EP akkoord met rapport-Sanders inzake samenwerking EG met Azië en Latijns-Amerika

donderdag 6 november 2003, Voorstel voor een verordening betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van Verordening

Marieke SANDERS-TEN HOLTE (ELD, NL)

Voorstel voor een verordening betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2258/96

 

Doc.: A5-0312/2003

Procedure : Medebeslissing, eerste lezing

Debat : 5 november 2003

Stemming : 6 november 2003

Verslag aangenomen (334-159-24)

Hoe er wordt samengewerkt met Azië en Latijns-Amerika is geregeld in een verordening die reeds meer dan tien jaar oud is. Deze verordening moet worden aangepast aan moderne denkbeelden ten aanzien van ontwikkelingswerk en aan het juridische, procedurele en politieke klimaat waarin de samenwerking met de EG plaatsvindt. Daarom stelt de Europese Commissie een nieuwe verordening voor. Het Parlement wil echter dat er niet één, maar twee verordeningen komen, om rekening te kunnen houden met de eigenheid van elk van beide continenten.

Het EP vindt dat de politieke doelen duidelijk moeten worden opgenomen in de verordeningen. De belangrijkste doelstelling is de uitbanning van armoede. Als afgeleide doelen noemt het Parlement: het bevorderen van een duurzame economische, sociale en milieuontwikkeling, de bevordering van mensenrechten, rechten van minderheden en inheemse volkeren, democratie en behoorlijk bestuur, bestrijding van ongelijkheid, verbetering van het genderevenwicht en het bijdragen tot welvaart, veiligheid en stabiliteit.

De verhouding van financiële hulp aan Latijns-Amerika en Azië bedraagt in het Commissievoorstel 34% / 66%. Het EP brengt dit verschil terug tot 40% / 60%, hetgeen betekent dat er voor de periode 2003-2006 € 2,276 mrd beschikbaar wordt gesteld voor de samenwerking met Aziatische partners en € 1,517 mrd voor de samenwerking met Latijns-Amerika. Van deze bedragen moet 35% worden besteed aan de sociale infrastructuur, met name aan de basisgezondheidszorg en het basisonderwijs, alsmede aan de werkzaamheden van een bi-regionaal solidariteitsfonds. Dit solidariteitsfonds, waarin internationale financiële organisaties en derde landen kunnen deelnemen, moet zich richten op de financiering van programma's in verband met de gezondheid, het onderwijs en de strijd tegen armoede. Tien procent van alle beschikbare middelen moet worden besteed aan projecten en programma's voor de instandhouding en het duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Bij de besteding van de gelden in Azië verleent het EP voorrang aan de armste, minst ontwikkelde landen en de armste maatschappelijke groepen.

Het Parlement bepaalt dat naast regeringen ook regionale en internationale partners op grond van de verordeningen in aanmerking komen voor financiële steun. Hetzelfde geldt voor regionale en lokale overheidsinstanties en niet-nationale instanties zoals de particuliere sector, de economische en sociale partners (waaronder vakbonden) en maatschappelijke organisaties.