Legale migratie: Commissie daagt België voor Hof van Justitie wegens niet-overnemen van gemeenschappelijke regels voor seizoenarbeiders van buiten EU

De Europese Commissie heeft vandaag besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie ("het Hof") te dagen omdat het de richtlijn seizoenarbeiders (Richtlijn 2014/36/EU) niet volledig heeft uitgevoerd.

De richtlijn bepaalt de voorwaarden voor de toegang en het verblijf van seizoenarbeiders uit derde landen en definieert hun rechten. België miste de oorspronkelijke uiterste datum voor omzetting van 30 september 2016 en heeft de richtlijn tot op heden nog steeds niet volledig uitgevoerd.

De richtlijn seizoenarbeiders bevat de voorwaarden die de lidstaten moeten toepassen wanneer zij besluiten toegang te verlenen tot hun arbeidsmarkten aan burgers uit derde landen die in een EU-lidstaat willen werken als seizoenarbeiders gedurende korte perioden (maximaal negen maanden), vaak in de landbouw en het toerisme. Zij zorgt ervoor dat deze werknemers op dezelfde wijze worden behandeld als nationale werknemers met betrekking tot een aantal belangrijke factoren als arbeidsvoorwaarden, salaris, gezondheid en veiligheid en sociale zekerheid, en zij biedt garanties dat zij tegen uitbuiting worden beschermd.

De lidstaten moesten deze richtlijn uiterlijk op 30 september 2016 volledig hebben omgezet. Op die datum had België de nieuwe regels slechts gedeeltelijk omgezet. De Commissie stuurde België in november 2016 een aanmaningsbrief en vervolgens in juli 2017 een met redenen omkleed advies. België heeft de Commissie er tot op heden nog steeds niet van op de hoogte gebracht dat het de richtlijn volledig in nationaal recht heeft omgezet. De Commissie heeft daarom besloten de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU.

De Commissie daagt België voor het Hof van Justitie van de EU en stelt daarbij een dwangsom van 49 906,50 EUR per dag voor. Bij de vaststelling van dat bedrag is rekening gehouden met de ernst en de duur van de inbreuk, en met het afschrikkend effect in het licht van de draagkracht van de lidstaat.

Volgende stappen

Blijft de omzetting onvolledig en bevestigt het Hof het standpunt van de Commissie, dan moet de dagelijkse dwangsom worden betaald met ingang van de datum van de uitspraak of een door het Hof vastgestelde latere datum tot de omzetting is voltooid. Over het uiteindelijke bedrag van de dwangsom beslist het Hof, maar het bedrag mag niet hoger zijn dan wat de Commissie heeft voorgesteld.

Achtergrond

De Commissie heeft de vorderingen die de lidstaten maken met de omzetting van de richtlijn seizoenarbeiders (Richtlijn 2014/36/EU) in nationaal recht nauwlettend in het oog gehouden. Twintig lidstaten hebben een schriftelijke aanmaning ontvangen wegens onvolledige omzetting van de richtlijn op de vastgestelde uiterste datum. Tot op heden zijn in zeven gevallen de inbreukprocedures afgesloten. Daarnaast heeft de Commissie vandaag besloten de inbreukprocedures tegen Litouwen en Finland af te sluiten. Wat de inbreukprocedures tegen de tien overige lidstaten betreft, is de Commissie in kennis gesteld van omzettingsmaatregelen; zij beoordeelt momenteel de volledigheid ervan.

Krachtens het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, kan de Commissie het Hof verzoeken financiële sancties op te leggen aan lidstaten die EU-wetgeving niet op tijd in nationaal recht hebben omgezet. De dagelijkse dwangsom wordt berekend op basis van een formule, waarbij de volgende elementen worden vermenigvuldigd:

  • de ernst van de inbreuk;
  • de duur van de inbreuk;
  • een factor "n" (die per lidstaat verschilt en rekening houdt met hun bbp);
  • een vast bedrag, dat momenteel is vastgesteld op 700 EUR per dag.

Meer informatie

IP/18/4490

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail