EP akkoord met rapport-Blokland inzake beperkingen aan afvaltransporten

woensdag 19 november 2003, Hans BLOKLAND

Hans BLOKLAND (EDD, NL)

Verslag over het voorstel voor een verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen

 

Doc.: A5-0391/2003

Procedure : Medebeslissing, eerste lezing

Debat : 18 november 2003

Stemming : 19 november 2003

Verslag aangenomen (301-207-14)

Het Europees Parlement steunt rapporteur Hans BLOKLAND (EDD, NL) in zijn opvatting dat de verwerking van afval het best zo dicht mogelijk bij huis kan plaatsvinden. Het transporteren van afval over lange afstanden, binnen de EU of naar derde landen, moet worden beperkt.

Voor het transport van voor nuttige toepassingen bestemde ongevaarlijke afvalstoffen geldt de lichte procedure van 'algemene informatieplicht', dat wil zeggen dat een dergelijk transport vergezeld moet gaan van bepaalde informatie en documentatie. Het EP bepaalt dat voor gemengd stedelijk afval uit particuliere huishoudens de zwaardere procedure van toepassing moet zijn, waarbij het transport onderworpen wordt aan 'voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming'. Dat houdt in dat zowel de autoriteiten van verzending, als die van bestemming en doorvoer vooraf toestemming moeten geven voor het transport. De zwaardere procedure is volgens het EP in het geval van huishoudelijk afval nodig omdat anders niet gecontroleerd kan worden of er daadwerkelijk sprake is van ongevaarlijk afval, noch of dat afval inderdaad een nuttige toepassing zal krijgen.

Bij de zwaardere procedure bepaalt het EP nog, dat de schriftelijke toestemming voor de overbrenging van afval 180 dagen geldig is (in plaats van één jaar in het Commissievoorstel). Het EP neemt verder een aantal technische amendementen aan inzake de documentatie- en verzekeringsvereisten waaraan moet worden voldaan bij de overbrenging van afval. Voorts bepalen de parlementariërs dat importerende landen gemengd stedelijk afval uit particuliere huishoudens mogen weigeren. De parlementsleden zijn namelijk van mening dat afval van particuliere huishoudens niet verder moet worden vervoerd dan strikt noodzakelijk is. De lidstaten moeten worden aangemoedigd de problemen van huishoudelijk afval zelf op te lossen.

Afval kan worden verwijderd (bijvoorbeeld door storten of verbranden) of nuttig worden gebruikt (bijvoorbeeld door recyclage of het terugwinnen van energie door verbranding). Het EP is tegen de invoering van een minimumdrempel voor de nuttige toepassing van afval voordat het geëxporteerd mag worden. Volgens het EP is een beperkte nuttige toepassing van afval nog altijd beter dan verwijdering zonder nuttige toepassing.

Het Parlement verheldert ook de termen verwijdering en nuttige toepassing door te bepalen dat vermenging, herverpakking, overslag en opslag van afval noch als verwijdering, noch als een nuttige toepassing kunnen worden beschouwd. Grensoverschrijdende transporten van afvalstoffen die bestemd zijn voor vermenging, herverpakking, overslag of opslag worden zelfs verboden, omdat het EP vindt dat deze activiteiten in eigen land moeten worden uitgevoerd, waarna het afval kan worden uitgevoerd voor definitieve verwerking. Volgens het EP geeft afval dat eerst lange tijd moet worden opgeslagen, vermengd of herverpakt problemen bij de handhaving, wat fraude in de hand werkt.

Verder bepaalt het EP dat de lidstaten de invoer van gevaarlijke afvalstoffen mogen verbieden. Wanneer landen van buiten de Gemeenschap gevaarlijk afval in de Gemeenschap willen invoeren, moeten zij motiveren dat zij zelf niet beschikken over de technische capaciteit en de noodzakelijke faciliteiten om het afval op milieutechnisch verantwoorde wijze te verwijderen. Ook moeten zij motiveren dat van hen redelijkerwijze niet kan worden verwacht dat zij deze capaciteit verwerven. Een duidelijk voorbeeld van een controversiële afvaloverbrenging zijn de marineschepen van de VS die in het Verenigd Koninkrijk ontmanteld worden. Wat schepen en voertuigen betreft bepaalt het EP nog dat de Commissie binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van de verordening richtsnoeren moet vaststellen waarmee kan worden bepaald wanneer deze moeten worden beschouwd als afval.

Met betrekking tot de juridische basis van het voorstel, bepaalt het EP dat alleen artikel 175, lid 1, EG (milieubeleid) de rechtsgrond dient te zijn en niet tevens artikel 133 EG (handelsbeleid). Tenslotte heft het EP de uitzondering op die in het Commissievoorstel is opgenomen met betrekking tot het afval van dierlijke bijproducten. Om ervoor te zorgen dat overbrenging van deze afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde manier plaatsvindt, dienen deze afvalstoffen volgens het EP wel degelijk onder de toepassingssfeer van de verordening te vallen.