Dr. J.A. (Jos) van Kemenade

foto Dr. J.A. (Jos) van Kemenade
bron: RVD

Invloedrijke katholieke socialist met grote werkkracht. Uiteenlopende wetenschappelijke, bestuurlijke en maatschappelijke activiteiten. Kwam als Nijmeegse hoogleraar onderwijs-sociologie als minister van Onderwijs in het kabinet-Den Uyl. Was daarin een creatieve maar ook veel bekritiseerde bewindsman. Ontvouwde plannen voor de zgn. Middenschool en stimuleerde als tweedekansonderwijs de moedermavo en de Open Universiteit. In de periode 1978-1981 Tweede Kamerlid en fractiesecretaris. In 1981 weer minister in het kabinet-Van Agt II. Bracht later als Kamerlid een omvangrijke initiatiefwet tot stand over volwasseneneducatie. Was tot 1984 dé 'kroonprins' van Joop den Uyl. Na zijn 'Haagse' loopbaan universiteitsbestuurder, burgemeester van Eindhoven en Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. Werd in 2002 minister van staat.

PvdA
in de periode 1973-2002: lid Tweede Kamer, minister, Commissaris van de Koning(in)

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Voornamen (roepnaam)

Josephus Antonius (Jos)

2.

Personalia

geboorteplaats en -datum
Amsterdam, 6 maart 1937

overlijdensplaats en -datum
Heiloo, 19 februari 2020

3.

Partij/stroming

partij(en)
PvdA (Partij van de Arbeid), vanaf 1958

4.

Hoofdfuncties/beroepen (10/16)

  • minister van Onderwijs en Wetenschappen, van 11 mei 1973 tot 19 december 1977
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 8 juni 1977 tot 8 september 1977
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 16 januari 1978 tot 11 september 1981
  • minister van Onderwijs en Wetenschappen, van 11 september 1981 tot 29 mei 1982
  • buitengewoon hoogleraar algemene en vergelijkende onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, van 1 september 1982 tot 1 augustus 1984
  • lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 16 september 1982 tot 1 september 1984
  • voorzitter College van Bestuur Universiteit van Amsterdam, van 1 september 1984 tot 1 maart 1988
  • burgemeester van Eindhoven, van 1 maart 1988 tot 1 mei 1992
  • Commissaris van de Koningin in Noord-Holland, van 1 mei 1992 tot 1 april 2002
  • (onbezoldigd) hoogleraar algemene sociale wetenschappen, Universiteit van Amsterdam, van 1 maart 2000 tot 1 mei 2002

ambtstitel
  • minister van staat, van 5 april 2002 tot 19 februari 2020

(in)formateurschap(pen)
  • informateur, van 10 september 1982 tot 30 september 1982

U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.

5.

Partijpolitieke functies

In de uitgebreide versie is een overzicht van partijpolitieke functies opgenomen.

6.

Nevenfuncties (2/53)

  • lid Nationaal Comité Zilveren Regeringsjubileum Koningin Beatrix, van 21 februari 2004 tot april 2005
  • lid Ambassadeursnetwerk Besturen, vanaf oktober 2004 (bevorderen van deelname van vrouwen in besturen van maatschappelijke en politieke organisaties)

afgeleide functies, presidia etc.
  • plaatsvervangend lid Presidium (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 19 september 1979 tot 11 september 1981
  • voorzitter vaste commissie voor de betrekkingen met de Nederlandse Antillen (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 30 juni 1983 tot 1 september 1984

U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.

7.

Opleiding

In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.

8.

Activiteiten

als parlementariër (2/6)
  • Diende in 1981 samen met zijn fractiegenoten Wim Meijer en Joop Worrell een initiatiefwetsvoorstel in inzake voorzieningen voor de opleiding van volwasseneneducatie (Kaderwet volwasseneneducatie). In 1981 nam Jacques Wallage, met Worrell, de verdediging van dit uitgebreide voorstel over. Na beëindiging van zijn ministerschap werd hij wederom de eerste ondertekenaar en bracht het voorstel met Worrell en Wallage in 1985 in het Staatsblad. De wet regelt de vorming en opleiding van volwassenen die gericht is op de bevordering van de persoonlijke ontplooiing en van het maatschappelijk functioneren van volwassenen door ontwikkeling van kennis van sociale, culturele, technische en huishoudelijke vaardigheden. Jaarlijks moet de minister een plan indienen over de stand van zaken van de volwasseneneducatie. Er komt een landelijk ontwikkelingscentrum en een educatief centrum. (16.689)
  • Interpelleerde op 29 januari 1981 staatssecretaris Hermes over het openbaar maken van het voorontwerp van wet op de onderwijsverzorging

opvallend stemgedrag (0/1)

In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.


als bewindspersoon (beleidsmatig) (2/20)
  • Verhoogde in 1981 de door zijn voorganger Pais ingediende begroting voor 1982 met per saldo f 97 miljoen (f 36 miljoen extra bezuinigingen en f 133 miljoen investeringen). Bezuinigingen zijn er op academische ziekenhuizen en universiteiten, tevens worden examen- en cursusgelden verhoogd. Er komt meer geld voor onder meer onderwijsvoorrangsbeleid, emancipatie en volwassenenonderwijs.
  • Bracht in 1982 samen met staatssecretaris Deetman de discussienota 'Verder na de basisschool' uit over de eerste drie jaar van het voortgezette basisonderwijs (middenschool). Deze vorm van vervolgonderwijs na de basisschool geldt voor iedereen en moet drie jaar duren en kan in bepaalde gevallen met een jaar worden verlengd. In een tweede fase kan worden gekozen uit beroepsonderwijs, algemeen onderwijs en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

als bewindspersoon (wetgeving) (2/5)
  • Bracht in 1975 een wijziging (Stb. 391) van de Kleuteronderwijswet tot stand, waardoor voor het kleuteronderwijs geen schoolgeld meer wordt geheven en kinderen twee maanden voor hun vierde jaar kleuteronderwijs kunnen gaan volgen (13.394)
  • Bracht in 1975 samen met staatssecretaris Klein de Wet Herstructurering wetenschappelijk onderwijs (Stb. 656) tot stand. Deze had als uitgangspunt verkorting van de doctorale opleiding van alle studenten en een uitbreiding van de mogelijkheden tot wetenschappelijk onderzoek na het doctoraal examen. Door de kortere opleiding moest ook de inschrijvingsduur worden teruggebracht. Er zou een assistent-onderzoekerschap komen. Zowel in de propedeuse als doctorale fase was één jaar overschrijding toegestaan. De mogelijkheden voor post-academisch onderwijs werden uitgebreid. Er moest nauwere samenhang komen tussen wetenschappelijk en hoger-beroepsonderwijs. Het wetsvoorstel was in 1971 door minister Veringa ingediend. Via twee wetjes werd in 1978 en 1980 invoering van de wet uitgesteld en in 1981 werd de wet door minister Pais vervangen door een nieuw voorstel (wetsvoorstel 16.106) en als Wet twee-fasenstructuur wetenschappelijk onderwijs ingevoerd. (11.281)

als (in)formateur
  • Werd op 10 september 1982 gevraag de mogelijkheden te onderzoeken van de vorming van een kabinet, dat zich verzekerd zou weten van een brede, dan wel zo breed mogelijke steun in de volksvertegenwoordiging. Voerde overleg met de fractievoorzitters van PvdA, CDA en VVD om te bezien of een regeringscombinatie van PvdA en CDA dan wel PvdA en VVD mogelijk zou zijn. Op 16 september 1982 liet VVD-fractievoorzitter Nijpels weten een onderzoek van de combinatie PvdA-VVD niet zinvol te vinden. Vanwege tegenstellingen over met name het financieel-economisch beleid en de kernbewapening trok Van Kemenade op 30 september de conclusie dat er evenmin een basis was voor een kabinet van PvdA en CDA. Velen beschouwden de informatieronde als een 'rituele dans', die alleen voortvloeide uit feit dat de PvdA bij de verkiezingen de grootste partij was geworden.

U ziet een selectie van activiteiten. In de uitgebreide versie is het gehele overzicht van activiteiten in te zien.

9.

Wetenswaardigheden

algemeen (3/4)
  • Behoorde in 1982 tot de voornaamste kandidaten voor de opvolging van Den Uyl als partijleider van de PvdA. Den Uyl leek hem in 1984 te gaan aanwijzen als nieuwe fractievoorzitter, maar besloot uiteindelijk de hele periode aan te blijven. Van Kemenade stapte kort na Den Uyls besluit uit de politiek.
  • In juli 1991 bracht een partijcommissie die onder zijn leiding stond een rapport uit over de partijorganisatie. Op basis hiervan wordt besloten de besluitvorming in de partij en de kandidaatstelling meer te centraliseren en de rol van de gewesten te beperken.
  • Van juni tot september 1997 afwezig als Commissaris van de Koningin in verband met een operatie aan de aorta

uit de privésfeer
  • Promotor was Prof. E.J. Leemans

niet-aanvaarde politieke functies
  • minister van Binnenlandse Zaken, november 1989 (geweigerd op medische gronden)
  • minister van Binnenlandse Zaken, augustus 1994 (geweigerd op medische gronden)

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

In het digitale biografisch archief van PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie van deze pagina aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, opleiding en wetenswaardigheden. Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.


Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.