Vragen en antwoorden: Commissie beantwoordt Europees burgerinitiatief over glyfosaat en kondigt aan dat wetenschappelijke beoordelingen transparanter worden

Waarom heeft de Commissie glyfosaat niet verboden?

Er zijn momenteel geen wetenschappelijke of juridische gronden die een verbod op glyfosaat rechtvaardigen. Glyfosaat veroorzaakt geen kanker en vormt bij gebruik volgens goede landbouwpraktijken ook geen onaanvaardbaar risico voor het milieu, zo werd in de risicobeoordeling van de EU geconcludeerd na een uitgebreid en transparant wetenschappelijke proces, waarover meer dan zesduizend bladzijden openbaar gemaakt werden.

Na deze grondige wetenschappelijke beoordeling van alle beschikbare gegevens over glyfosaat, en nadat de vertegenwoordigers van de lidstaten op 27 november 2017 met het voorstel hadden ingestemd[1], heeft de Commissie vandaag de goedkeuring van glyfosaat met vijf jaar verlengd.

Nationale autoriteiten in Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland, evenals de Gezamenlijke FAO/WHO-vergadering over residuen van bestrijdingsmiddelen (JMPR), kwamen tot dezelfde conclusie. Slechts één agentschap, het Internationale Instituut voor Kankeronderzoek (IARC), heeft een afwijkend standpunt over het mogelijke verband tussen glyfosaat en kanker bij mensen.

Er werden in de EU-beoordeling van de effecten van glyfosaat op het milieu ook geen gegevens gevonden die erop wijzen dat er schade aan het ecosysteem ontstaat bij gebruik van glyfosaat overeenkomstig de toelatingsvoorwaarden en goede landbouwpraktijken. Toch zal de Commissie van de lidstaten verlangen dat zij bij de beoordeling van toelatingsaanvragen voor middelen die glyfosaat bevatten, in het bijzonder letten op de risico's voor de biodiversiteit en de bescherming van niet-professionele gebruikers.

Tot slot is de Europese Commissie wettelijk verplicht goedkeurings- of verlengingsaanvragen te beantwoorden, rekening houdend met de resultaten van de risicobeoordeling van de EU.

Welke status heeft glyfosaat nu in de EU?

Op 27 november 2017 hebben de EU-lidstaten ingestemd met het voorstel van de Commissie om de goedkeuring van glyfosaat met vijf jaar te verlengen. Vandaag heeft de Commissie de verlenging goedgekeurd. Dit volgt op het initiatief van Commissievoorzitter Juncker om deze kwestie meermaals in de vergadering van de Europese Commissie te bespreken, waardoor de duur van de verlenging van vijftien naar vijf jaar is teruggebracht teneinde rekening te houden met de recente resolutie van het Europees Parlement en de steun van zo veel mogelijk lidstaten te verkrijgen. Het is nu aan de lidstaten om alle op glyfosaat gebaseerde producten die op hun grondgebied beschikbaar zijn, opnieuw te beoordelen.

Waarom vijf jaar en geen vijftien jaar?

Gewoonlijk stelt de Commissie voor de goedkeuring van een werkzame stof met vijftien jaar te verlengen wanneer aan alle goedkeuringscriteria wordt voldaan, maar glyfosaat is geen standaardgeval.

Bij de vaststelling van de verlengingsduur werd, behalve met de uitkomst van de wetenschappelijke beoordelingen van glyfosaat die op EU-niveau door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en de lidstaten zijn uitgevoerd, ook rekening gehouden met andere legitieme factoren. Hoewel er al veel informatie over de werkzame stof glyfosaat bestaat, wordt er - in vergelijking met andere werkzame stoffen - in een uitzonderlijk hoog tempo aanvullende informatie over deze stof gepubliceerd.

Daarom heeft de Commissie bij de beslissing over de duur van de verlenging van de goedkeuring van glyfosaat rekening gehouden met mogelijk snelle toekomstige wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, mede gelet op het feit dat glyfosaat in de EU het meest gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel is.

De Commissie heeft ook rekening gehouden met de recente niet-bindende resoluties die door het Europees Parlement zijn aangenomen. Bij het besluit dat vandaag formeel is goedgekeurd, is ook het vierde Europese burgerinitiatief zorgvuldig in aanmerking genomen.

Wat gebeurt er met producten die glyfosaat bevatten, zoals Roundup? Worden deze automatisch ook opnieuw toegelaten?

Nee. Dit is aan de lidstaten. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de toelating en het gebruik op hun grondgebied van gewasbeschermingsmiddelen („pesticiden”) die werkzame stoffen bevatten.

Op EU-niveau wordt alleen beslist over de goedkeuring van werkzame stoffen. Deze scheiding van de verantwoordelijkheid is gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel en houdt verband met de verschillen in klimatologische, agrarische en ecologische omstandigheden tussen de lidstaten.

Na een verlenging van de goedkeuring van glyfosaat moeten de lidstaten alle bestaande toegelaten producten die deze werkzame stof bevatten - zoals Roundup - opnieuw beoordelen. Als de houders van een toelating de nationale autoriteiten verzoeken hun bestaande toelatingen te handhaven, kunnen de lidstaten ook besluiten beperkingen of verboden voor (een deel van) die producten in te stellen indien dat gerechtvaardigd is op grond van bewijzen die verband houden met de specifieke omstandigheden op hun grondgebied.

Hier kunt u zien hoe de toelating van pesticiden in de EU verloopt:

http://ec.europa.eu/assets/sante/food/plants/pesticides/lop/index.html

Wat gaat de Commissie doen om studies die door de industrie zijn ingediend, beter voor het publiek toegankelijk te maken?

De Commissie is het er volledig mee eens dat transparantie over wetenschappelijke beoordelingen en over de besluitvorming cruciaal is voor het vertrouwen in het regelgevingssysteem voor voedselveiligheid. Daarom zal de Commissie voorjaar 2018 een wetgevingsvoorstel doen, waardoor de transparantie en de kwaliteit van de studies die in de wetenschappelijke beoordeling van stoffen worden gebruikt, verder zullen toenemen.In het voorstel zullen deze aspecten aan de orde komen, maar ook andere belangrijke aspecten zoals het bestuur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

Er wordt met name gekeken welke mogelijkheden er zijn om de transparantie van de studies in opdracht van de industrie te vergroten en de bestuursstructuur voor de uitvoering van deze studies te verbeteren. Het voorstel zal worden voorafgegaan door een openbare raadpleging.

Een belangrijk deel van de studies en andere informatie die bedrijven met het oog op de evaluatie van werkzame stoffen hebben ingediend, wordt overigens al openbaar gemaakt. Daarbij gaat het onder meer om het beknopte dossier, het beoordelingsverslag van de lidstaat-rapporteur waarover de EFSA een openbare raadpleging houdt, alle opmerkingen van deskundigen van de lidstaten en het grote publiek en de antwoorden daarop, verslagen van vergaderingen van deskundigen in het kader van collegiale toetsing en de conclusie van de EFSA. Voor glyfosaat zijn al meer dan zesduizend bladzijden van de wetenschappelijke beoordeling openbaar gemaakt.

Kunnen er geen wetenschappelijke studies met overheidsgeld worden uitgevoerd naar stoffen als glyfosaat?

De kosten van één studie liggen tussen enkele duizenden en miljoenen euro's en de Commissie houdt vast aan het beginsel dat er geen overheidsgeld mag worden gebruikt voor de uitvoering van studies die de industrie helpen een product op de markt te brengen. Toch zal de Commissie in de komende maanden onderzoeken of er innovatieve oplossingen mogelijk zijn, zoals de financiering van specifieke studies door Europese agentschappen als er ernstige twijfels bestaan over stoffen die op grote schaal worden gebruikt. In die gevallen kan ook worden overwogen nationale overheidsinstanties een rol te geven en betere controles op het onderzoek te verrichten.

Is het pesticidengebruik in de EU momenteel duurzaam?

Het EU-beleid is al gericht op beperking van de afhankelijkheid van pesticiden en op een pesticidenvrije toekomst, zoals gevraagd wordt in het Europese burgerinitiatief „Verbied glyfosaat en bescherm mens en milieu tegen giftige bestrijdingsmiddelen”. De organisatoren van het burgerinitiatief vroegen om bindende EU-doelstellingen om „het gebruik van bestrijdingsmiddelen te verminderen met het oog op een pesticidenvrije toekomst”.

De lidstaten zijn bevoegd en verantwoordelijk voor het (duurzame) gebruik van pesticiden op hun grondgebied. De uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik[2] verloopt echter nog zeer ongelijk. Uit een rapport uit oktober 2017 blijkt dat alle lidstaten weliswaar een nationaal actieplan voor pesticiden hebben aangenomen, maar dat daarbij vaak aanzienlijke vertraging is opgelopen en dat de volledigheid en dekking sterk uiteenlopen. Slechts vijf lidstaten[3] hebben meetbare streefcijfers vastgesteld, waarvan er vier gericht zijn op risicobeperking en één op gebruiksbeperking.

De Commissie blijft de lidstaten oproepen zich extra in te spannen, onder meer voor certificering en opleiding van professionele gebruikers, distributeurs en voorlichters, beperking van de verkoop van pesticiden voor professioneel gebruik tot personen die over een certificaat beschikken, strikte voorwaarden voor het hanteren en opslaan van pesticiden, de keuring van sproeiapparatuur, een algemeen verbod op spuiten vanuit de lucht, beperking van het gebruik van pesticiden in specifieke gebieden (zoals openbare parken), bescherming van het aquatisch milieu en verstrekking van informatie aan het grote publiek.

In de onlangs goedgekeurde mededeling van de Commissie over de toekomst van voeding en landbouw[4] wordt erkend dat de doelstellingen van de richtlijn duurzaam gebruik moeten worden ondersteund.

Welke rol speelt geïntegreerde gewasbescherming (IPM)?

Volgens de richtlijn duurzaam gebruik moeten de lidstaten bestrijding met lage pesticideninzet bevorderen, waarbij zij waar mogelijk voorrang moeten geven aan niet-chemische methoden. Geïntegreerde gewasbescherming (IPM) vormt een hoeksteen van de richtlijn, maar de lidstaten controleren niet systematisch of de IPM-beginselen op het niveau van individuele landbouwers worden toegepast. Hoewel de lidstaten uiteenlopende maatregelen nemen om de toepassing van IPM te bevorderen, wordt hiermee niet noodzakelijkerwijs gegarandeerd dat de relevante technieken daadwerkelijk worden toegepast door de gebruikers. In het rapport wordt geconcludeerd dat IPM nog te weinig wordt toegepast door de lidstaten.

Ook hebben de lidstaten nog geen duidelijke criteria vastgesteld om ervoor te zorgen dat de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming door alle professionele gebruikers worden toegepast. Die criteria zijn nodig om te controleren of het beoogde resultaat van IPM, een afname van de afhankelijkheid van pesticiden, wordt behaald. Als dit niet het geval is, moeten de lidstaten handhavingsmaatregelen nemen.

Hoe gaat de Commissie de lidstaten helpen om de effecten van pesticiden te verminderen?

De Commissie zal de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van methoden voor de beoordeling van de naleving van de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming, waarbij rekening moet worden gehouden met de diversiteit van de landbouw in de EU en het subsidiariteitsbeginsel. Bestrijding met lage pesticideninzet vindt onder meer plaats in de biologische landbouw, die momenteel 6,2 % van het landbouwareaal in de EU uitmaakt.

De Commissie doet er ook alles aan om de beschikbaarheid van stoffen met een gering risico te vergroten. Een concreet gevolg daarvan is dat het aantal in de EU goedgekeurde werkzame stoffen voor pesticiden met een laag risico en/of van niet-chemische aard sinds 2009 is verdubbeld. Om de beschikbaarheid van stoffen met een laag risico nog verder te vergroten, heeft de Commissie in het lopende herzieningsprogramma voorrang gegeven aan de beoordeling van werkzame stoffen die mogelijk een laag risico hebben. Door de goedkeuring van nieuwe wetgeving heeft de Commissie onlangs de bestaande criteria voor de identificatie en goedkeuring van werkzame stoffen met een laag risico verduidelijkt.

Tot slot zal de Commissie met de lidstaten, in het kader van werkgroepen en opleidingsactiviteiten, ook blijven werken aan de verspreiding van voorbeelden van goede uitvoeringspraktijken. Daarbij zal in het programma „Betere opleiding voor veiliger voedsel” voorrang worden gegeven aan versterking van de capaciteit van de lidstaten, zodat zij beter geïnformeerd zijn en de beginselen van duurzaam gebruik beter kunnen toepassen.

De Commissie zal in 2018 een volgend verslag over het pesticidengebruik uitbrengen nadat de herziene nationale actieplannen zijn vastgesteld, waarin zij de nieuwe informatie zal verwerken die zij via haar controles en uit andere bronnen verkrijgt.

Hoe wordt gemeten of er vooruitgang wordt geboekt bij de uitvoering van de richtlijn over duurzaam gebruik van pesticiden?

Om de trends bij de risicobeperking van het pesticidengebruik op EU-niveau te volgen, zal de Commissie geharmoniseerde risico-indicatoren vaststellen, ter aanvulling van de bestaande nationale risico-indicatoren. Aan de hand daarvan kan de Commissie de doeltreffendheid van de maatregelen bepalen wanneer zij toekomstige beleidsopties beoordeelt.

Meer informatie:

Het Europees burgerinitiatief: „Verbied glyfosaat en bescherm mens en milieu tegen giftige bestrijdingsmiddelen

Persbericht: Glyfosaat: Commissie beantwoordt Europees burgerinitiatief en kondigt aan dat wetenschappelijke beoordelingen transparanter worden

[1] In het Comité van beroep bereikten de lidstaten op 27 november 2017 een positief advies: 18 lidstaten (die 65,71 % van de bevolking van de EU vertegenwoordigen) stemden vóór verlenging, 9 lidstaten (32,26 %) tegen en 1 lidstaat (2,02 %) onthield zich van stemming.

[2] https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/sustainable_use_pesticides_en

[3] Vier lidstaten (België, Denemarken, Duitsland en Griekenland) hebben streefcijfers voor risicobeperking en één lidstaat (Frankrijk) heeft een streefcijfer voor gebruiksbeperking.

[4] COM(2017) 713.

MEMO/17/5192

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail