Balkenende in historisch perspectief

28 december 2007, column Bert van den Braak

De afgelopen tijd verschenen er biografieën over de premiers Drees, Heemskerk, De Geer en Cort van der Linden. Eerder was er de omvangrijke Colijn-biografie van H.J. Langeveld. De biografie van Joop den Uyl is aanstaande. Ook aan Van Agt werd recentelijk in een wat populairdere uitgave aandacht besteed. Minister-presidenten staan dus volop in de belangstelling.

Voor het schrijven van een verantwoord historisch werk geldt uiteraard dat enige distantie in tijd vereist is. Voor de biografie van Jan Peter Balkenende is het in alle opzichten dus nog veel te vroeg. Toch zijn er ook over hem (en over zijn minister-presidentschap) in algemene zin al enige opmerkingen te maken. Dit is zeker het geval als we hem in historisch perspectief plaatsen. Dat juist Balkenende premier is geworden, is als we hem met zijn voorgangers vergelijken op zich niet zo opmerkelijk. Sterker: hij past in een traditie van christendemocratische premiers, met bijvoorbeeld een VU-achtergrond. Anderzijds is zijn premierschap toch wel bijzonder te noemen. Niet velen zullen hem in 2001 namelijk als potentiële minister-president hebben gezien.

Van de premiers sinds 1900 is Balkenende de achtste van gereformeerden huize; in totaal waren zij ruim een kwart eeuw aan het bewind. Zij hadden allen een band met de ARP, al gold voor Den Uyl slechts dat hij aanvankelijk op die partij stemde. Opmerkelijk is dat na Gerbrandy Balkenende pas de tweede premier van gereformeerden huize is die leiding geeft aan een kabinet met sociaaldemocraten. Bij eerdere samenwerking tussen christendemocraten en sociaaldemocraten waren het bijna altijd katholieken die als kabinetsleiders optraden (Beel, Cals, Van Agt en Lubbers). De samenstelling van het huidige kabinet en de leiding die Balkenende daaraan geeft, is in dat opzicht uniek.

De wetenschappelijke achtergrond van Balkenende is echter niet uniek. Naast Kuyper, Gerbrandy en Zijlstra waren ook Cort van der Linden, Schermerhorn, De Quay en Van Agt vóór zij premier werden hoogleraar. Net als Den Uyl is Balkenende afkomstig uit de rangen van het wetenschappelijk bureau van zijn partij. Den Uyl was directeur van de Wiardi Beckman Stichting, Balkenende zat in de staf van het wetenschappelijk instituut van het CDA.

Van alle premiers sinds 1900 is er echter vrijwel niemand die met zo weinig bestuurlijke ervaring aan het premierschap begon als Balkenende. Alleen Schermerhorn had geen functie in het openbaar bestuur bekleed. Gerbrandy was voor hij in de Haagse politiek kwam, tien jaar lid van Gedeputeerde Staten van Friesland. De Quay was, na een kort ministerschap in 1945, geruime tijd Commissaris van de Koningin. Wel was onze huidige premier voor hij kabinetsleider werd vier jaar Tweede Kamerlid.

Het leiderschap van het CDA viel hem echter vrij toevallig toe, nadat een machtsstrijd tussen De Hoop Scheffer en Van Rij tot het vertrek van beiden had geleid. Balkenende was tot dan de (modale) financieel woordvoerder van zijn fractie. Hij was een half jaar vóór zijn verkiezing tot CDA-leider (na het vertrek van Ank Bijleveld) vicefractievoorzitter geworden. Een volbloed politiek-bestuurder kon je Balkenende tot 2001 niet noemen. Hij was meer een wetenschapper en partijfilosoof die de stap naar de politiek had gemaakt. Zijn leiderschap en - meer nog - zijn benoeming tot minister-president waren het gevolg van bijzondere omstandigheden. De verkiezingswinst van het CDA in 2002 hing sterk samen met de onzekere politieke situatie die ontstond na de moord op Pim Fortuyn.

Nu kennen we meer minister-presidenten die dat meer min of meer bij toeval zijn geworden. Dat gold niet voor Kuyper, Colijn, Drees, Biesheuvel, Den Uyl, Lubbers en Kok, die daarvoor als het ware in de wieg leken te zijn gelegd. Maar anderen, zoals Ruijs de Beerenbrouck, Gerbrandy, Schermerhorn, Marijnen en Van Agt, werden slechts door bijzondere omstandigheden premier. Weer anderen, zoals De Quay, De Jong en Zijlstra, afficheerden zichzelf nadrukkelijk als buitenstaander.

De handicap onervaren te zijn, heeft voor Balkenende wellicht bijgedragen aan het wat moeizame bestaan van 'zijn' kabinetten. De klacht dat hij wel eens te laat sturend optrad, was geregeld te horen. Ook zijn optreden in het openbaar liet aanvankelijk te wensen over. Soms was hij tamelijk stuntelig, dan weer (te) overdreven frivool. Adviseurs hebben bekwaam bijgestuurd.

Zoals eerder voor enkele 'buitenstaanders' die premier werden gold, geldt nu voor Balkenende dat hij in zijn rol lijkt te groeien. Dat bewees hij al met twee succesvolle verkiezingen. Ook bewijst hij dat door nu met tamelijk gemak leiding te geven aan een politiek anders samengestelde coalitie. Soms lijkt hij nog wat moeite te hebben om zich boven de partijen te plaatsen (bijvoorbeeld in de discussie over het ontslagrecht), maar echt veel klachten zijn daar nu ook weer niet over gehoord. Balkenende zou dus wel eens in de voetsporen kunnen treden van aanvankelijke enigszins onbeholpen premiers als Ruijs, De Quay en De Jong, over wie later opvallend positief werd geoordeeld.

Voor een echt oordeel moeten we echter nog wel even wachten.



Andere recente columns