Inhoudsopgave van deze pagina:
- 19: Kroon van Holland behoort aan Lodewijk Napoleon en zijn mannelijke afstammelingen, uitsluiting vrouwelijke afstammelingen
- 20: De persoon des konings is onschendbaar
- 21: Kronen van Frankrijk en Holland worden nimmer verenigd
- 22: Koning van Holland is Groot Dignitaris van het Keizerrijk
- 23: Regentschap; Meerderjarigheid
- 24: Regent voorziet in eenen Raad van Nationalen, geen persoonlijke verantwoordelijkheid regent
- 25: Na overlijden Koning voert Koningin-moeder toezicht op minderjarige troonopvolger, mogelijke rol Keizer der Franschen
- 26: Koning heeft volle uitoefening der Regering en alle uitvoerende Magt
- 27: Koning benoemt ministers van Staat voor uitvoering Generaal Bestuur
- 28: Groot Officieren van het Rijk
- 29: Staatsraad: benoemingsprocedure en samenstelling
- 30: Eisen aan Ministers van Staat en Leden Staatsraad
- 31: Mandaat Raad van State
- 32: Koning is Opperhoofd Vloten en Legers, bepaling militaire rangen
- 33: Koning benoemt Buitenlandsche Ministers, Zee- en Land-Officieren, Nationale Ambtenaren, en Leden van Regtbanken
- 34: Mandaat op justitieel gebied
- 35: Recht van bekrachtiging van Tractaten; geheime artikelen
- 36: Bestiering der Koloniën en derzelver innerlijke Regering
- 37: Beeldtenis munten
- 38: Gratie
- 39: Koning opent en sluit zittingen van het Wetgevend Ligchaam
- 40: Procedure wetgevingsproces
- 41: Opperbestuur Nationale Geldmiddelen
- 42: Beschikking over Geldmiddelen van den Staat
- 43: Verlening pensioenen
- 44: Begrooting van Staatsbehoeften
- 45: Nationale Rekenkamer; Leden
- 46: Residentie Gouvernement
- 47: Kroondomein, inkomen Koning
- 48: Inkomen koningin
- 49: Koning geniet vrije en openbare uitoefening van zijnen Godsdienst
- 50: Eed des Konings
19: Kroon van Holland behoort aan Lodewijk Napoleon en zijn mannelijke afstammelingen, uitsluiting vrouwelijke afstammelingen
De Kroon van Holland behoort aan Zijne Majesteit LODEWIJK NAPOLEON, ten einde bekleed te worden door hem, en door zijne natuurlijke, wettige en mannelijke afstammelingen, hij orde van eerstgeboorte, bij altoosdurende uitsluiting der Vrouwen en van derzelver afstammelingen.
23: Regentschap; Meerderjarigheid
Ingeval van minderjarigheid, behoort het Regentschap van regtswege aan de Koningin.
Bij ontstentenis van Hoogstdezelve, wordt de Regent van het Koningrijk door den Keizer der Franschen, in hoedanigheid van altoosdurend Opperhoofd der Keizerlijke Famille benoemd, uit de Prinsen van den Bloede, en bij ontstentenis uit de Nationalen.
De minderjarigheid der Koningen eindigt met den vollen ouderdom van achttien jaren.
24: Regent voorziet in eenen Raad van Nationalen, geen persoonlijke verantwoordelijkheid regent
De Regent zal voorzien zijn van eenen Raad van Nationalen, waarvan de zamenstelling en attributen bij eene bijzondere Wet zullen worden bepaald.
De Regent zal niet persoonlijk verantwoordelijk zijn voor de daden van zijn Bestuur.
25: Na overlijden Koning voert Koningin-moeder toezicht op minderjarige troonopvolger, mogelijke rol Keizer der Franschen
Bij den dood des Konings zal het toevoorzicht over de Persoon van den minderjarigen Koning steeds toebetrouwd zijn aan de Koninginne Moeder, en bij ontstentenis aan zoodanige Persoon, als daartoe door den Keizer der Franschen zal worden aangewezen.
30: Eisen aan Ministers van Staat en Leden Staatsraad
De Ministers van Staat en Leden van den Staatsraad moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren in het Rijk, of in een der Koloniën van den Staat, en in 't Rijk gedurende de laatste zes jaren vóór de verkiezing hebben gewoond; het vereischte van inwoning sluit niet uit de zoodanigen, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.
31: Mandaat Raad van State
De Koning vraagt van den Staatsraad deszelfs consideratiën en advis over zoodanige zaken, als hij zal goedvinden.
Hij neemt geen Besluit tot Voordragt eener Wet aan de Vergadering van Hun Hoog Mogenden, dan na alvorens den Staatsraad, omtrent het ontwerp dier Wet, te hebben gehoord.
33: Koning benoemt Buitenlandsche Ministers, Zee- en Land-Officieren, Nationale Ambtenaren, en Leden van Regtbanken
De Koning heeft de aanstelling van alle Buitenlandsche Ministers, alle Zee- en Land-officieren, alle Nationale Ambtenaren van den Staat, alle de Officieren van Justitie, en eindelijk van alle de Leden van Regtbanken, tot de zaken van het Algemeen Bestuur behoorende. De Leden van de Nationale Rekenkamer en van het Nationaal Geregtshof, mitsgaders de Procureur-Generaal bij dit Geregtshof en bij de Departementale Geregtshoven, worden gekozen op den voet, bij Art. 45 en 72 bepaald.
35: Recht van bekrachtiging van Tractaten; geheime artikelen
De Koning bekrachtigt alle Tractaten en Overeenkomsten met vreemde Mogendheden. Dezelve worden als Wetten afgekondigd, na door den Koning aan de Vergadering van Hun Hoog Mogenden te zijn mede gedeeld.
De geheime artikelen zijn onder deze mededeeling niet begrepen: zij mogen echter niet strijdig zijn met de openbare Artikelen.
36: Bestiering der Koloniën en derzelver innerlijke Regering
De Bestiering der Koloniën, en van alles wat derzelver innerlijke Regering betreft, behoort bij uitsluiting aan den Koning.
40: Procedure wetgevingsproces
De Koning begeeft zich in Persoon naar de Vergadering van Hun Hoog Mogenden, zoo dikwijls hij zulks zal goedvinden.
De Functiën van President der Vergadering houden op gedurende den tijd, dat de Koning zich in dezelve bevindt.
De Vergadering van Hun Hoog Mogenden raadpleegt nimmer in tegenwoordigheid des Konings.
De Concept-Wetten worden namens den Koning bij deze Vergadering ingediend, door eene Commissie uit den Staatsraad.
44: Begrooting van Staatsbehoeften
In het begin van elke gewone Zitting, levert de Koning aan het Wetgevend Ligchaam in, eene algemeene en uitgewerkte Begrooting van Staatsbehoeften over het volgend Jaar.
De Vergadering van Hun Hoog Mogenden kan daarin geene verandering maken; dezelve bewilligt daar in, of verwerpt deze algemeene Begrooting.
47: Kroondomein, inkomen Koning
Het Domein van de Kroon zal bestaan:
In de eerste plaats: uit een Paleis in den Haag, het geen tot verblijf van het Koninklijke Huis bestemd zal zijn.
In de tweede plaats: uit het Paleis in het Haagsche Bosch.
In de derde plaats: uit het Domein van Soestdijk.
In de vierde plaats: uit een Inkomen van vijfmaal honderd duizend Guldens in vaste Goederen.
De Wet van den Staat verzekert daar en boven aan den Koning, eene Jaarlijksche Somme van vijftien maal honderd duizend Guldens Hollandsch Courant Geld, iedere Maand bij twaalfde gedeelte te betalen.
48: Inkomen koningin
Het Lijftogtgoed der Koningin zal bij Huwelijksche Voorwaarden bepaald worden; voor ditmaal is overeengekomen: dat het zelve eene Jaarlijksche Somme van tweemaal honderd en vijftig duizend Guldens zal bedragen, welke uit het Domein van de Kroon opgebragt zal worden. Na aftrek van deze Somme, zal de helft van de overblijvende inkomsten van de Kroon dienen tot bekostiging van het onderhoud van het Huis van den minderjarigen Koning, terwijl de andere helft voor de onkosten van het Regentschap zal bestemd zijn.
50: Eed des Konings
De Eed des Konings luidt aldus:
"Ik zweer,
dat ik de Constitutie van het Koningrijk zal achtervolgen;
dat ik de integriteit van deszelfs Grondgebied zal handhaven;
dat ik zal eerbiedigen en doen eerbiedigen de Vrijheid van Godsdienst en gelijkheid, van Regten, en de Staatkundige en Burgerlijke Vrijheid;
dat ik geene Belastingen zal opleggen, dan uit krachte der Wet;
en dat ik in mijne Regering geen ander doel zal hebben, dan eeniglijk de bevordering van het Belang, de Welvaart, en de Roem der Natie."