Rapport-Boogerd over media in het Italië onder Berlusconi controversieel in EP

donderdag 22 april 2004, Johanna BOOGERD-QUAAK

Johanna BOOGERD-QUAAK (ELD, NL)

Verslag over de risico's van schending in de EU en met name in Italië van de vrijheid van meningsuiting en informatie (artikel 11, lid 2 van het Handvest van de grondrechten)

Doc.: A5-0230/2004

Procedure : Initiatief

Debat : 20 april 2004

Stemming : 22 april 2002

Verslag aangenomen (237-24-14)

Het Parlement neemt een zeer controversieel rapport over de vrijheid van meningsuiting en informatie aan met 237 stemmen voor en 24 tegen, bij 14 onthoudingen. Voorafgaand aan de stemming verklaarden twee politieke groepen, de EVP-ED en de UEN, dat zij niet zouden deelnemen aan de stemming uit protest tegen de gevolgde stemprocedure.

Voorafgaand aan de stemming over de inhoud van het verslag, verwierpen de leden met 214 stemmen voor en 259 tegen bij 1 onthouding een verzoek om het verslag terug te verwijzen naar de bevoegde commissie.

Een van de controversiële punten uit het initiatiefverslag van rapporteur Johanna BOOGERD-QUAAK (ELD, NL) was de verwijzing naar met name genoemde personen. Voorzitter Pat Cox oordeelde dat deze verwijzingen, overeenkomstig goed parlementair gebruik, geschrapt moesten worden.

In het rapport benadrukt het Parlement dat vrije en pluriforme media essentieel zijn voor de vrijheid van meningsuiting en informatie. Waar de lidstaten nalaten adequate maatregelen te nemen om de pluriformiteit van de media te garanderen, heeft Europa de politieke, morele en wettelijke plicht om, binnen zijn bevoegdheden, ervoor te zorgen dat de pluriformiteit gewaarborgd is.

De leden stellen zich op het standpunt dat er voldoende zorgen zijn die een gedetailleerde studie van de situatie door de Commissie rechtvaardigen, een studie die gevolgd dient te worden door wetgevingsvoorstellen. Een voorlopige studie verricht door het Europees Instituut voor de Media (EIM) laat zien dat er in elk van de acht bestudeerde landen (Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) omstandigheden zijn die een nader onderzoek vereisen. Het finale rapport van het EIM wordt in juni verwacht. Dit rapport zal vergelijkende conclusies bevatten gebaseerd op de situatie in alle 25 lidstaten.

Met betrekking tot de situatie in de acht tot dusverre onderzochte lidstaten, wijst het Parlement onder andere op het volgende:

  • in Frankrijk hebben zich verscheidende schendingen van de persvrijheid voorgedaan (bijvoorbeeld de vernietiging van de oplage van een nieuw onafhankelijk dagblad door de vakbonden en journalisten die door de politie onder druk waren gezet);
  • het ontbreken van gelijke concurrentievoorwaarden in Ierland ten gevolge van de heffing van BTW op Ierse dagbladen en het ontbreken van BTW op Britse dagbladen, die ongeveer 25% van de Ierse markt in handen hebben;
  • in Duitsland heeft het Bundesverfassungsgericht bepaald dat de systematische controle van telecommunicatiemiddelen (dat wil zeggen, het natrekken van telefoongesprekken van journalisten) geen schending vormt van de grondwettelijke vrijheden zoals bedoeld in artikelen van de Duitse grondwet die de vertrouwelijkheid van informatie waarborgen;
  • de Poolse mediawet kent geen bepalingen inzake de concentratie van de media en de bescherming van het pluralisme, noch is de introductie van dergelijke bepalingen gepland;
  • in Nederland bestaat een hoge mate van concentratie bij zowel de televisie als de pers, aangezien de drie belangrijkste aanbieders ten minste 85% van de markt in handen hebben. Hoewel in Nederland de hoogste marktpenetratie van kabeltelevisiediensten in Europa bestaat, wordt ook deze markt door drie grote kabelexploitanten gedomineerd;
  • de media in Zweden worden gekenmerkt door vervlechtingen van eigendomsstructuren tussen de voornaamste spelers in de audiovisuele sector en door samenwerkingsakkoorden tussen de pers en het omroepbedrijf waarbij ondernemingen in beide sectoren in handen van dezelfde groep zijn;
  • in het Verenigd Koninkrijk woedt een hevig debat naar aanleiding van het verslag Hutton over de omstandigheden rondom de dood van David Kelly, over de kritiek van de publieke omroep op de argumenten van de regering voor de oorlog in Irak en over het ontslag van de algemeen directeur en voorzitter van de Raad van beheer van de BBC en de mogelijke gevolgen daarvan voor de onderzoeksjournalistiek. Los daarvan wordt er veel gesproken over de herziening van de statuten van de BBC, die als een model voor andere systemen worden beschouwd;
  • in Spanje heeft de druk van de regering op de openbare televisiezender TVE ertoe geleid dat de zender de feiten omtrent de verantwoordelijkheid voor de terreurdaden van 11 maart negeerde.

    Met betrekking tot Italië stelt het Parlement vast dat "het gevaar zou kunnen bestaan van schendingen van het recht op vrije meningsuiting en informatie." Het EP stelt vast dat "de concentratie van de televisiemarkt in Italië op dit moment groter is dan waar ook in Europa... Het belangenconflict is het allerduidelijkst in de reclamesector." Het Parlement "stelt derhalve vast dat het Italiaanse systeem wordt gekenmerkt door een anomalie ten gevolge van een ongeëvenaarde bundeling van economische, politieke en mediamacht in de handen van één man - de huidige Voorzitter van de Italiaanse Raad van Ministers".

    De leden verzoeken het Italiaanse parlement "zijn werkzaamheden met betrekking tot de hervorming van de audiovisuele sector te bespoedigen overeenkomstig de aanbevelingen van het Italiaanse Constitutionele Hof en van de president van de Italiaanse Republiek, en daarbij rekening te houden met de bepalingen in het wetsvoorstel van minister Gasparri die onverenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, zoals door laatstgenoemde autoriteiten is geconstateerd."

    De leden uiten hun bezorgdheid dat een soortgelijke situatie als in Italië ook in andere lidstaten zou kunnen ontstaan, wanneer een mediamagnaat zou besluiten de politiek in te gaan.

    Het EP doet een aantal aanbevelingen. Zo verzoekt het de EC een voorstel voor een richtlijn in te dienen betreffende de bescherming van het pluralisme in de media. Bescherming van de diversiteit van de media moet voorrang krijgen in de Europese mededingingswetgeving. Een machtspositie van een mediabedrijf op de markt van een lidstaat moet als een belemmering van het mediapluralisme in de EU worden beschouwd. Daarnaast moet op Europees niveau wetgeving worden goedgekeurd die politici of kandidaat-politici verbiedt grote economische belangen in de media te hebben.

    Bovendien moet er jaarlijks een verslag over de pluriformiteit van de media in de Europese Unie worden opgesteld en dient de Europese grondwet een speciale bepaling te bevatten inzake de noodzaak van de waarborging van pluralisme in de media. De lidstaten zouden in hun nationale grondwetten een actieve zorgplicht op moeten nemen met betrekking tot de eerbiediging van de vrijheid en de pluriformiteit van de media.