Geëmigreerde kinderen hebben minder kans op goed onderwijs (en)

Europese Commissie

Persbericht

Brussel, 11 april 2013

Kinderen van migranten zitten relatief vaak op arme scholen, blijkt uit rapport

Kinderen van pas aangekomen immigranten krijgen relatief vaak te maken met segregatie en belanden vaak op scholen met minder middelen, zo blijkt uit een studie in opdracht van de Europese Commissie. Dit leidt tot slechtere prestaties en een grotere kans op voortijdige schooluitval. Volgens de studie zouden de lidstaten moeten zorgen voor gerichte onderwijsondersteuning voor migrantenkinderen, zoals gespecialiseerde leerkrachten en systematische betrokkenheid van ouders en gemeenschappen om de integratie van deze kinderen te verbeteren.

Voor de studie is gekeken naar het nationale ondersteuningsbeleid voor kinderen van pas aangekomen migranten in 15 landen waar onlangs een aanzienlijke instroom van immigranten heeft plaatsgevonden: België (Vlaamse Gemeenschap), Cyprus, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Geconcludeerd werd dat Denemarken en Zweden het beste model hebben, omdat daar gerichte ondersteuning wordt geboden en de scholen bovendien een redelijke mate van autonomie hebben. De andere landen leggen meestal de nadruk op een van deze aspecten, waardoor zij geen betere resultaten bereiken bij de integratie van migrantenkinderen.

Androulla Vassiliou, EU-commissaris voor Onderwijs, Cultuur, Meertaligheid en Jeugdzaken, zei hierover: "Ieder kind verdient een eerlijke kans om door onderwijs de vaardigheden te verwerven die in de samenleving en op de arbeidsmarkt nodig zijn. Daarbij mag de achtergrond van het kind geen rol spelen. In Europa moeten wij op dit punt beter gaan presteren en kwetsbare groepen meer ondersteuning bieden. De houding die te veel scholen nu nog hebben, moet veranderen. Eerst moeten de scholieren die in het land zelf zijn opgegroeid, zich aanpassen aan de migrantenkinderen. Deze scholieren moeten worden aangemoedigd de nieuwkomers te verwelkomen en hun ouders moeten ons daarbij helpen. Als we niet in actie komen, dreigt een vicieuze cirkel te ontstaan, waarbij een gebrek aan kansen leidt tot slechte schoolresultaten en meer kans op werkloosheid en armoede."

In de studie wordt gewezen op het belang van de autonomie van scholen en van een holistische benadering voor de ondersteuning van migrantenkinderen in het onderwijs; daarbij gaat het om taalhulp en pedagogische ondersteuning, betrokkenheid van ouders en gemeenschappen en intercultureel onderwijs. Volgens de studie zouden scholen segregatie moeten tegengaan en moeten voorkomen dat leerlingen in een vroegtijdig stadium op vaardigheden worden geselecteerd, omdat migrantenkinderen die de taal nog niet volledig onder de knie hebben hierdoor op een achterstand kunnen worden gezet. Ook wordt in de studie aangegeven dat de monitoring moet worden verbeterd en dat statistieken moeten worden verzameld over de onderwijstoegang, onderwijsparticipatie en onderwijsprestaties van migrantenkinderen.

De studie maakt gebruik van statistische gegevens van PISA, het programma voor internationale studentenbeoordeling van de OESO waarin de vaardigheden en kennis van 15-jarigen worden getoetst. De OESO stelde in 2010 vast dat in Europa 25,9 % van de in het buitenland geboren scholieren voortijdig de school verliet, tegen 13 % van de scholieren die in het land zelf waren geboren.

Achtergrond

In de studie in opdracht van de Commissie wordt geconstateerd dat in de meeste landen de scholen hetzij slechts algemene nationale richtsnoeren over de besteding van middelen krijgen waar zij naar eigen goeddunken mee kunnen omgaan, hetzij juist onvoldoende autonomie hebben om individuele leerlingen hulp op maat te kunnen bieden en het nationale beleid te kunnen aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden.

De studie onderscheidt vijf soorten systemen van onderwijsondersteuning:

het model van brede ondersteuning (voorbeelden: Denemarken, Zweden)

Dit biedt continue ondersteuning op de gebieden die voor de integratie van de kinderen van pas aangekomen migranten van het grootste belang zijn: taalhulp, pedagogische ondersteuning, betrokkenheid van ouders, intercultureel onderwijs en vriendelijke leeromgeving;

het model van niet-systematische ondersteuning (voorbeelden: Italië, Cyprus, Griekenland)

De verleende steun heeft een vrij willekeurig karakter. Het beleid wordt niet altijd duidelijk omschreven, van voldoende middelen voorzien of uitgevoerd. Leerkrachten, ouders en plaatselijke gemeenschappen moeten het zonder duidelijke richtsnoeren stellen;

het model van compenserende ondersteuning (voorbeelden: België, Oostenrijk)

Hieronder vallen soorten ondersteunend beleid waarbij de taal van het gastland continu wordt onderwezen, maar de pedagogische ondersteuning vrij zwak is, en in een vroegtijdig stadium het niveau van de kinderen wordt bepaald en leerlingen in niveaus worden ingedeeld. Dit model wordt "compenserend" genoemd omdat het erop gericht is de verschillen te corrigeren in plaats van de aanvankelijke achterstand weg te werken;

het integratiemodel (voorbeeld: Ierland)

Dit wordt gekarakteriseerd door een goed beleid op het gebied van samenwerking en intercultureel onderwijs. Er wordt systematisch gewerkt aan de banden tussen school, ouders en de plaatselijke gemeenschap; intercultureel onderwijs is opgenomen in het onderwijsprogramma en wordt in het dagelijks leven op school bevorderd. Het is niet gericht op taalhulp.

Het model van gecentraliseerde toegangsondersteuning (voorbeelden: Frankrijk, Luxemburg)

Dit model is gericht op de gecentraliseerde opvang van migrantenkinderen en de verlening van pedagogische ondersteuning. Er zijn goede, gerichte ondersteuningsprogramma's voor slecht presterende leerlingen en er is taalhulp en andere ondersteuning voor ouders.

De onafhankelijke studie werd in opdracht van de Commissie uitgevoerd door het Litouwse Instituut voor overheidsbeleid en beheer.

In het kader van haar strategie voor groei en werkgelegenheid moedigt de Europese Unie de lidstaten aan meer in onderwijs te investeren om hun economieën te versterken en jongeren de vaardigheden te geven die op de arbeidsmarkt nodig zijn. De EU-landen hebben zich ertoe verbonden tussen nu en 2020 het aandeel van de jongeren met zwakke basiscompetenties (lezen en schrijven en rekenen) en het aantal voortijdige schoolverlaters te verlagen. Zij hebben afgesproken dat in 2020 minder dan 15 % van de jongeren onvoldoende vaardigheden op het gebied van lezen, schrijven en rekenen mag hebben, minder dan 10 % voortijdig de school mag verlaten en ten minste 40 % van de mensen in de leeftijdsgroep 30-34 jaar een diploma van tertiair onderwijs moet hebben.

Sinds 1960 is de nettomigratie naar Europa verdrievoudigd. Onderwijs aan kinderen van immigranten is van het grootste belang, aangezien bijvoorbeeld in het schooljaar 2009/2010 in Oostenrijk 17,6 % van de ingeschreven leerlingen een andere eerste taal had dan het Duits; in Griekenland steeg het percentage in het buitenland geboren leerlingen van basisscholen en middelbare scholen de afgelopen vijf jaar van 7,3 % naar 12 %.

Meer informatie

Final Report

Europese Commissie: Education and training

Androulla Vassiliou's website

Volg Androulla Vassiliou op Twitter @VassiliouEU

 

Contact:

Dennis Abbott (+32 22959258); Twitter: @DennisAbbott

Dina Avraam (+32 22959667)