De missende schakel

11 december 2020, column Bert van den Braak

Het beeld dat uit de verhoren over de toeslagenaffaire naar voren kwam, maakt mismoedig. Een bal die ongehinderd richting het ravijn rolde, buikpijn veroorzakende kennis, leemlagen op ministeries waardoor signalen niet doorkwamen. Dat waren de metaforen. Oud-SP-Tweede Kamerlid Tjitske Siderius voegde er in een opiniestuk in Trouw nog één aan toe: de Tweede Kamer die zelf ziende blind en horende doof was.1)

Bij alles wat mis is gegaan, mag zelfreflectie van het parlement niet ontbreken. Dat doet niets af aan de terechte lof voor Renske Leijten en Pieter Omtzigt voor de vasthoudende wijze waarop zij de affaire aankaartten. Bij alles geldt bovendien dat de vraag hoe herhaling te voorkomen, vele malen interessanter is dan de schuldvraag. Als er al 'schuldigen' zijn, moet vooral de vraag worden gesteld: hoe kon het zover komen?

Tjitske Siderius stelde in Trouw dat niet alleen bestuurders en ambtenaren signalen misten over hoe zeer het mis ging met het terugvorderen van kinderopvangtoeslag, maar dat ook de Tweede Kamer tekortschoot. Zijzelf stelde in 2016 als Kamerlid wel vragen over hoe de Belastingdienst omging met de rechten van ouders, maar erkent nu volmondig dat ook zij niet 'doorpakte'. Er was noch bij haar, noch bij de Kamer het besef dat er veel meer aan de hand was. Haar vragen gingen over schending door de Belastingdienst/Toeslagen van de plicht burgers te horen in hun bezwaarprocedure. Dat was evenwel slechts het topje van de ijsberg. Er waren bovendien meer signalen. In het Jaarverslag 2016 schreef een medewerker van de Nationale ombudsman over haar ervaringen2):

"Sommige verhalen zijn zo persoonlijk en schrijnend. Dat blijft me wel bij hoor. Vooral als mensen in een negatieve spiraal zijn terechtgekomen. Zoals een alleenstaande moeder die ik aan de telefoon kreeg. Ze was in de schulden geraakt omdat ze te veel uitgekeerde kinderopvangtoeslag moest terugbetalen. Zolang dat niet is terugbetaald, kan ze niet aan het werk; ze kan de kinderen immers niet naar de kinderopvang brengen, want daarvoor krijgt ze geen toeslag meer. En als ze niet werkt, is het moeilijk om uit de schulden te komen."

In het Jaarverslag 2017 van de Nationale ombudsman werd al uitvoerig ingegaan op financiële problemen waarin 232 gezinnen waren gekomen na stopzetting van de kinderopvangtoeslag (de bekende Caf-11-zaak). De conclusie van de Ombudsman was toen:

"Misbruik opsporen en bestrijden is noodzakelijk, maar de aanpak van de Belastingdienst was nu te hard. De Belastingdienst erkent dit en heeft beloofd de werkwijze aan te passen. We hebben gevraagd de getroffen ouders excuses te maken en hen tegemoet te komen in het ondervonden leed."

Er was een tijd dat jaarverslagen van de Nationale ombudsman (plenair) werden geagendeerd door de Tweede Kamer. De laatste keer dat dit gebeurde was in december 2014, toen de jaarverslagen 2012 en 2013 werden besproken. Je kunt je inmiddels afvragen of het onbesproken laten van het verslag nog verdedigbaar is. Al dient er direct aan te worden toegevoegd, dat de geruststellende conclusie van de Ombudsman waarschijnlijk reden was geweest om het probleem als afgedaan te beschouwen.

Naast alle uitvoeringsaspecten en vragen over de communicatie tussen Belastingdienst/Toeslagen en ministerie, tussen de ambtelijke en politieke top en tussen ministeries onderling, moet de vraag op tafel komen: hoe kan het dat de signalen over zo'n omvangrijke en ernstige kwestie niet eerder doordrongen tot de Tweede Kamer. Er lijkt sprake van een ontbrekende schakel. Weten burgers Kamerleden misschien niet te vinden of leeft bij Kamerleden de gedachte dat individuele zaken niet voor hen bedoeld zijn. Er bestaat overigens al sinds 1849 een commissie voor de Verzoekschriften waar burgers hun klachten kunnen adresseren; juist voor individuele gevallen. Weinig burgers lijken dat te weten.

Hopelijk besteden beide onderzoekscommissies (Uitvoeringsorganisaties en Toeslagenaffaire) aandacht aan dit probleem. Kamerleden zijn er voor burgers, ook voor individuele burgers. Een individueel geval kan het signaal zijn dat er structureel iets speelt. Klachten van burgers moeten bij het parlement terecht komen. De Kamer(s) moeten dat niet alleen zo goed mogelijk faciliteren, maar ook stimuleren. Je ontkomt dan bijna niet aan de vraag of 150 Tweede Kamerleden (in 1956 vastgesteld bij 11 miljoen inwoners) voor een land met inmiddels 17 miljoen inwoners, wel voldoende zijn.


  • 1) 
    Tj. Siderius, "Ook de Tweede Kamer gaat niet vrijuit bij de Toeslagenaffaire", Trouw (Opinie), 2 december 2020
  • 2) 
    Jaarverslag Nationale ombudsman 2016, kamerstuk 34.696
  • 3) 
    Jaarverslag Nationale ombudsman 2017, kamerstuk 34.890


Andere recente columns