De 'demissionaire' Kamer

14 juli 2006, column Bert van den Braak

Vorige week heeft collega-columnist Van den Berg uiteengezet waarom in zijn ogen een demissionair kabinet op dit moment niet zo wenselijk was. De argumenten daarvoor zijn zeker valide, maar opgemerkt kan wel worden dat het feitelijk niet zo veel uitmaakt of er nu een missionair of een demissionair 'ontbindingskabinet' is (Van den Berg sprak van een gradueel verschil). Bepalend voor de status van zowel kabinet als Tweede Kamer is, dat beide in afwachting zijn van nieuwe verkiezingen. Gesteld kan worden dat beide, materieel gezien, louter door het feit dat verkiezingen worden aangekondigd, 'demissionair' worden.

Reden voor de verkiezing is het onvermogen van de huidige Kamer om tot een parlementair meerderheidskabinet te komen. Dat vloeit enerzijds voort uit de breuk die is ontstaan in het zittende kabinet en komt anderzijds door de sinds de jaren zestig gangbare praktijk dat geen kabinet van een andere politieke samenstelling wordt gevormd, dan na verkiezingen.

De aankondiging van ontbinding en nieuwe verkiezingen betekent voor de Kamer dat zij is ontdaan van haar voornaamste wapen: een sanctiemaatregel tegen het gehele kabinet. In afwachting van nieuwe verkiezingen kan hoogstens een individuele bewindspersoon nog naar huis worden gestuurd. Een conflict met het gehele kabinet kan niet door ontbinding worden beslecht, want daartoe was immers al besloten. Dat, gevoegd bij de overweging dat eerst de kiezers 'moeten spreken', maakt terughoudendheid door het interimkabinet (of dat nu missionair of demissionair is) noodzakelijk.

Er is een zekere overeenkomst met de crisis in 1972 in het kabinet-Biesheuvel. Toen kwam het eveneens tot een breuk met de kleinste regeringsfractie, te weten DS'70. De aard van de crisis was toen wel anders. De breuk ontstond in het kabinet, doordat de ministers Drees en De Brauw zich niet konden verenigen met het financieel-economische beleid. Maar net als nu verloor de regeringscombinatie net haar meerderheid; zij hield nog 74 zetels over. Met steun van de fracties van SGP, GPV, Boerenpartij, en twee middenstandsfracties zou verder regeren (theoretisch) mogelijk zijn geweest. Niettemin werd op termijn, net als nu, tot vervroegde verkiezingen besloten. De begroting 1973 werd nog wel afgehandeld.

Anders dan nu werd in 1972 geen interimkabinet gevormd, maar kwamen, na een mislukte lijmpoging, de bewindslieden van KVP, ARP, CHU en VVD, terug op hun verzoek tot ontslag. Het missionaire meederheidskabinet-Biesheuvel werd 'opgevolgd' door het missionaire minderheidskabinet-Biesheuvel. Ondanks die missionaire status werd ook in 1972 volop gedebatteerd over de vraag wat het kabinet nog mocht afhandelen vóór de verkiezingen. Kabinet en Kamermeerderheid erkenden dat terughoudendheid was geboden. De exacte speelruimte moet door kabinet en Kamer steeds worden bepaald. Dat was in 1972 zo en dat zal nu weer het geval zijn.

De hier en daar geopperde stelling dat voorheen zelfs bezwaar van één fractie er al toe leidde dat een onderwerp als controversieel werd beschouwd, is overigens onjuist. Al ten tijde van de kabinetscrisis in 1921 (tijdens het eerste kabinet-Ruijs de Beerenbrouck) drukten demissionair kabinet en Kamermeerderheid afhandeling in de Eerste Kamer door van een omstreden wetsvoorstel over de exploitatie van olievelden in Djambi (Nederlands-Indië). Ook later, bijvoorbeeld onder de kabinetten-Zijlstra en -Biesheuvel, werden diverse omstreden onderwerpen afgehandeld (in 1967 met name de ontwerp-Omroepwet).

De vraag wat controversieel is, wordt in de eerste plaats door de Kamer zelf bepaald: zij gaat over haar eigen agenda. Na de val van het kabinet-Den Uyl werd uitvoerig over een lijst van mogelijk omstreden onderwerpen gesproken, waarbij werd opgemerkt dat bezwaar van één fractie zeker niet automatisch tot het controversieel verklaren zou leiden. Uiteindelijk werden overigens door de Kamer veel onderwerpen geschrapt.

Na de val van het eerste kabinet-Balkenende in oktober 2002 werd minder 'prudent' gehandeld. Hoewel aanzienlijke minderheden bezwaar hadden tegen afhandeling van een aantal onderwerpen, werden die (in beide Kamers) toch niet van de Kameragenda gehaald. Die crisis was in veel opzichten eigensoortig, omdat er noch sprake was van een intern conflict, noch van een conflict met de Kamer. Maar gezien de eerder geponeerde stelling dat elk kabinet en dat elke Kamer in het vooruitzicht van nieuwe verkiezingen materieel gezien demissionair is, lijkt mij dat de toen gevolgde handelwijze niet voor herhaling vatbaar is. Het is nog even afwachten of er komende september wel 'prudent' zal worden gehandeld.



Andere recente columns