beveiliging, communicatie, vervoer, verblijf en politieke staf

 

2.

Vaste vergoedingen

De minister-president en ministers ontvangen per 21 september 2022 een bezoldiging van € 12.968,19. Een staatssecretaris ontvangt per 21 september 2022 een bruto maandsalaris van € 12.110,51.

De minister-president, ministers en staatssecretarissen krijgen verder 8 procent vakantiegeld en een eindejaarsuitkering van 8,3 procent. Het vakantiegeld wordt éénmaal per jaar uitbetaald over een periode van 12 maanden die is begonnen in de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar. De eindejaarsuitkering wordt berekend over de periode beginnend in de maand december, en wordt jaarlijks in november uitbetaald. Per 1 december 2009 is de procentuele eindejaarsuitkering verhoogd naar 8,3 procent.

Een minister(-president) ontvangt in 2023, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering een bruto jaarsalaris van € 180.984. Een staatssecretaris ontvangt in 2023, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering een bruto jaarsalaris van € 169.014.

Een minister(-president) of staatssecretaris bouwt sinds 1 januari 2015 jaarlijks 1,875 procent pensioen op. Na een uitkering van drie jaren en twee maanden wordt het opbouwpercentage verlaagd naar de helft.

3.

Variabele onkostenvergoedingen

Ziektekosten

Politieke ambtsdragers krijgen een tegemoetkoming in de ziektekosten die vergelijkbaar is met de vergoeding van burgerlijke rijksambtenaren.

Verhuiskosten

Als een minister(-president) of staatssecretaris verhuist van een woning op minimaal 50 kilometer afstand van het ministerie naar een woning op maximaal 25 kilometer afstand van het ministerie heeft hij of zij recht op een verhuiskostenvergoeding voor:

  • de vervoerskosten van de bewindslieden en hun gezinsleden naar de nieuwe woning;
  • de vervoerskosten van de inboedel naar de nieuwe woning;
  • andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, welke vastgesteld zijn op 10 procent van de jaarlijkse bezoldiging op de dag dat de nieuwe woning wordt betrokken.

Woonruimte

Een minister-president, minister of staatssecretaris die op meer dan 50 kilometer afstand van zijn/haar ministerie woont, kan gemeubileerde woonruimte ter beschikking gesteld krijgen op een afstand van maximaal 25 kilometer van het ministerie.

Overige kosten

Bewindslieden maken gebruik van bepaalde voorzieningen op het gebied van beveiliging, informatie- en communicatie, vervoer en verblijf bij dienstreizen. Ook maken zij de afgelopen jaren in toenemende mate gebruik van mediatrainers en/of personal coaches en beschikken ze soms over een politiek assistent.

5.

Debat over beloning politici

Het huidige beloningsbeleid voor bewindslieden en bestuurders in de (semi)publieke sector is gebaseerd op het advies van de commissie Dijkstal in 2004.

Maatschappelijke ophef

Er bestond al langere tijd ophef over de hoge beloningen van topambtenaren en -bestuurders in de publieke sector. Toenmalig premier Wim Kok sprak eind jaren negentig over "exhibitionistische zelfverrijking". Topambtenaren en -bestuurders verdienden destijds vaak meer dan een minister.

Naar aanleiding van de groeiende maatschappelijke ophef werd in het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II gesteld dat het 'onverantwoord en niet aanvaardbaar' was dat de stijgende beloningen van topambtenaren en bestuurders in schril contrast stonden met de lonen van de gemiddelde werknemer. Het kabinet stelde de 'Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur' in onder leiding van oud-VVD-leider Hans Dijkstal.

Advies Commissie-Dijkstal

In april 2004 bracht de commissie-Dijkstal het rapport 'Over dienen en verdienen'. Hierin werden adviezen gegeven over de beloning en rechtspositie van de ambtelijke en politieke top. Het ging daarbij niet zozeer om de beloning van parlementariërs. De belangrijkste conclusie van deze commissie was dat het ministersalaris het hoogste salaris in de publieke sector zou moeten zijn.

Balkenendenorm

Het kabinet deelde de bevindingen van de commissie-Dijkstal. Het ministersalaris zou voortaan in principe het maximumsalaris in de publieke sector zijn. Dit werd de 'Balkenende-norm' genoemd. Naar aanleiding van het advies besloot het toenmalige kabinet-Balkenende II medio 2004 voorbereidingen te treffen om de ministersalarissen in de volgende kabinetsperiode met 30 procent te verhogen. Die plannen gingen echter niet door.


Meer over