Artikel III-10: Actief en passief kiesrecht

III-9
Artikel III-10
III-11

Bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers worden voor iedere burger van de Unie in de lidstaat waar hij verblijft en waarvan hij geen onderdaan is, nadere bepalingen vastgesteld betreffende de uitoefening van het in artikel I-8 bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen, indien zulks gerechtvaardigd wordt door bijzondere problemen in een lidstaat.

Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd artikel III-232, lid 2 en de maatregelen ter toepassing van het kiesrecht.

1.

Ontwikkeling artikel

2003

Bij Europese wet of kaderwet van de Raad worden voor elke burger van de Unie in de lidstaat waar hij verblijft nadere bepalingen vastgesteld betreffende de uitoefening van het in [artikel I-8] bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeentelijke verkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen indien zulks gerechtvaardigd wordt door bijzondere problemen in een lidstaat.

Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd [artikel 190, lid 4,] en de ter uitvoering van het kiesrecht genomen maatregelen.

2003

Bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers worden voor iedere burger van de Unie in de lidstaat waar hij verblijft en waarvan hij geen onderdaan is, nadere bepalingen vastgesteld betreffende de uitoefening van het in artikel I-8 bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen, indien zulks gerechtvaardigd wordt door bijzondere problemen in een lidstaat.

Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd artikel III-232, lid 2 en de maatregelen ter toepassing van het kiesrecht.

2003

Bij Europese wet of kaderwet van de Raad worden voor iedere burger van de Unie in de lidstaat waar hij verblijft en waarvan hij geen onderdaan is, nadere bepalingen vastgesteld betreffende de uitoefening van het in de artikelen I-8, lid 2, onder b), bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen, indien zulks gerechtvaardigd wordt door bijzondere problemen in een lidstaat.

Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd artikel III-232, lid 1, en ter toepassing van het kiesrecht vastgestelde maatregelen.

2004

Bij Europese wet of kaderwet van de Raad worden de nadere regelingen vastgesteld waaronder iedere burger van de Unie het in artikel I-10, lid 2, onder b), bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement kan uitoefenen in de lidstaat waar hij verblijf houdt, maar waarvan hij geen onderdaan is. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen, indien zulks gerechtvaardigd wordt door problemen die eigen zijn aan een lidstaat.

Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd artikel III-330, lid 1, en de voor de toepassing daarvan vastgestelde maatregelen.