Inhoudsopgave van deze pagina:
- 1: Oogmerk der maatschappelijke vereeniging
- 2: Maatschappelijk Verdrag en natuurlijke regten van den Mensch
- 3: Alle leden der Maatschappij hebben gelijke aanspraak op derzelver voordeelen
- 4: Bescherming van individueel bezit
- 5: Wet is gelijk voor allen
- 6: Doe eenen ander niet, hetgeen gij niet wenscht dat aan u geschiede
- 7: Goed burgerschap
- 8: Eerbiedige erkentenis Albestuurend Opperwezen
4: Bescherming van individueel bezit
Ieder Burger is volkomen vrij, om te beschikken over zijne goederen, inkomsten, en de vruchten van zijn vernuft en arbeid, en voords, om alles te doen, wat de regten van eenen ander niet schend.
5: Wet is gelijk voor allen
De Wet is de wil van het geheele maatschappelijk Lichaam, uitgedrukt door de meerderheid, of der Burgeren, of van Derzelver Vertegenwoordigers. Zij is, hetzij beschermende, of straffende, gelijk voor allen. Zij strekt zig alleen uit tot daaden, nimmer tot gevoelens. Alles, wat overeenkomt met de onvervreemdbare regten van den Mensch in Maatschappij, kan door geene Wet verboden worden. Zij beveelt, noch laat toe, hetgeen daarmede strijdig is.
6: Doe eenen ander niet, hetgeen gij niet wenscht dat aan u geschiede
Alle de pligten van den Mensch in Maatschappij hebben hunnen grondslag in deze heilige wet: Doe eenen ander niet, hetgeen gij niet wenscht dat aan u geschiede. Doe aan anderen, ten allen tijde, zoo veel goeds, als gij in gelijke omstandigheden, van hun zoudt wenschen te ontvangen.
7: Goed burgerschap
Niemand is een goed Burger, dan die de huislijke pligten, in den onderscheiden stand, waarin hij moge gesteld zijn, zorgvuldiglijk uitöefent, en voords in alle opzigten, aan zijne maatschappelijke betrekkingen voldoet.