Artikel III-396: Wetgevingsprocedure

III-395
Artikel III-396
III-397

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    Wanneer Europese wetten of kaderwetten uit hoofde van de Grondwet volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
  • 2. 
    De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.

Eerste lezing

  • 3. 
    Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
  • 4. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, wordt de betrokken handeling vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van het Europees Parlement.
  • 5. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
  • 6. 
    De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

Tweede lezing

  • 7. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
    • a) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van de Raad;
    • b) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld;
    • c) 
      met een meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
  • 8. 
    Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
    • a) 
      al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld;
    • b) 
      niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
  • 9. 
    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.

Bemiddeling

  • 10. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad in tweede lezing.
  • 11. 
    De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
  • 12. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.

Derde lezing

  • 13. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om de betrokken handeling overeenkomstig die ontwerptekst vast te stellen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
  • 14. 
    De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.

Bijzondere bepalingen

  • 15. 
    Wanneer in de bij de Grondwet bepaalde gevallen de gewone wetgevingsprocedure wordt gevolgd met betrekking tot een wet of een kaderwet, op initiatief van een groep lidstaten, op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie, zijn lid 2, lid 6, tweede zin, en lid 9 niet van toepassing.

    In die gevallen zenden het Europees Parlement en de Raad de Commissie het ontwerp van handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken; de Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij overeenkomstig lid 11 ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.

 

1.

Toelichting Nederlandse regering

Artikel III-396 bevat de procedure die gevolgd moet worden wanneer Europese wetten of kaderwetten krachtens het Grondwettelijk Verdrag volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld.

De in artikel III-396 neergelegde procedure is voor het overgrote deel gelijk aan de oude medebeslissingsprocedure, hoewel dit niet de benaming is die in het Grondwettelijk Verdrag wordt gehanteerd. Deze procedure is op grond van het eerste lid de standaard wetgevingsprocedure binnen de Unie geworden.

Dit impliceert een belangrijke toename van betrokkenheid van het Europees Parlement in de communautaire besluitvorming en houdt daarmee een versterking van de democratische legitimatie van de Unie in.

Bovendien zijn verschillende rechtsgrondslagen in het Grondwettelijk Verdrag opnieuw geformuleerd om aan te geven dat het Europees Parlement en de Raad als wetgevers in het kader van deze procedure op gelijke voet staan. Bij sommige oude formuleringen kon de indruk ontstaan dat dit niet het geval was, omdat bepaald werd dat het rechtsinstrument door de Raad werd vastgesteld.

Met de invoering van deze gewone wetgevingsprocedure wordt een einde gemaakt aan de grote variëteit aan besluitvormingsprocedures die bestond onder de oude verdragen. Zo is de samenwerkingsprocedure afgeschaft (en vervangen door ofwel de gewone wetgevingsprocedure ofwel de raadplegingsprocedure) en de instemmingsprocedure in het bijzonder gereserveerd voor de bekrachtiging van verdragen (en voor het overige vervangen door de gewone wetgevingsprocedure).

Het toepassingsbereik van de gewone wetgevingsprocedure is dus uitgebreid. Voor een overzicht van gevallen waarin van de bijzondere wetgevingsprocedure is overgegaan op de gewone wetgevingsprocedure, zie bijlage 3 bij deze toelichting.

De gewone wetgevingsprocedure verschilt inhoudelijk niet van de oude medebeslissingsprocedure. Wel wordt de procedure in het Grondwettelijk Verdrag overzichtelijker weergegeven, waarbij met name de indeling in drie afzonderlijke lezingen en bemiddelingsfase verhelderend werkt.

De enige materiële vernieuwing is te vinden in lid 15 betreffende bijzondere bepalingen. Het buiten toepassing verklaren van het tweede lid (voorstel Commissie) is een logische aanpassing in het licht van het feit dat het om een wetgevingsinitiatief voor lidstaten gaat (zie ook artikel I-34, derde lid).

De Commissie wordt echter ook bij dit initiatief van de lidstaten nauw betrokken bij de besluitvorming door de verplichting van het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van handeling plus hun standpunten in eerste en tweede lezing aan de Commissie toe te zenden.

Daarnaast kunnen het Europees Parlement of de Raad de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken. De tweede zin van het zesde lid, waarin staat dat de Commissie in eerste lezing het Europees Parlement in kennis stelt van haar standpunt, wordt gecompenseerd door de bevoegdheid van de Commissie in alle fasen van de procedure op eigen initiatief advies uit te kunnen brengen.

Deze bevoegdheid staat naast de verplichting uit het zevende lid, onder c, advies uit te brengen over de amendementen van het Europees Parlement. Vanwege het buiten toepassing laten van het negende lid, hoeft de Raad over de amendementen waarover de Commissie negatief heeft geadviseerd bij een initiatief van de lidstaten, echter niet met unanimiteit te besluiten. Bovendien kan de Commissie als zij het nodig acht onder de in het elfde lid genoemde voorwaarden ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.

2.

Toelichting Belgische regering

De gewone wetgevingsprocedure stemt overeen met de medebeslissingsprocedure. Artikel III-396 herdefinieert de bepalingen met betrekking tot de medebeslissingsprocedure, maar fundamenteel verandert er niets.

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Wanneer krachtens de Grondwet de wetten of de kaderwetten volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
  • 2. 
    De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.

Eerste lezing

  • 3. 
    Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
  • 4. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, is de voorgestelde handeling aangenomen.
  • 5. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
  • 6. 
    De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

Tweede lezing

  • 7. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
  • a) 
    het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn aangenomen;
  • b) 
    het standpunt van de Raad in eerste lezing met volstrekte meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn aangenomen;
  • c) 
    met volstrekte meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
  • 8. 
    Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen
  • a) 
    al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn aangenomen;
  • b) 
    niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
  • 9. 
    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.

Bemiddeling

  • 10. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal vertegenwoordigers van het Europees Parlement en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de vertegenwoordigers van het Europees Parlement overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerp-tekst op basis van de standpunten van het Parlement en de Raad in tweede lezing.
  • 11. 
    De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
  • 12. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn aangenomen.

Derde lezing

  • 13. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om de betrokken handeling overeenkomstig de gemeenschappelijke ontwerp-tekst aan te nemen, met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen wat het Europees Parlement betreft, en met gekwalificeerde meerderheid wat de Raad betreft. Wanneer een van de twee instellingen de voorgestelde handeling niet binnen die termijn goedkeurt, wordt zij geacht niet te zijn aangenomen.
  • 14. 
    De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.
  • 15. 
    Wanneer een wet of een kaderwet in de specifiek bij de Grondwet bepaalde gevallen op voorstel van een groep van lidstaten aan de gewone wetgevingsprocedure wordt onderworpen, zijn de leden 2, 6 in fine en 9 niet van toepassing.

    Het Europees Parlement en de Raad zenden de Commissie het voorstel van de groep van lidstaten alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de Commissie te allen tijde gedurende de procedure om advies verzoeken. De Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij onder de in lid 11 genoemde voorwaarden deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.

2003
  • 1. 
    Wanneer krachtens de Grondwet de Europese wetten of kaderwetten volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
  • 2. 
    De Europese Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad van Ministers.

Eerste lezing

  • 3. 
    Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad van Ministers.
  • 4. 
    Indien de Raad van Ministers het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, is de voorgestelde handeling aangenomen.
  • 5. 
    Indien de Raad van Ministers het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
  • 6. 
    De Raad van Ministers stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Europese Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

Tweede lezing

  • 7. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
    • a) 
      het standpunt van de Raad van Ministers in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn aangenomen;
    • b) 
      het standpunt van de Raad van Ministers in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn aangenomen;
    • c) 
      met een meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad van Ministers in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad van Ministers en aan de Europese Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
  • 8. 
    Indien de Raad van Ministers binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
    • a) 
      al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn aangenomen;
    • b) 
      niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad van Ministers, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
  • 9. 
    De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Europese Commissie negatief advies heeft uitgebracht.

Bemiddeling

  • 10. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad van Ministers of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad van Ministers of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Parlement en de Raad van Ministers in tweede lezing.
  • 11. 
    De Europese Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad van Ministers nader tot elkaar te brengen.
  • 12. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn aangenomen.

Derde lezing

  • 13. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad van Ministers over een termijn van zes weken na deze datum om de betrokken handeling overeenkomstig de gemeenschappelijke ontwerptekst aan te nemen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad van Ministers met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn aangenomen.

  • 14. 
    De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad van Ministers, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.

Bijzondere bepalingen

  • 15. 
    Wanneer een wet of een kaderwet in de specifiek bij de Grondwet bepaalde gevallen op initiatief van een groep lidstaten op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van de Rekenkamer of de Europese Investeringbank aan de gewone wetgevingsprocedure wordt onderworpen, zijn de leden 2, 6, tweede zin, en 9 niet van toepassing.

    Het Europees Parlement en de Raad van Ministers zenden de Europese Commissie het ontwerp van de handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe.

    Het Europees Parlement en de Raad van Ministers kunnen de Europese Commissie te allen tijde gedurende de procedure om advies verzoeken. De Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij onder de in lid 11 genoemde voorwaarden deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.

2003
  • 1. 
    Wanneer krachtens de Grondwet de Europese wetten of kaderwetten volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
  • 2. 
    De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.

Eerste lezing

  • 3. 
    Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
  • 4. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, wordt de betrokken handeling vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van het Europees Parlement.
  • 5. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
  • 6. 
    De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

Tweede lezing

  • 7. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
    • a) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van de Raad;
    • b) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld;
    • c) 
      met een meerderheid van zijn leden in eerste lezing amendementen op het standpunt van de Raad voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
  • 8. 
    Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
    • a) 
      al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld;
    • b) 
      niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
  • 9. 
    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.

Bemiddeling

  • 10. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Parlement en de Raad in tweede lezing.
  • 11. 
    De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
  • 12. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.

Derde lezing

  • 13. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerp-tekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad van Ministers over een termijn van zes weken na deze datum om de betrokken handeling overeenkomstig de gemeenschappelijke ontwerptekst vast te stellen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
  • 14. 
    De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad van Ministers, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.

Bijzondere bepalingen

  • 15. 
    Wanneer een wet of een kaderwet in de bij de Grondwet bepaalde gevallen op initiatief van een groep lidstaten op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie aan de gewone wetgevingsprocedure wordt onderworpen, zijn de leden 2, 6, tweede zin, en 9 niet van toepassing.

    In die gevallen zenden het Europees Parlement en de Raad de Commissie het ontwerp van de handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken; de Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij onder de in lid 11 genoemde voorwaarden ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.

2004
  • 1. 
    Wanneer Europese wetten of kaderwetten uit hoofde van de Grondwet volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
  • 2. 
    De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.

Eerste lezing

  • 3. 
    Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
  • 4. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, wordt de betrokken handeling vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van het Europees Parlement.
  • 5. 
    Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
  • 6. 
    De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.

Tweede lezing

  • 7. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
    • a) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van de Raad;
    • b) 
      het standpunt van de Raad in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld;
    • c) 
      met een meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
  • 8. 
    Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
    • a) 
      al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld;
    • b) 
      niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
  • 9. 
    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.

Bemiddeling

  • 10. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad in tweede lezing.
  • 11. 
    De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
  • 12. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.

Derde lezing

  • 13. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om de betrokken handeling overeenkomstig die ontwerptekst vast te stellen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
  • 14. 
    De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.

Bijzondere bepalingen

  • 15. 
    Wanneer in de bij de Grondwet bepaalde gevallen de gewone wetgevingsprocedure wordt gevolgd met betrekking tot een wet of een kaderwet, op initiatief van een groep lidstaten, op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie, zijn lid 2, lid 6, tweede zin, en lid 9 niet van toepassing.

    In die gevallen zenden het Europees Parlement en de Raad de Commissie het ontwerp van handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken; de Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij overeenkomstig lid 11 ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.