EP akkoord met rapport-Blokland over integratie van milieu-aangelegenheiden in de economische politiek

donderdag 31 mei 2001, Hans BLOKLAND

Hans BLOKLAND (EDD, NL)

Mededeling van de Commissie: Onze behoeften en verantwoordelijkheden op elkaar afstemmen bij het integreren van milieu-aangelegenheden in de economische politiek

 

Doc.: A5-0172/2001

Procedure : Niet-wetgevende raadpleging

Debat : 30 mei 2001

Stemming : 31 mei 2001

Verslag aangenomen

De mededeling van de Commissie biedt zeker stimulansen voor bezinning, maar vertoont ook een aantal tekortkomingen, constateert het EP. Zo heeft de Commissie te weinig oog voor de eenzijdigheid van het gangbare groei- en ontwikkelingsconcept, voor de nadelen van marktwerking en voor de sterk toenemende interdependentie van beleidsproblemen.

Dat er geen inherente contradictie zou bestaan tussen economische groei en de handhaving van een aanvaardbaar peil van milieukwaliteit vindt het EP een al te gemakkelijke redenering. Het pleit voor een genuanceerder visie en dringende maatregelen op korte termijn om de economische ontwikkeling ecologisch inpasbaar te maken. Zo mag geen subsidie worden verleend voor activiteiten die nadelig zijn voor het milieu.

Het EP laakt ook het feit dat de Commissie in haar mededeling niet spreekt over sociale ecologische rechtvaardigheid. Nochtans bepaalt de VN-definitie van duurzame ontwikkeling sinds het Brundtland-rapport dat in de eerste plaats aan de behoeften van de armste bevolkingsgroepen tegemoet moet worden gekomen.

Een van de hoofdoorzaken van de gebrekkige integratie van milieu en economie is volgens het EP dat er aan veel schaarse milieugoederen en aan de externe (milieu)effecten van het gebruik van goederen en diensten geen integraal « prijskaartje » hangt.

De mededeling dient op een aantal punten te worden verbeterd, vooral als ze gaat dienen als leidraad voor de kandidaatlanden. Er moet meer aandacht gaan naar de oorzaken van de tekortschietende markt, waaronder het feit dat milieu-effecten een aantal generaties bestrijken en dat civiele of fiscale compensatie onmogelijk is gezien de internationale effecten van bepaalde activiteiten.

Bijzonder jammer vindt het EP dat elk Commissievoorstel op het gebied van energie- en CO2-belasting de voorbije tien jaar op de onwrikbaarheid van een klein aantal lidstaten is gestuit en dat de Europese Raad van Nice het er niet over eens is geraakt om milieubelastingen onder stemming met gekwalificeerde meerderheid te doen vallen.

De integratie van het milieubeleid in het economisch beleid moet duidelijk worden ondersteund door inspanningen in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek. Investeringen in de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologie verdienen hoge prioriteit.

Het valt te hopen dat de mededeling de vaststelling van prioriteiten en de bewustwording in de kandidaatlanden positief beïnvloedt, merkt het EP verder op. Het vraagt ook aandacht voor de mogelijke gevolgen van de toepassing van een en ander voor de ontwikkelingslanden en wenst dat dit in kaart wordt gebracht.

Wat de indicatoren voor de integratie van het economisch en ecologisch beleid betreft, meent het EP dat een veel systeemgerichter benadering met behulp van milieurekeningen vereist is. Op EU-niveau moet er een minimumniveau voor milieu-indicatoren worden gedefinieerd en zijn minimumvereisten voor een systematische inpassing in de nationale statistische systemen nodig.

Milieugebonden belastingen en heffingen vindt het EP enkel zinvol en doeltreffend als ze verband houden met de emissies, als ze voor de burger geen fiscale gevolgen hebben en als ze in de hele EU op uniforme wijze worden geheven. Van belang zijn verder initiatieven voor een grotere bewustwording van de publieke opinie.