Het Gerecht bevestigt het besluit van de Commissie volgens hetwelk Duitsland zijn huidige grenswaarden voor arseen, antimoon en kwik in speelgoed niet mag handhaven, maar verklaart dit besluit gedeeltelijk nietig voor zover het betrekking heeft op lood

Het Gerecht bevestigt het besluit van de Commissie volgens hetwelk Duitsland zijn huidige grenswaarden voor arseen, antimoon en kwik in speelgoed niet mag handhaven, maar verklaart dit besluit gedeeltelijk nietig voor zover het betrekking heeft op lood

Duitsland heeft niet bewezen dat deze grenswaarden, die overeenstemmen met de oude EU-standaard, een betere bescherming bieden dan de nieuwe Europese grenswaarden

De Europese Unie heeft in 2009 een nieuwe „speelgoedrichtlijn” 1 vastgesteld waarin zij nieuwe grenswaarden heeft vastgelegd voor bepaalde chemische stoffen in speelgoed, zoals met name zware metalen. Duitsland, dat in de Raad tegen deze richtlijn heeft gestemd, is van mening dat de grenswaarden voor lood, barium, antimoon, arseen en kwik die op zijn grondgebied gelden en overeenstemmen met de waarden van de oude „speelgoedrichtlijn” van 1988 2 , een betere bescherming bieden. Deze lidstaat heeft de Commissie bijgevolg verzocht om deze waarden te mogen handhaven. Bij besluit van 1 maart 2012 heeft de Commissie dit verzoek afgewezen voor antimoon, arseen en kwik en heeft zij Duitsland toestemming gegeven om zijn grenswaarden voor lood en barium uiterlijk tot en met 21 juli 2013 te handhaven.

Duitsland heeft beroep tot nietigverklaring van dit besluit ingesteld. Het heeft bovendien om de vaststelling van een voorlopige maatregel verzocht teneinde zijn huidige grenswaarden te mogen handhaven tot aan de uitspraak van het arrest ten gronde. Bij beschikking van 15 mei 2013 heeft de president van het Gerecht de Commissie gelast om de handhaving van de vijf Duitse grenswaarden toe te staan tot aan de uitspraak van het Gerecht in de hoofdzaak. 3

Met zijn arrest van vandaag doet het Gerecht uitspraak in de hoofdzaak en verwerpt het het beroep van Duitsland wat arseen, antimoon en kwik betreft .

Het Gerecht brengt allereerst in herinnering dat een lidstaat om de handhaving van bestaande nationale bepalingen mag verzoeken wanneer hij van mening is dat het gevaar voor de volksgezondheid anders moet worden ingeschat dan de Uniewetgever bij de vaststelling van de Europese harmonisatiemaatregel heeft gedaan. Te dien einde moet de verzoekende lidstaat aantonen dat die nationale bepalingen de volksgezondheid beter beschermen dan de harmonisatiemaatregel van de Unie en dat zij niet verder gaan dan voor het bereiken van dat doel noodzakelijk is.

Bij de vergelijking van de Duitse grenswaarden met de waarden van de nieuwe richtlijn voor arseen, antimoon en kwik stelt het Gerecht vast dat de richtlijn migratielimieten bepaalt, waarbij het risico voor de gezondheid in verband wordt gebracht met de hoeveelheid van een bepaalde schadelijke stof die door speelgoed kan worden vrijgegeven en vervolgens door een kind kan worden opgenomen. 4 Verder voorziet deze richtlijn in drie verschillende migratielimieten, afhankelijk van het soort speelgoedmateriaal (te weten droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal, vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal en afgekrabd speelgoedmateriaal). De Duitse grenswaarden worden daarentegen uitgedrukt in biologische beschikbaarheid. Zij geven de maximale hoeveelheid van een chemische stof aan die ten gevolge van het gebruik van speelgoed door het menselijk lichaam mag worden opgenomen en beschikbaar mag zijn voor biologische processen. 5 Deze grenswaarden gelden voor elk soort van speelgoed, ongeacht de materiële consistentie daarvan.

Volgens het Gerecht blijkt duidelijk uit de door de Commissie verstrekte gegevens dat voor vloeibaar of kleverig materiaal, en voor droog, bros, poederachtig of flexibel materiaal de Duitse grenswaarden, omgezet in migratielimieten op basis van norm EN 71‑3, kennelijk hoger zijn dan de waarden van de nieuwe richtlijn, terwijl voor afgekrabd speelgoedmateriaal de migratielimieten van deze richtlijn hoger zijn dan de geconverteerde grenswaarden voor de biologische beschikbaarheid in de meegedeelde nationale bepalingen. Bijgevolg kan Duitsland niet met succes stellen dat de nieuwe richtlijn een hogere migratie van schadelijke stoffen toestaat dan in Duitsland toelaatbaar is, dat kinderen dus sterker worden blootgesteld aan deze stoffen en dat hieruit „alleen al” kan worden geconcludeerd dat het op geloofwaardige wijze heeft aangetoond dat zijn grenswaarden een betere bescherming bieden dan de nieuwe richtlijn. Voorts merkt het Gerecht op dat afgekrabd materiaal moeilijker toegankelijk is voor kinderen dan droog of vloeibaar materiaal.

Aangezien de migratielimieten van de nieuwe richtlijn alleen voor afgekrabd speelgoedmateriaal hoger zijn dan de Duitse geconverteerde grenswaarden voor de biologische beschikbaarheid, kan de Commissie in ieder geval niet worden verweten dat zij het verzoek tot handhaving van de Duitse grenswaarden, die geen enkel onderscheid maken naargelang van de consistentie van het speelgoedmateriaal, heeft afgewezen.

Wat arseen, antimoon en kwik betreft, besluit het Gerecht dat Duitsland niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, dat wil zeggen, niet het bewijs heeft geleverd dat de Duitse grenswaarden de gezondheid beter beschermen dan de nieuwe richtlijn.

Wat daarentegen lood betreft, verklaart het Gerecht het besluit van de Commissie nietig voor zover dit besluit de goedkeuring van de Duitse grenswaarden voor dit zware metaal heeft beperkt tot en met 21 juli 2013. Het Gerecht is immers van oordeel dat de Commissie haar motiveringsplicht heeft geschonden aangezien haar besluit in dit verband een innerlijke tegenstrijdigheid bevat die aan een goed begrip van de daaraan ten grondslag liggende redenen in de weg staat. Aangezien, enerzijds, de door de oude richtlijn vastgestelde grenswaarden van toepassing bleven tot en met 20 juli 2013 en, anderzijds, de handhaving van de Duitse grenswaarden voor lood slechts was toegestaan uiterlijk tot en met 21 juli 2013 (waarbij het verschil tussen deze twee data louter symbolisch is), is het concrete resultaat van het bestreden besluit een afwijzende beslissing, ook al heeft de Commissie vastgesteld dat aan de voorwaarden voor de goedkeuring van de handhaving van de nationale grenswaarden voor lood was voldaan.

Wat barium betreft , stelt het Gerecht op verzoek van Duitsland vast dat geen uitspraak meer hoeft te worden gedaan over het beroep . De Commissie heeft de grenswaarden voor dit zware metaal immers inmiddels gewijzigd, zodat het beroep, wat barium betreft, zonder voorwerp is geworden.

NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof.

NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt.

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA.

Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via " Europe by Satellite " (+32) 2 2964106

1 :

Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170, blz. 1) Deze richtlijn moest uiterlijk op 20 januari 2011 zijn omgezet in de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, die vanaf 20 juli 2011 moesten worden toegepast.

2 :

Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed (PB L 187, blz. 1).

3 :

Beschikking van de president van het Gerecht van 15 mei 2013, Duitsland/Commissie (T‑198/12 R; zie ook perscommuniqué nr. 59/13). Bij beschikking van 19 december 2013, Commissie/Duitsland (C‑426/13 P (R)), heeft de vicepresident van het Hof van Justitie de hogere voorziening van de Commissie tegen voormelde beschikking afgewezen.

4 :

In het bestreden besluit legt de Commissie uit dat onder migratie wordt verstaan, de hoeveelheid chemische stoffen die feitelijk uit speelgoed vrijkomt en ook door het menselijk lichaam wordt opgenomen.

5 :

In het bestreden besluit zet de Commissie uiteen dat de biologische beschikbaarheid overeenstemt met de hoeveelheid chemische stoffen die feitelijk uit speelgoed vrijkomt en door het menselijk lichaam kan, maar niet noodzakelijk hoeft te worden opgenomen.