Afdeling 3 - De humanitaire hulp

III-218: Beginselen en organisatie humanitaire hulp

  • 1. 
    Het optreden van de Unie op het gebied van humanitaire hulp wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals genoemd in [artikel 1] van deze titel. Dat optreden strekt tot specifieke bijstand, hulpverlening en bescherming ten behoeve van de bevolkingen van derde landen die het slachtoffer zijn van door de natuur of de mens veroorzaakte rampen, om de uit die situaties voortvloeiende humanitaire noden te lenigen. De activiteiten van de Unie en die van de lidstaten versterken en vullen elkaar aan.
  • 2. 
    Humanitaire hulp wordt verleend overeenkomstig de beginselen van het internationaal humanitair recht, met name de beginselen van onpartijdigheid en non-discriminatie.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden de nodige maatregelen vastgesteld die het kader voor de uitvoering van de humanitaire hulpverlening van de Unie bepalen.
  • 4. 
    De Unie kan met derde landen en de bevoegde internationale organisaties alle internationale overeenkomsten sluiten die dienstig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen. De onderhandelingen over en de sluiting van die overeenkomsten geschieden overeenkomstig [artikel 33] van deze titel.

    De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.

  • 5. 
    Er wordt een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulp opgericht teneinde een kader tot stand te brengen voor gemeenschappelijke bijdragen van Europese jongeren aan humanitaire acties van de Unie. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de wetgevingsprocedure een Europese wet vast waarin het statuut en de voorschriften voor de werking van het korps worden vastgelegd.
  • 6. 
    De Commissie kan alle dienstige initiatieven nemen om de coördinatie tussen het optreden van de Unie en het optreden van de lidstaten te coördineren teneinde de doeltreffendheid en de complementariteit van de humanitaire hulpmiddelen van de Unie en van de lidstaten te versterken.
  • 7. 
    De Unie ziet erop toe dat haar humanitaire hulpverlening gecoördineerd wordt en coherent is met die van internationale organisaties en instanties, met name die welke deel uitmaken van het systeem van de Verenigde Naties.