Met links maar zonder PvdA

22 april 2011, column J.Th.J. van den Berg

In tien van de twaalf provincies is de vorming van de colleges van GS ongeveer gereed. In een aantal daarvan heeft intussen ook al de installatie ervan plaats gehad. Slechts in twee provincies staat de uitkomst nog niet vast: in Flevoland en Limburg. Het beeld is niettemin duidelijk. De VVD, de winnaar van de verkiezingen voor provinciale staten, gaat deel uitmaken van elf van de twaalf provinciebesturen; het CDA, grote verliezer van de verkiezingen, doet mee in tien van de twaalf provincies, nauwelijks minder dus.

Nieuw is dat de SP op enkele plaatsen meedoet aan GS, in Zuid-Holland en Noord-Brabant. Dat is in zekere zin verrassend, omdat een veel grotere SP in 2007 nergens doordrong tot het dagelijks bestuur. Ook D66 heeft een relatief hoge score: het gaat in vijf provincies meedoen; de ChristenUnie in drie provincies, ondanks haar verlies op 2 maart. Op twee plekken (Overijssel en Zeeland) doet de SGP mee; dat geldt ook voor GroenLinks (Groningen en Utrecht).

Voor het eerst in haar lange bestaan is de Friese Nationale Partij in GS opgenomen. De grootste winnaar van de Statenverkiezingen, de PVV, zal waarschijnlijk alleen deel uitmaken van het Limburgse college van GS, maar vast staat dat nog niet. In verhouding tot de verkiezingswinst is dat natuurlijk een magere uitkomst, maar altijd nog beter dan die van de SP in 2007.

Duidelijk is, dat de verkiezingsuitslag als zodanig weinig bepalend is geweest voor de politieke machtsverhoudingen in de nieuwe colleges. In die zin is de provincie nog steeds lichtelijk resistent tegen verkiezingsuitslagen. Toch is dat aanzienlijk minder het geval dan in het nog recente verleden (zie column ‘Meerderheden in de provincie ’, 28 maart 2007). Er zijn twee redenen om aan politisering van het provinciaal bestuur te geloven.

Veel nieuwe colleges hebben een krappe meerderheid in de staten. De tijd van het klassieke afspiegelingscollege is voorbij. Er is meer sprake van ‘programmacolleges’, waarbij overeenstemming over politieke thema’s bepalend is geweest voor opname in het college. Klassieke partijen van het brede midden blijven in het voordeel ten opzichte van echte ‘vleugelpartijen’ (als GroenLinks, SP, PVV en provinciale partijen), maar in gepolitiseerde verhoudingen krijgen de laatste onvermijdelijk meer kans. Daardoor ontstaan er nu twee colleges met een uitgesproken centrumrechtse samenstelling: in Overijssel van CDA, VVD alsmede CU en SGP gezamenlijk; in Limburg van PVV, VVD en CDA.

Voor deze gepolitiseerde colleges is nog een andere reden: ook in de provincies zijn de politieke machtsverhoudingen gefragmenteerd geraakt. Een breed samengesteld college met een grote meerderheid zou erg veel partijen moeten omvatten. Nu al bestaan acht colleges uit vier partijen en vier colleges uit drie partijen. Het oude verschijnsel van een college van de drie traditionele partijen – CDA, PvdA en VVD – komt nog slechts in vier provincies voor en nooit zonder een vierde bondgenoot.

Bijzonder is de positie van de Partij van de Arbeid. In de meeste provincies maakte zij al sinds jaar en dag deel uit van GS als ‘de’ vertegenwoordiger van politiek links. Wat vorig jaar gebeurde in een aantal grote gemeenten (Leiden, Amersfoort) is nu ook gebeurd in liefst vijf provincies: de PvdA is er buiten de deur gezet. Nu zou dat nog passen in een meer gepolitiseerde cultuur, waarin linkse partijen moeten wijken, zoals op het Binnenhof. Aan dat beeld beantwoorden Overijssel en Limburg. Maar in drie andere provincies is de PvdA niet alleen verwijderd maar bovendien vervangen door een andere partij van links: in Utrecht door GroenLinks en in Brabant en Zuid-Holland door de SP. De PvdA is niet alleen ongeliefd maar ook verre van onmisbaar geworden.

De sociaaldemocratie vormt in Nederland niet langer ‘de’ partij van links maar slechts ‘een’ partij van links. Voor andere linkse partijen is dat vervelend, maar de sociaaldemocratie wordt erdoor in haar fundamenten aangetast. De kracht van de sociaaldemocratie ligt immers in de combinatie van drie elementen: vernieuwende ideeën, een zwaartepunt bij de minder bedeelde groepen in de maatschappij en in politiek-bestuurlijke ervaring en competentie. Nu heeft zij blijkbaar nog slechts het laatste en dat is voor een toekomst met perspectief desastreus. Wat nu in sommige steden en provincies is gebeurd, kan zich straks immers voordoen in de nationale politiek. In de Partij van de Arbeid moeten nu alle seinen op rood.



Andere recente columns