EP (rapport-Sanders) verwerpt in tweede lezing verordeningen luchtvaartnavigatiediensten, organisatie luchtruim en interoperabiliteit

donderdag 3 juli 2003, Gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de verordening betreffende de levering van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim

Gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de verordening betreffende de levering van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de dienstverleningsverordening ")

Gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de verordening betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening ")

Gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de verordening betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging `"de interoperabiliteitsverordening ")

Rapporteur: Marieke SANDERS-TEN HOLTE (ELD, NL)

Het Parlement constateert dat de Raad niet tegemoet is gekomen aan de wensen van het EP. Om te voorkomen dat de Commissievoorstellen voor drie verordeningen inzake het gemeenschappelijk luchtruim worden uitgekleed, neemt het Parlement een aantal amendementen uit de eerste lezing opnieuw aan.

  • 1. 
    luchtvaartnavigatiediensten

    Met betrekking tot de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, wil het Parlement dat vergunningen van luchtverkeersleiders wederzijds worden erkend. Op die manier kan het tekort aan luchtverkeersleiders worden opgevangen. Bovendien moeten machtigingen voor het verrichten van luchtvaartnavigatiediensten voor een periode van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar worden afgegeven. Voorts wil het EP dat binnen een maand na vaststelling van een functioneel luchtruimblok één of meer verleners van luchtverkeersdiensten voor dat blok worden aangewezen (volgens het Commissievoorstel wordt het gemeenschappelijk luchtruim in luchtruimblokken verdeeld. De blokken hoeven de nationale grenzen niet te volgen).

    De samenwerking tussen de autoriteiten voor de civiele luchtvaart en die voor de militaire luchtvaart, moet van het Parlement weer in het gemeenschappelijk standpunt worden opgenomen. Het EP bepaalt dan ook dat de lidstaten de Commissie op de hoogte moeten stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze samenwerking te bevorderen.

  • 1. 
    organisatie gemeenschappelijk luchtruim

    Met betrekking tot de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, neemt het Parlement opnieuw het doel van de verordening zoals geformuleerd in het Commissievoorstel op: `het concept van één gemeenschappelijk operationeel luchtruim te ondersteunen'. Het gemeenschappelijk standpunt sprak slechts over het ondersteunen van een `meer geïntegreerd operationeel luchtruim'. Om de daad bij het woord te voegen, bepaalt het Parlement dat de EG en de lidstaten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening één gemeenschappelijk vluchtinformatiegebied voor het hogere luchtruim totstandbrengen. Zodra dit voltooid is, moet binnen vijf jaar een Europees vluchtinformatiegebied voor het lagere luchtruim tot stand worden gebracht. Ook bij deze verordening bepaalt het EP dat de lidstaten aan de volledige integratie moeten werken van het civiele en militaire luchtruim.

  • 1. 
    interoperabiliteit

    Ten slotte bepaalt het Parlement dat de systemen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging die momenteel in gebruik zijn, uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de bepalingen ervan moeten voldoen. Het gemeenschappelijk standpunt stelde deze termijn nog op achtenhalf jaar.

    Doc.: A5-0225/2003

    Procedure : Medebeslissing, tweede lezing

    Debat : 2 juli 2003

    Stemming: 3 juli 2003

    Gemeenschappelijke standpunten aangenomen