Behandeling wetsvoorstel Eerste Kamer

De behandeling van een wetsvoorstel door de Eerste Kamer houdt meer in dan alleen een debat en een stemming. Aan het debat gaat een schriftelijke voorbereiding vooraf, waarbij leden commentaar kunnen geven op het voorstel en vragen kunnen stellen.

Debatten hebben een vast patroon en vaste regels. Dat geldt ook voor de stemmingen.

Behandeling van wetsvoorstellen betekent voor de leden niet alleen het voeren van een debat met de regering, maar ook dat er overlegd moet worden met burgers en organisaties. Door van verschillende zijden informatie in te winnen, kunnen leden tot een goed oordeel komen.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Hoe worden wetsvoorstellen behandeld

Een wetsvoorstel wordt direct nadat het door de Tweede Kamer is aangenomen naar de Eerste Kamer gezonden. Daar wordt het in handen gesteld van een commissie.

Die commissie bepaalt of het wetsvoorstel direct op de agenda kan worden gezet van de voltallige (plenaire) vergadering of dat er eerst nog een voorbereidend onderzoek moet plaatsvinden.

Als het voorstel direct op de agenda wordt gezet, wordt er niet meer over het voorstel gesproken, maar wordt het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan.

Het voorbereidend onderzoek bestaat in hoofdzaak uit de uitwisseling van stukken. De leden geven namens hun fractie schriftelijk commentaar op het voorstel en stellen vragen. De regering reageert daar in een nota of memorie van antwoord op. Soms worden er meerdere van zulke schriftelijke rondes gehouden, maar in de regel wordt één ronde voldoende geacht.

Na de schriftelijke voorbereiding wordt aan de Kamer meegedeeld dat het wetsvoorstel gereed is voor behandeling in de plenaire vergadering. Het wordt dan na enige tijd op de agenda gezet.

2.

Het wetgevingsproces

De behandeling in de Eerste Kamer is één van de laatste fases van een langdurig proces dat onder andere de indiening door de regering, de behandeling door de Tweede Kamer en de inwerkingtreding omvat.

3.

Hoe verloopt een debat

Alle leden hebben het recht om het woord te voeren, maar in de praktijk wijst iedere fractie één (of twee) spreker(s) aan. Zij geven een oordeel over het wetsvoorstel en stellen vragen aan de indieners van het voorstel (ministers, staats­secretarissen of Tweede Kamerleden).

Die indieners gaan daarna in op de vragen en opmerkingen van de Kamerleden. Soms vindt nog een tweede ronde in het debat plaats.

Na het debat stelt de Kamervoorzitter de stemming van het wetsvoorstel aan de orde. Als geen enkel lid om stemming vraagt, stelt de Voorzitter vast dat het wetsvoorstel zonder stemming is aangenomen. Leden kunnen dan alleen laten aantekenen dat zij tegen waren.

Als er wel om stemming wordt gevraagd, wordt de stemming in de regel op de agenda voor de eerstvolgende vergadering gezet.

Er wordt hoofdelijk gestemd, tenzij wordt besloten dit bij zitten en opstaan te doen. Als de uitslag van een stemming bij zitten en opstaan niet duidelijk is, wordt alsnog hoofdelijk gestemd. Bij een hoofdelijke stemming worden de namen van de leden afgeroepen en die zeggen dan 'voor' of 'tegen'.

Voorafgaande aan de stemming mogen leden kort verklaren waarom ze voor of tegen zijn.


meer over