Verordening 2019/1149 - Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344 (Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

1.

Wettekst

11.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/21


VERORDENING (EU) 2019/1149 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 46 en 48,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting zijn grondbeginselen van de interne markt van de Unie die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn verankerd.

 

(2)

Op grond van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zet de Unie zich in voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, bevordert zij sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en bestrijdt zij discriminatie. Op grond van artikel 9 VWEU houdt de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en de bevordering van een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

 

(3)

De Europese pijler van sociale rechten was het onderwerp van een gezamenlijke afkondiging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de sociale top voor eerlijke banen en groei in Göteborg op 17 november 2017. Tijdens die top is de noodzaak beklemtoond om mensen op de eerste plaats te zetten teneinde de sociale dimensie van de Unie verder tot ontwikkeling te brengen, en om convergentie te bevorderen via inspanningen op alle niveaus, zoals bevestigd in de conclusies van de Europese Raad na zijn bijeenkomst op 14 en 15 december 2017.

 

(4)

In hun gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2018 en 2019 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich ertoe verbonden maatregelen te nemen om de sociale dimensie van de Unie te versterken door de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te verbeteren, de werknemers tegen gezondheidsrisico’s op het werk te beschermen, een rechtvaardige behandeling van iedereen op de arbeidsmarkt van de Unie te waarborgen met behulp van gemoderniseerde regels inzake de detachering van werknemers, en de grensoverschrijdende handhaving van het Unierecht verder te verbeteren.

 

(5)

Teneinde de rechten van mobiele werkers te beschermen en eerlijke mededinging tussen bedrijven te bevorderen, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, is het van cruciaal belang de grensoverschrijdende handhaving van het Unierecht op het gebied van de arbeidsmobiliteit te verbeteren en misbruik aan te pakken.

 

(6)

Er moet een Europese Arbeidsautoriteit (de „Autoriteit”) worden opgericht met het oog op meer rechtvaardigheid en vertrouwen in de interne markt. De doelstellingen van de Autoriteit moeten duidelijk worden omschreven met een sterke nadruk op een beperkt aantal taken om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet op gebieden waar de Autoriteit de grootste toegevoegde waarde kan leveren. Daartoe moet de Autoriteit de lidstaten en de Commissie bijstaan bij het versterken van de toegang tot informatie, moet zij de naleving en de samenwerking tussen de lidstaten ondersteunen bij de consequente, efficiënte en doeltreffende toepassing en handhaving van het Unierecht betreffende arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de Unie, en moet zij bemiddelen en tot een oplossing bijdragen als er zich geschillen voordoen.

 

(7)

Het verbeteren van de toegang van personen en werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, tot informatie over hun rechten en plichten op het gebied van arbeidsmobiliteit, vrij verkeer van diensten en de coördinatie van de sociale zekerheid, is van essentieel belang om hen in staat te stellen het volledige potentieel van de interne markt te genieten.

 

(8)

De Autoriteit moet haar activiteiten uitvoeren op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit in de gehele Unie en de coördinatie van de sociale zekerheid, met inbegrip van de vrijheid van verkeer voor werknemers, de detachering van werknemers en uiterst mobiele diensten. Zij moet ook de samenwerking tussen de lidstaten versterken bij de bestrijding van zwartwerk en andere situaties waarin de goede werking van de interne markt in het gedrang komt, zoals brievenbusmaatschappijen en schijnzelfstandigheid, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om over nationale maatregelen te beslissen. Wanneer de Autoriteit bij de uitvoering van haar activiteiten onregelmatigheden op gebieden van het Unierecht vermoedt, zoals schendingen van de arbeidsvoorwaarden of gezondheids- en veiligheidsvoorschriften, of arbeidsuitbuiting, moet zij hierover verslag kunnen uitbrengen aan, en rond die aangelegenheden kunnen samenwerken met, de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten en waar passend de Commissie en andere bevoegde organen van de Unie.

 

(9)

Tot het werkterrein van de Autoriteit moeten specifieke, in deze verordening vermelde rechtshandelingen van de Unie behoren, met inbegrip van wijzigingen hiervan. Die lijst moet worden uitgebreid wanneer verdere rechtshandelingen van de Unie op het gebied van de arbeidsmobiliteit in de gehele Unie worden goedgekeurd.

 

(10)

De Autoriteit moet proactief bijdragen aan Unie- en nationale inspanningen op het gebied van arbeidsmobiliteit in de gehele Unie en de coördinatie van de sociale zekerheid, door haar taken uit te voeren in volledige samenwerking met de instellingen en organen van de Unie en de lidstaten, en daarbij dubbel werk vermijden, en synergie en complementariteit bevorderen.

 

(11)

De Autoriteit moet de toepassing en de handhaving van het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening helpen vergemakkelijken en de handhaving van die bepalingen ondersteunen die door middel van algemeen verbindend verklaarde collectieve overeenkomsten worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijken van de lidstaten. Daartoe moet de Autoriteit één Uniewebsite opzetten die toegang geeft tot alle relevante websites van de Unie en de nationale websites die zijn opgezet overeenkomstig Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad (5). Zonder afbreuk te doen aan de taken en activiteiten van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die is opgericht bij Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) (de „Administratieve Commissie”), moet de Autoriteit ook bijstand verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

 

(12)

In bepaalde gevallen is sectorspecifiek Unierecht vastgesteld om aan specifieke behoeften in bepaalde sectoren, zoals het internationaal vervoer, met inbegrip van het vervoer over de weg, het spoor, de zee, binnenlandse waterwegen en via de lucht, te voldoen. Binnen het toepassingsgebied van deze verordening moet de Autoriteit zich ook bezighouden met grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit- en socialezekerheidsaspecten van de toepassing van dergelijk sectorspecifiek Unierecht. De reikwijdte van de activiteiten van de Autoriteit, met name de vraag of haar activiteiten moeten worden uitgebreid tot verdere rechtshandelingen van de Unie die de sectorspecifieke behoeften op het gebied van internationaal vervoer betreffen, moet regelmatig worden geëvalueerd en moet, indien nodig, worden herzien.

 

(13)

De activiteiten van de Autoriteit moeten zich uitstrekken over personen die onderworpen zijn aan het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening, met inbegrip van werknemers, zelfstandigen en werkzoekenden. Tot deze personen moeten burgers van de Unie behoren, evenals onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven – bijvoorbeeld gedetacheerde werknemers, binnen een onderneming overgeplaatste personen of langdurig ingezetenen – en hun gezinsleden, overeenkomstig het Unierecht waarbij hun mobiliteit binnen de Unie wordt geregeld.

 

(14)

De oprichting van de Autoriteit mag geen nieuwe rechten of plichten meebrengen voor personen of werkgevers, met inbegrip van marktdeelnemers en organisaties zonder winstoogmerk, aangezien de activiteiten van de Autoriteit die personen en werkgevers moeten betreffen in de mate waarin ze onder het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Meer samenwerking op het gebied van handhaving mag geen buitensporige administratieve lasten opleveren voor mobiele werknemers of werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, noch de arbeidsmobiliteit ontmoedigen.

 

(15)

Om ervoor te zorgen dat personen en werkgevers de voordelen kunnen genieten van een eerlijke en doeltreffende interne markt, moet de Autoriteit de lidstaten ondersteunen bij het bevorderen van de mogelijkheden inzake arbeidsmobiliteit of inzake het verlenen van diensten en aanwervingen overal in de Unie, met inbegrip van mogelijkheden voor de toegang tot diensten op het gebied van grensoverschrijdende mobiliteit, zoals de grensoverschrijdende matching van jobs, stages en leerlingplaatsen, en mobiliteitsregelingen, bijvoorbeeld „Je eerste Eures-baan” of „ErasmusPRO”. De Autoriteit moet tevens de transparantie van de informatie, ook over de in het Unierecht bepaalde rechten en plichten, helpen verbeteren, alsook de toegang tot diensten voor personen en werkgevers, in samenwerking met andere informatiediensten van de Unie, zoals „Uw Europa — Advies”, en ertoe bijdragen dat ten volle wordt gebruikgemaakt van en voor consistentie wordt gezorgd met de portaalsite „Uw Europa”, die de ruggengraat moet vormen van de éne digitale toegangspoort die is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad (7).

 

(16)

De Autoriteit moet daartoe samenwerken binnen andere relevante initiatieven en netwerken van de Unie – met name het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening, het European Enterprise Network, het Border Focal Point Solvit en het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, evenals in relevante nationale diensten, zoals de overeenkomstig Richtlijn 2014/54/EU door de lidstaten aangewezen organen ter bevordering van gelijke behandeling en ter ondersteuning van werknemers in de Unie en hun familieleden. De Autoriteit moet de Commissie vervangen bij het beheer van het bij Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Europees coördinatiebureau van het Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (Eures), met inbegrip van de vaststelling van de behoeften van de gebruikers en de vereisten voor de doeltreffendheid van het Eures-portaal en de bijbehorende diensten op het gebied van informatietechnologie (IT), maar met uitzondering van het verlenen van IT en de exploitatie en ontwikkeling van de IT-infrastructuur, waarvoor de Commissie zelf zal blijven zorgen.

 

(17)

Teneinde te zorgen voor een eerlijke, eenvoudige en doeltreffende toepassing en handhaving van het Unierecht moet de Autoriteit de samenwerking en de tijdige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten bevorderen. Samen met andere personeelsleden is het aan de nationale verbindingsfunctionarissen die binnen de Autoriteit werkzaam zijn, de naleving door de lidstaten van hun samenwerkingsverplichtingen te bevorderen, uitwisselingen tussen lidstaten te versnellen met behulp van procedures die vertragingen moeten verminderen en voor links met andere krachtens het Unierecht opgerichte nationale verbindingsbureaus, organen en contactpunten te zorgen. De Autoriteit moet het gebruik van innovatieve methoden voor doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking stimuleren, met inbegrip van elektronische instrumenten voor de uitwisseling van gegevens, zoals het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI) en het Informatiesysteem interne markt (IMI-systeem), en bijdragen tot de verdere digitalisering van procedures en tot de verbetering van IT-instrumenten voor de uitwisseling van berichten tussen nationale autoriteiten.

 

(18)

Om de lidstaten beter in staat te stellen de bescherming te garanderen van personen die hun recht op vrij verkeer uitoefenen en grensoverschrijdende onregelmatigheden aan te pakken met betrekking tot het Unierecht dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, moet de Autoriteit de nationale autoriteiten ondersteunen bij het uitvoeren van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties, onder meer door de uitvoering van de inspecties overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU te vergemakkelijken. Die inspecties moeten plaatsvinden als de lidstaten erom verzoeken of als de lidstaten met het voorstel van de Autoriteit instemmen. De Autoriteit moet strategische, logistieke en technische bijstand verlenen aan de lidstaten die aan de onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties deelnemen, met volledige inachtneming van de vertrouwelijkheidsvoorschriften. De inspecties moeten in overeenstemming met de betrokken lidstaten worden uitgevoerd en binnen het rechtskader van het nationale recht of de nationale praktijk van de lidstaten vallen waar zij plaatsvinden. De lidstaten moeten zorgen voor de follow-up van de resultaten van de onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties overeenkomstig hun nationale recht of praktijk.

 

(19)

Onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties mogen niet in de plaats komen van en geen afbreuk doen aan nationale bevoegdheden. De nationale autoriteiten moeten ook volledig bij dergelijke inspecties betrokken zijn en volledig gezag hebben. Indien vakbonden op nationaal niveau met de inspecties belast zijn, moeten onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties plaatsvinden na instemming van en in samenwerking met de relevante sociale partners.

 

(20)

Om op de hoogte te blijven van nieuwe trends, uitdagingen of lacunes op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, moet de Autoriteit, in samenwerking met de lidstaten en waar passend de sociale partners, een analytische en risicobeoordelingscapaciteit ontwikkelen. Daarbij moeten studies en analyses van de arbeidsmarkt worden uitgevoerd, evenals collegiale toetsingen (peer reviews). De Autoriteit moet potentiële onevenwichtigheden in termen van vaardigheden en grensoverschrijdende arbeidsstromen monitoren, met inbegrip van de mogelijke effecten ervan voor de territoriale samenhang. De Autoriteit moet ook de in artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde risicobeoordeling ondersteunen. De Autoriteit moet zorgen voor synergieën en complementariteit met agentschappen, diensten of netwerken van de Unie. Daarbij moet onder meer worden gestreefd naar input van Solvit en soortgelijke diensten over sectorspecifieke uitdagingen en steeds terugkerende problemen inzake arbeidsmobiliteit binnen het toepassingsgebied van deze verordening. De Autoriteit moet ook die activiteiten op het gebied van gegevensverzameling vergemakkelijken en stroomlijnen waarin het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening voorziet. Dit brengt geen nieuwe rapportageverplichtingen voor de lidstaten mee.

 

(21)

Om de capaciteit van de nationale autoriteiten op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van sociale zekerheid te versterken en de samenhang bij de toepassing van het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening te verbeteren, moet de Autoriteit operationele bijstand verlenen aan nationale autoriteiten, onder meer door praktische richtsnoeren op te stellen, opleidingen en programma’s voor collegiaal leren te ontwikkelen, ook voor arbeidsinspectiediensten om problemen als schijnzelfstandigheid en misbruik van detacheringen aan te pakken, projecten voor wederzijdse assistentie te bevorderen, uitwisselingen van personeel, zoals de in artikel 8 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde uitwisselingen, te vergemakkelijken en de lidstaten te steunen bij de organisatie van voorlichtingscampagnes om personen en werkgevers over hun rechten en plichten te informeren. De Autoriteit moet de uitwisseling, de verspreiding en de toepassing van goede praktijken en kennis bevorderen, alsook wederzijds begrip van de verschillende nationale stelsels en praktijken bevorderen.

 

(22)

De Autoriteit moet synergieën tot stand brengen bij haar taak om te zorgen voor een eerlijke arbeidsmobiliteit en het aanpakken van zwartwerk. Voor de toepassing van deze verordening betekent zwartwerk „aanpakken” het voorkomen, tegengaan en bestrijden van zwartwerk, alsmede het bevorderen van de aanmelding van zwartwerk. Voortbouwend op de kennis en de werkmethoden van het Europees Platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk, opgericht bij Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad (9), moet de Autoriteit, met de betrokkenheid van de sociale partners, een permanente werkgroep opzetten, eveneens genaamd het Platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk. De Autoriteit moet zorgen voor een soepele overdracht van de bestaande activiteiten van het platform dat werd opgericht bij Besluit (EU) 2016/344 aan de nieuwe werkgroep binnen de Autoriteit.

 

(23)

De Autoriteit moet een bemiddelende rol spelen. De lidstaten moeten individuele gevallen voor bemiddeling naar de Autoriteit kunnen verwijzen, nadat zij er niet in zijn geslaagd deze door middel van rechtstreekse contacten en dialoog op te lossen. Bemiddeling mag enkel geschillen tussen lidstaten betreffen, terwijl personen en werkgevers die bij de uitoefening van hun Unierechten moeilijkheden ondervinden, moeten kunnen blijven beschikken over de diensten van de lidstaten en van de Unie die zich specifiek met dergelijke zaken bezighouden, zoals het Solvit-netwerk, waarnaar de Autoriteit dergelijke zaken moet verwijzen. Het Solvit-netwerk moet ook zaken ter overweging naar de Autoriteit kunnen verwijzen die niet kunnen worden opgelost als gevolg van meningsverschillen tussen nationale overheidsdiensten. De Autoriteit moet haar bemiddelende rol kunnen spelen, onverminderd de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het „Hof van Justitie”) betreffende de interpretatie van het Unierecht en onverminderd de bevoegdheid van de Administratieve Commissie.

 

(24)

Het Europees interoperabiliteitskader biedt beginselen en aanbevelingen om de governance van interoperabiliteitsactiviteiten en de openbare dienstverlening te verbeteren, organisatie- en grensoverschrijdende verbanden op te zetten, processen ter ondersteuning van digitale eind-tot-einddiensten te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe wetgeving de interoperabiliteitsbeginselen ondersteunt. De Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur (EIRA) is een generieke structuur die beginselen en richtsnoeren omvat voor de uitvoering van interoperabiliteitsoplossingen, als bedoeld in Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad (10). Het Europees interoperabiliteitskader en de EIRA moeten als richtsnoer en steun voor de Autoriteit fungeren op het gebied van interoperabiliteit.

 

(25)

De Autoriteit moet ernaar streven betere toegang te verlenen tot online-informatie en -diensten voor belanghebbenden op Unie- en nationaal niveau, en moet de informatie-uitwisseling tussen hen onderling faciliteren. Daarom moet de Autoriteit het gebruik van digitale instrumenten waar mogelijk aanmoedigen. Naast IT-systemen en websites spelen digitale instrumenten zoals onlineplatforms en databanken een steeds belangrijkere rol op de markt van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Dergelijke instrumenten zijn dus nuttig om gemakkelijk toegang te verschaffen tot relevante online-informatie, en om de informatie-uitwisseling voor belanghebbenden op Unie- en nationaal niveau betreffende hun grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken.

 

(26)

De Autoriteit moet ernaar streven dat websites en mobiele applicaties voor de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde taken voldoen aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van de Unie. Volgens Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (11) moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun overheidswebsites toegankelijk zijn in overeenstemming met de beginselen van waarneembaarheid, bedienbaarheid, begrijpelijkheid en robuustheid en dat zij voldoen aan de eisen van die richtlijn. Die richtlijn is niet van toepassing op websites of mobiele applicaties van instellingen, organen en instanties van de Unie. De Autoriteit moet er evenwel naar streven om te voldoen aan de in die richtlijn vervatte beginselen.

 

(27)

De Autoriteit moet worden bestuurd en beheerd overeenkomstig de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 juli 2012 over de gedecentraliseerde agentschappen.

 

(28)

Het gelijkheidsbeginsel is een fundamenteel beginsel van Unierecht. Dit houdt in dat de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Alle partijen moeten streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur en de stakeholdergroep. Die doelstelling moet ook worden nagestreefd door de raad van bestuur met betrekking tot zijn voorzitter en vicevoorzitters, samen beschouwd.

 

(29)

De lidstaten en de Commissie moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn om ervoor te zorgen dat de Autoriteit doeltreffend kan functioneren. Het Europees Parlement en de sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau, met een gelijke vertegenwoordiging van de vakbonden en de werkgeversorganisaties en met een adequate vertegenwoordiging van de kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen ook vertegenwoordigers in de raad van bestuur benoemen. Bij de samenstelling van de raad van bestuur, met inbegrip van de selectie van de voorzitter en de vicevoorzitter, moet rekening worden gehouden met het evenwicht tussen mannen en vrouwen, ervaring en kwalificaties. Met het oog op het doeltreffend en efficiënt functioneren van de Autoriteit moet de raad van bestuur met name een jaarlijks werkprogramma vaststellen, zijn taken met betrekking tot de begroting van de Autoriteit uitvoeren, de voor de Autoriteit geldende financiële regels vaststellen, een uitvoerend directeur benoemen en de procedures vaststellen die de uitvoerend directeur moet volgen bij het nemen van besluiten met betrekking tot de operationele taken van de Autoriteit. Vertegenwoordigers van derde landen die het Unierecht toepassen binnen het toepassingsgebied van deze verordening, moeten als waarnemers aan de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen deelnemen.

 

(30)

In uitzonderlijke gevallen waarin het hoogste niveau aan vertrouwelijkheid moet worden gehandhaafd, mogen de door het Europees Parlement benoemde onafhankelijke deskundige en de vertegenwoordigers van de sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau niet aan de beraadslagingen van de raad van bestuur deelnemen. Een dergelijke bepaling moet duidelijk in het reglement van orde van de raad van bestuur worden vastgelegd en beperkt zijn tot gevoelige informatie over individuele gevallen om te waarborgen dat de doeltreffende participatie van de deskundige en de vertegenwoordigers in de werkzaamheden van de raad van bestuur niet onnodig wordt beperkt.

 

(31)

Er moet een uitvoerend directeur worden benoemd om zorg te dragen voor het algehele administratieve bestuur van de Autoriteit en de uitvoering van de aan de Autoriteit toebedeelde taken. Andere personeelsleden kunnen de uitvoerend directeur vervangen wanneer dit nodig wordt geacht om voor het dagelijks bestuur van de Autoriteit te zorgen overeenkomstig de interne regels van de Autoriteit, zonder dat extra leidinggevende functies worden gecreëerd.

 

(32)

Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie moeten de raad van bestuur en de uitvoerend directeur onafhankelijk zijn bij de uitvoering van hun taken en in het algemeen belang handelen.

 

(33)

Op de gebieden binnen het toepassingsgebied van deze verordening moet de Autoriteit op de deskundigheid van relevante belanghebbenden kunnen rekenen via een specifieke stakeholdergroep. De leden moeten vertegenwoordigers van de sociale partners op Unieniveau zijn, waaronder erkende sectorale sociale partners op Unieniveau die sectoren vertegenwoordigen waar de problemen met betrekking tot arbeidsmobiliteit zich met name voordoen. De stakeholdergroep moet van tevoren worden gebriefd en moet adviezen bij de Autoriteit kunnen indienen, op verzoek of op eigen initiatief. Bij de uitvoering van haar activiteiten houdt de stakeholdergroep naar behoren rekening met het advies en de expertise van het bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgerichte Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het op grond van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers.

 

(34)

Om haar volledige autonomie en onafhankelijkheid te waarborgen moet de Autoriteit over een autonome begroting beschikken met inkomsten uit de algemene begroting van de Unie, eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten en eventuele bijdragen van derde landen die aan de werkzaamheden van de Autoriteit deelnemen. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen moet de Autoriteit ook financiering in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies kunnen krijgen, evenals vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de Autoriteit verleende diensten.

 

(35)

De voor de werking van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten dienen te worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Vertaalbureau). De Autoriteit moet met het Vertaalbureau samenwerken om indicatoren inzake kwaliteit, tijdigheid en vertrouwelijkheid vast te stellen, de behoeften en prioriteiten van de Autoriteit duidelijk af te bakenen en transparante en objectieve procedures voor het vertaalproces in het leven te roepen.

 

(36)

Persoonsgegevens moeten in het kader van deze verordening worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (13) of (EU) 2018/1725 (14) van het Europees Parlement en de Raad, naargelang welke verordening van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om aan de verplichtingen van die verordeningen te voldoen, en met name maatregelen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verwerking van gegevens, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de verstrekking van informatie en de rechten van de betrokkenen.

 

(37)

Met het oog op het transparant functioneren van de Autoriteit moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) op de Autoriteit van toepassing zijn. De activiteiten van de Autoriteit moeten door de Europese Ombudsman kunnen worden onderzocht overeenkomstig artikel 228 VWEU.

 

(38)

Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) moet op de Autoriteit van toepassing zijn en de Autoriteit moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

 

(39)

De gastlidstaat waar de Autoriteit gevestigd is, moet de best mogelijke voorwaarden bieden voor het efficiënt functioneren van de Autoriteit.

 

(40)

Met het oog op open en transparante arbeidsvoorwaarden en de gelijke behandeling van de personeelsleden moeten het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, beide vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (17) (hierna respectievelijk „het Statuut” en „de Regeling” genoemd), van toepassing zijn op de personeelsleden en de uitvoerend directeur van de Autoriteit, met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of andere gelijkwaardige geheimhoudingsplichten.

 

(41)

Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden moet de Autoriteit samenwerken met agentschappen van de Unie, met name met de agentschappen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid, waarbij van hun deskundigheid wordt gebruikgemaakt en naar zoveel mogelijk synergieën wordt gestreefd: de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA), de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en, bij de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de mensenhandel, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust). Met deze samenwerking moet worden gezorgd voor coördinatie, moeten synergieën worden bevorderd en moeten overlappingen tussen hun activiteiten worden voorkomen.

 

(42)

Op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid moeten de Autoriteit en de Administratieve Commissie nauw samenwerken met als doel synergieën tot stand te brengen en overlappingen te voorkomen.

 

(43)

Om de activiteiten van bestaande organen binnen het toepassingsgebied van deze verordening een operationele dimensie te verlenen, moet de Autoriteit de taken verrichten van het op grond van Verordening (EU) nr. 492/2011 opgerichte Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers, het bij Besluit 2009/17/EG van de Commissie (18) ingestelde Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers, waaronder de uitwisseling van informatie over administratieve samenwerking, hulp bij vragen over de uitvoering evenals grensoverschrijdende handhaving, en het bij Besluit (EU) 2016/344 opgerichte platform. Zodra de Autoriteit operationeel is, moeten die organen ophouden te bestaan. De raad van bestuur kan beslissen om speciale werkgroepen of deskundigenpanels in te stellen.

 

(44)

Het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers bieden een forum voor de raadpleging van de sociale partners en regeringsvertegenwoordigers op nationaal niveau. De Autoriteit moet aan hun werkzaamheden bijdragen en kan aan hun vergaderingen deelnemen.

 

(45)

In het licht van de nieuwe institutionele structuur moeten de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589 worden gewijzigd en moet Besluit (EU) 2016/344 worden ingetrokken zodra de Autoriteit operationeel is.

 

(46)

De Autoriteit moet de verschillen tussen de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen respecteren evenals de autonomie van de sociale partners zoals uitdrukkelijk erkend door het VWEU. Deelname aan de activiteiten van de Autoriteit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de lidstaten in het kader van onder meer de relevante en toepasselijke verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), bijvoorbeeld Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, en aan de bevoegdheden van de lidstaten om inzake nationale arbeidsverhoudingen te reguleren, te bemiddelen of te monitoren, met name wat betreft de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen en op collectieve actie.

 

(47)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk bij te dragen, binnen haar toepassingsgebied, tot het waarborgen van een eerlijke arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en de lidstaten en de Commissie bijstand te verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels binnen de Unie, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt bij een ongecoördineerd optreden van de lidstaten, maar vanwege de grensoverschrijdende aard van die activiteiten en de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de lidstaten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(48)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, zoals erkend in artikel 6 VEU,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

BEGINSELEN

Artikel 1

Oprichting, onderwerp en toepassingsgebied

 

a)

Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (19);

 

b)

Richtlijn 2014/67/EU;

 

c)

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad (20), inclusief de bepalingen van Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 (21) en (EEG) nr. 574/72 (22) van de Raad, voor zover deze nog van kracht zijn, Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad (23) en Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad (24), waarbij het toepassingsgebied van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt uitgebreid tot onderdanen van derde landen die nog niet onder deze verordeningen vallen op grond van hun nationaliteit alleen;

 

d)

Verordening (EU) nr. 492/2011;

 

e)

Richtlijn 2014/54/EU;

 

f)

Verordening (EU) 2016/589;

 

g)

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (25);

 

h)

Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (26);

 

i)

Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad (27).

De door het Unierecht of door het nationale recht of de nationale praktijk verleende rechten of verplichtingen van personen of werkgevers, en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen van nationale instanties, alsmede de autonomie van de sociale partners, zoals erkend in het VWEU, worden door deze verordening onverlet gelaten.

De bestaande bilaterale overeenkomsten en regelingen voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder die welke betrekking hebben op gecoördineerde en gezamenlijke inspecties, worden door deze verordening onverlet gelaten.

Artikel 2

Doelstellingen

De doelstellingen van de Autoriteit bestaan erin bij te dragen tot het waarborgen van eerlijke arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en de lidstaten en de Commissie bijstand te verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels binnen de Unie. Daartoe, en binnen het toepassingsgebied op grond van artikel 1:

 

a)

bevordert de Autoriteit de toegang tot informatie over rechten en plichten met betrekking tot arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en tot relevante diensten;

 

b)

bevordert en versterkt de Autoriteit de samenwerking tussen de lidstaten bij de handhaving van het toepasselijke Unierecht in de gehele Unie, onder meer door onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken;

 

c)

bemiddelt de Autoriteit in en draagt zij bij tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen lidstaten; en

 

d)

ondersteunt de Autoriteit de samenwerking tussen lidstaten bij het aanpakken van zwartwerk.

Artikel 3

Juridische status

HOOFDSTUK II

TAKEN VAN DE AUTORITEIT

Artikel 4

Taken van de Autoriteit

Om haar doelstellingen te verwezenlijken voert de Autoriteit de volgende taken uit:

 

a)

overeenkomstig de artikelen 5 en 6 bevordert zij de toegang tot informatie en coördineert zij Eures;

 

b)

overeenkomstig artikel 7 bevordert zij de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen lidstaten met het oog op de consequente, efficiënte en doeltreffende toepassing en handhaving van het toepasselijke Unierecht;

 

c)

overeenkomstig de artikelen 8 en 9 coördineert en ondersteunt zij onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties;

 

d)

overeenkomstig artikel 10 voert zij analyses en risicobeoordelingen uit met betrekking tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

 

e)

overeenkomstig artikel 11 ondersteunt zij de lidstaten bij de capaciteitsopbouw met het oog op de doeltreffende toepassing en handhaving van het toepasselijke Unierecht;

 

f)

overeenkomstig artikel 12 ondersteunt zij de lidstaten bij het aanpakken van zwartwerk;

 

g)

overeenkomstig artikel 13 bemiddelt zij bij geschillen tussen de lidstaten over de toepassing van het relevante Unierecht.

Artikel 5

Informatie over arbeidsmobiliteit

De autoriteit verbetert de beschikbaarheid, de kwaliteit en de toegankelijkheid van de aan personen, werkgevers en organisaties van de sociale partners verstrekte informatie van algemene aard over hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de in artikel 1, lid 4, genoemde handelingen van de Unie om de arbeidsmobiliteit binnen de Unie te bevorderen. Daartoe:

 

a)

draagt de Autoriteit bij tot het verstrekken van relevante informatie over de rechten en plichten van personen in gevallen van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit, onder meer door middel van één website voor de hele Unie, die fungeert als enig portaal dat toegang verschaft tot informatiebronnen en -diensten op Unie- en nationaal niveau in alle officiële talen van de Unie, zoals opgericht bij Verordening (EU) 2018/1724;

 

b)

ondersteunt de Autoriteit de lidstaten bij de toepassing van Verordening (EU) 2016/589;

 

c)

ondersteunt de Autoriteit de lidstaten bij het voldoen aan de verplichtingen inzake de toegang tot en de verspreiding van informatie over het vrije verkeer van werknemers, met name zoals vastgesteld in artikel 6 van Richtlijn 2014/54/EU en in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/589, over de coördinatie van sociale zekerheid, zoals vastgelegd in artikel 76, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004, en over de detachering van werknemers, zoals vastgesteld in artikel 5 van Richtlijn 2014/67/EU, onder meer door te verwijzen naar nationale informatiebronnen zoals de unieke officiële nationale websites;

 

d)

ondersteunt de Autoriteit de lidstaten bij het verbeteren van de nauwkeurigheid, de volledigheid en de gebruikersvriendelijkheid van relevante nationale informatiebronnen en -diensten overeenkomstig de kwaliteitscriteria van Verordening (EU) 2018/1724;

 

e)

ondersteunt de Autoriteit de lidstaten bij het op vrijwillige basis stroomlijnen van de informatie- en dienstverlening aan personen en werkgevers met betrekking tot grensoverschrijdende mobiliteit;

 

f)

bevordert de Autoriteit de samenwerking tussen de bevoegde organen die overeenkomstig Richtlijn 2014/54/EU zijn aangewezen om aan personen en werkgevers informatie, advies en bijstand met betrekking tot arbeidsmobiliteit op de interne markt te verstrekken.

Artikel 6

Coördinatie van Eures

Om de lidstaten te ondersteunen bij het verlenen van diensten aan personen en werkgevers via Eures, zoals de grensoverschrijdende matching van vacatures, stages en opleidingsplaatsen met cv’s, en dus ter vergemakkelijking van de arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, beheert de Autoriteit het Europees coördinatiebureau van Eures, opgericht uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EU) 2016/589.

Met uitzondering van de technische exploitatie en de ontwikkeling van het Eures-portaal en aanverwante IT-diensten, die de Commissie blijft beheren, voert het Europees coördinatiebureau onder het beheer van de Autoriteit zijn taken overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2016/589 uit. De Autoriteit zorgt er onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur, zoals bepaald in artikel 22, lid 4, onder n), van deze verordening, voor dat deze activiteit volledig voldoet aan de vereisten van de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, met inbegrip van de vereiste een functionaris voor gegevensbescherming aan te stellen, zoals bepaald in artikel 36 van deze verordening.

Artikel 7

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten

Daartoe is het aan de Autoriteit om met name:

 

a)

op verzoek van een of meer lidstaten de nationale autoriteiten te helpen bij het identificeren van de relevante contactpunten van de nationale autoriteiten in andere lidstaten;

 

b)

op verzoek van een of meer lidstaten de follow-up van verzoeken en de uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten te bevorderen door logistieke en technische steun, met inbegrip van vertaal- en tolkendiensten, te verlenen en informatie over de stand van bepaalde zaken uit te wisselen;

 

c)

beste praktijken onder de lidstaten te bevorderen, deze tussen de lidstaten uit te wisselen en bij te dragen aan de verspreiding ervan onder de lidstaten;

 

d)

op verzoek van een of meer lidstaten, indien van toepassing, de grensoverschrijdende handhaving van sancties en boetes te bevorderen en te ondersteunen, binnen het toepassingsgebied van deze verordening overeenkomstig artikel 1;

 

e)

tweemaal per jaar aan de Commissie verslag uit te brengen over onvoldane verzoeken tussen lidstaten en te overwegen of voor die verzoeken een bemiddelingsprocedure wordt gestart overeenkomstig artikel 13, lid 2.

Artikel 8

Coördinatie en ondersteuning van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties

Onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties vinden plaats na instemming van de betrokken lidstaten.

Organisaties van de sociale partners op nationaal niveau kunnen zaken onder de aandacht van de Autoriteit brengen.

 

a)

onderling afgestemde inspecties: inspecties die gelijktijdig in twee of meer lidstaten inzake met elkaar verwante zaken worden verricht waarbij elke nationale autoriteit op haar eigen grondgebied optreedt en die, waar passend, door het personeel van de Autoriteit worden ondersteund;

 

b)

gezamenlijke inspecties: inspecties die in een lidstaat met deelneming van de nationale autoriteiten van een of meer andere lidstaten worden verricht en die, waar passend, door het personeel van de Autoriteit worden ondersteund.

Er kan alleen een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie worden uitgevoerd, indien alle deelnemende lidstaten er vooraf mee hebben ingestemd, en deze instemming moet worden medegedeeld via de op grond van artikel 32 aangewezen nationale verbindingsfunctionarissen.

Als een of meer lidstaten besluiten niet aan de onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie deel te nemen, voeren de nationale autoriteiten van de andere lidstaten een dergelijke inspectie alleen uit in de deelnemende lidstaten. Lidstaten die besluiten niet deel te nemen, houden de informatie over een dergelijke inspectie vertrouwelijk.

In dergelijke gevallen stelt de betrokken lidstaat de Autoriteit en de andere betrokken lidstaten schriftelijk, ook via elektronische weg, onverwijld in kennis van de redenen van zijn besluit en eventueel van de maatregelen die zij wil nemen om de zaak op te lossen, alsmede van het resultaat van deze maatregelen, zodra deze bekend zijn. De Autoriteit kan voorstellen dat de lidstaat die niet aan een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie heeft deelgenomen, op vrijwillige basis zijn eigen inspectie uitvoert.

Artikel 9

Regelingen voor onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties

Artikel 10

Analyses en risicobeoordelingen van arbeidsmobiliteit

 

a)

eventuele vraagstukken, problemen en specifieke kwesties te onderzoeken met betrekking tot de uitvoering en de praktische toepassing van het Unierecht op gebieden die binnen de bevoegdheid van de Autoriteit vallen, evenals de handhaving ervan in de praktijk;

 

b)

de samenhang bij de dienstverlening aan personen en bedrijven te versterken;

 

c)

de kennis van en het wederzijds inzicht in verschillende systemen en praktijken te verbeteren en de doeltreffendheid van verschillende beleidsmaatregelen te beoordelen, met inbegrip van preventieve en afschrikkingsmaatregelen.

De Autoriteit neemt in haar jaarverslagen aan het Europees Parlement en aan de Commissie een overzicht van haar bevindingen op.

Artikel 11

Steun voor capaciteitsopbouw

De Autoriteit steunt de lidstaten bij de capaciteitsopbouw ter bevordering van de consistente handhaving van het Unierecht op alle in artikel 1 genoemde gebieden. De Autoriteit voert met name de volgende activiteiten uit:

 

a)

in samenwerking met de nationale autoriteiten en, waar passend, de sociale partners, het ontwikkelen van niet-bindende gemeenschappelijke richtsnoeren ten behoeve van de lidstaten en de sociale partners, met inbegrip van richtsnoeren voor inspecties in zaken met een grensoverschrijdend karakter, en van gedeelde definities en gemeenschappelijke begrippen op basis van relevante werkzaamheden op nationaal en Unieniveau;

 

b)

het bevorderen en ondersteunen van wederzijdse bijstand, in de vorm van „peer-to-peer”-activiteiten of groepsactiviteiten, en van uitwisselingen van personeel en detacheringsprogramma’s tussen nationale autoriteiten;

 

c)

het bevorderen van de uitwisseling en de verspreiding van ervaringen en goede praktijken, met inbegrip van voorbeelden van samenwerking tussen de relevante nationale autoriteiten;

 

d)

het ontwikkelen van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s, ook voor arbeidsinspectiediensten, en specifiek opleidingsmateriaal, onder meer op basis van online-leren;

 

e)

het bevorderen van voorlichtingscampagnes, met inbegrip van campagnes om personen en werkgevers, en vooral kleine en middelgrote ondernemingen, te informeren over hun rechten en plichten en hun mogelijkheden.

Artikel 12

Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk

 

a)

de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en andere betrokken actoren te versterken met het oog op het doelmatiger en doeltreffender aanpakken van de diverse vormen van zwartwerk en bedrieglijk gemeld werk dat met zwartwerk in verband wordt gebracht, waaronder schijnzelfstandigheid;

 

b)

de capaciteit van de diverse bevoegde autoriteiten en actoren van de lidstaten voor het aanpakken van zwartwerk met betrekking tot de grensoverschrijdende aspecten ervan te verbeteren; en zo ertoe bij te dragen dat voor iedereen dezelfde regels gelden;

 

c)

het bewustzijn van het publiek ten aanzien van de diverse aspecten van zwartwerk en de dringende noodzaak van passend optreden te vergroten en de lidstaten ertoe aan te moedigen hun inspanningen voor het aanpakken van zwartwerk op te voeren.

 

d)

de in de bijlage genoemde werkzaamheden uit te voeren.

 

a)

optimale praktijken en informatie uit te wisselen;

 

b)

expertise en analyse te ontwikkelen, waarbij overlapping wordt voorkomen;

 

c)

innovatieve benaderingen ten aanzien van doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking aan te moedigen en te bevorderen, en ervaringen te evalueren;

 

d)

bij te dragen tot een horizontaal begrip van zaken die verband houden met zwartwerk.

 

a)

een door elke lidstaat benoemde hooggeplaatste vertegenwoordiger;

 

b)

een vertegenwoordiger van de Commissie;

 

c)

ten hoogste vier vertegenwoordigers van sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau, die door die organisaties zijn benoemd, en waarbij de vakbonden in gelijke mate worden vertegenwoordigd als de werkgeversorganisaties.

 

a)

ten hoogste 14 vertegenwoordigers van de organisaties van de sociale partners uit sectoren waar zwartwerk veel voorkomt, die door die organisaties zijn benoemd, en waarbij de vakbonden in gelijke mate worden vertegenwoordigd als de werkgeversorganisaties;

 

b)

telkens een vertegenwoordiger van Eurofound, EU-OSHA en de IAO;

 

c)

een vertegenwoordiger van elk derde land dat lid is van de Europese Economische Ruimte.

Andere waarnemers dan die bedoeld in de eerste alinea kunnen worden uitgenodigd om de vergaderingen van het platform bij te wonen en er wordt naar behoren rekening gehouden met hun bijdragen.

Het platform wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Autoriteit.

Artikel 13

Bemiddeling tussen lidstaten

Om te zorgen voor een goede samenwerking, de activiteiten in onderlinge overeenstemming te coördineren en dubbel werk te voorkomen in bemiddelingsgevallen die zowel betrekking hebben op sociale zekerheid als op de arbeidswetgeving, stellen de Administratieve Commissie en de Autoriteit een samenwerkingsovereenkomst op.

Op verzoek van de Administratieve Commissie en met de instemming van de lidstaten die partij zijn bij het geschil, verwijst de Autoriteit de kwestie in verband met sociale zekerheid op grond van artikel 74 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 naar de Administratieve Commissie. De bemiddeling kan voortgaan voor de kwesties die geen verband houden met sociale zekerheid.

Op verzoek van een lidstaat die partij is bij het geschil, verwijst de Autoriteit de kwestie inzake de coördinatie van de sociale zekerheid naar de Administratieve Commissie. Die verwijzing kan plaatshebben in elk stadium van de bemiddeling. De bemiddeling kan voortgaan voor de kwesties die geen verband houden met sociale zekerheid.

Artikel 14

Samenwerking met agentschappen en gespecialiseerde organen

De Autoriteit streeft bij al haar activiteiten naar samenwerking, het voorkomen van dubbel werk en het bevorderen van synergieën en complementariteit met andere gedecentraliseerde agentschappen en gespecialiseerde organen van de Unie, zoals de Administratieve Commissie. Daartoe kan de Autoriteit samenwerkingsovereenkomsten sluiten met relevante agentschappen van de Unie, zoals het Cedefop, Eurofound, het EU-OSHA, de ETF, Europol en Eurojust.

Artikel 15

Interoperabiliteit en uitwisseling van informatie

De Autoriteit zorgt voor de coördinatie, de ontwikkeling en de toepassing van interoperabiliteitskaders om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en met de Autoriteit te waarborgen. Die interoperabiliteitskaders zijn gebaseerd op en worden ondersteund door het Europees interoperabiliteitskader en de in Besluit (EU) 2015/2240 bedoelde Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur.

HOOFDSTUK III

ORGANISATIE VAN DE AUTORITEIT

Artikel 16

Administratieve en beheerstructuur

 

a)

een raad van bestuur;

 

b)

een uitvoerend directeur;

 

c)

een stakeholdergroep.

De Autoriteit stelt, na raadpleging van de Commissie, het reglement van orde van deze werkgroepen en panels vast.

Artikel 17

Samenstelling van de raad van bestuur

 

a)

één lid van elke lidstaat;

 

b)

twee leden die de Commissie vertegenwoordigen;

 

c)

een door het Europees Parlement benoemde onafhankelijke deskundige;

 

d)

vier leden die de sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau vertegenwoordigen, die in gelijke mate de vakbonden en de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen.

Alleen de in de eerste alinea, onder a) en b), genoemde leden hebben stemrecht.

De Commissie benoemt de in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde leden.

Het Europees Parlement benoemt de in lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde deskundige.

De sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau benoemen hun vertegenwoordigers en het Europees Parlement benoemt zijn onafhankelijke deskundige nadat zij hebben vastgesteld dat er geen sprake is van een belangenconflict.

De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd op grond van hun kennis op de in artikel 1 genoemde gebieden en in het licht van hun relevante leidinggevende administratieve en budgettaire vaardigheden.

Alle in de raad van bestuur vertegenwoordigde partijen trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken om de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te waarborgen. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur.

Artikel 18

Taken van de raad van bestuur

 

a)

voor de strategische aansturing te zorgen en toezicht op de activiteiten van de Autoriteit te houden;

 

b)

de jaarlijkse begroting van de Autoriteit met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden goed te keuren en andere taken met betrekking tot de begroting van de Autoriteit uit te voeren op grond van hoofdstuk IV;

 

c)

het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit te beoordelen en goed te keuren, met inbegrip van een overzicht van de uitvoering van de taken van de Autoriteit, en het jaarlijks uiterlijk op 1 juli bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer in te dienen en het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit openbaar te maken;

 

d)

de op de Autoriteit toepasselijke financiële regels vast te stellen overeenkomstig artikel 29;

 

e)

een strategie ter bestrijding van fraude vast te stellen die evenredig is aan het frauderisico, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

 

f)

regels vast te stellen om belangenconflicten van zijn leden en onafhankelijke deskundigen, de leden van de stakeholdergroep en de leden van de overeenkomstig artikel 16, lid 2, opgerichte werkgroepen en panels van de Autoriteit, alsmede de in artikel 33 bedoelde gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden die niet bij de Autoriteit in dienst zijn, te voorkomen en te behandelen en jaarlijks op zijn website de belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur bekend te maken;

 

g)

de in artikel 36, lid 3, bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vast te stellen en op gezette tijden bij te werken op basis van een analyse van de behoeften;

 

h)

zijn reglement van orde vast te stellen;

 

i)

het reglement van orde voor de bemiddeling op grond van artikel 13 vast te stellen;

 

j)

werkgroepen en deskundigenpanels op grond van artikel 16, lid 2, op te richten en hun reglement van orde vast te stellen;

 

k)

overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van de Autoriteit de door het Statuut toegekende bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag en de door de Regeling toegekende bevoegdheden van het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag uit te oefenen („de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”);

 

l)

uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

 

m)

waar passend een interne auditcapaciteit op te bouwen;

 

n)

de uitvoerend directeur te benoemen en zo nodig zijn ambtstermijn te verlengen of hem uit zijn ambt te ontzetten overeenkomstig artikel 31;

 

o)

een rekenplichtige te benoemen voor wie het Statuut en de Regeling geldt en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

 

p)

de procedure voor de selectie van de leden en de plaatsvervangers van de overeenkomstig artikel 23 opgerichte stakeholdergroep vast te stellen en die leden en plaatsvervangers te benoemen;

 

q)

voor een passende follow-up te zorgen van de bevindingen en aanbevelingen die het resultaat zijn van interne of externe auditverslagen en evaluaties en van onderzoeken van OLAF;

 

r)

alle beslissingen met betrekking tot de oprichting van de interne comités of andere organen van de Autoriteit – en zo nodig de wijziging ervan – te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de activiteitenbehoeften van de Autoriteit en naar een gezond financieel beheer wordt gestreefd;

 

s)

het ontwerp van het in artikel 24 bedoelde enig programmeringsdocument van de Autoriteit goed te keuren, vóórdat het voor advies aan de Commissie wordt voorgelegd;

 

t)

na ontvangst van het advies van de Commissie, het enig programmeringsdocument van de Autoriteit goed te keuren met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur en overeenkomstig artikel 24.

Artikel 19

Voorzitter van de raad van bestuur

Als de eerste stemronde geen tweederdemeerderheid oplevert, wordt een tweede stemronde georganiseerd waarbij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur volstaat om de voorzitter en de vicevoorzitter te verkiezen.

De vicevoorzitter vervangt de voorzitter automatisch wanneer hij niet in staat is zijn taken uit te voeren.

Artikel 20

Vergaderingen van de raad van bestuur

Artikel 21

Stemprocedure in de raad van bestuur

Artikel 22

Verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

 

a)

de dagelijkse leiding van de Autoriteit op zich nemen;

 

b)

de besluiten van de raad van bestuur uitvoeren;

 

c)

het ontwerp van het enig programmeringsdocument opstellen en ter goedkeuring bij de raad van bestuur indienen;

 

d)

het enig programmeringsdocument uitvoeren en bij de raad van bestuur verslag over de uitvoering ervan uitbrengen;

 

e)

het ontwerp van geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit opstellen en ter beoordeling en goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen;

 

f)

een actieplan voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, evenals van onderzoeken van OLAF opstellen, en tweemaal per jaar aan de Commissie en op gezette tijden aan de raad van bestuur verslag over de geboekte vooruitgang uitbrengen;

 

g)

de financiële belangen van de Unie beschermen door preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te nemen, doeltreffende controles uit te voeren, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF, en bij onregelmatigheden de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en waar passend doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties op te leggen, met inbegrip van financiële sancties;

 

h)

een fraudebestrijdingsstrategie voor de Autoriteit te ontwikkelen en ter goedkeuring aan de raad van bestuur voor te leggen;

 

i)

het ontwerp van de voor de Autoriteit geldende financiële regels op te stellen en aan de raad van bestuur voor te leggen;

 

j)

de ontwerpverklaring van de geraamde inkomsten en uitgaven voor de Autoriteit als onderdeel van het enig programmeringsdocument van de Autoriteit op te stellen en de begroting van de Autoriteit uit te voeren;

 

k)

overeenkomstig het in artikel 18, lid 2, bedoelde besluit beslissingen te nemen op het gebied van personeelsbeheer;

 

l)

beslissingen te nemen over de interne structuren van de Autoriteit, zo nodig met inbegrip van het laten waarnemen van functies die het dagelijks beheer van de Autoriteit kunnen omvatten en, waar nodig, de wijziging daarvan, rekening houdend met de behoeften in verband met de activiteiten van de Autoriteit en een gezond begrotingsbeheer;

 

m)

indien nodig samen te werken met agentschappen van de Unie en samenwerkingsovereenkomsten met deze agentschappen te sluiten;

 

n)

de door de raad van bestuur vastgestelde maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2018/1725 door de Autoriteit uit te voeren;

 

o)

de raad van bestuur in kennis te stellen van de adviezen van de stakeholdergroep.

Artikel 23

Stakeholdergroep

 

a)

kwesties in verband met de toepassing en handhaving van het Unierecht op de gebieden die onder deze verordening vallen, inclusief de in artikel 10 bedoelde analyses en risicobeoordeling met betrekking tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

 

b)

het in artikel 18 bedoelde ontwerp van het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit;

 

c)

het in artikel 24 bedoelde ontwerp van enig programmeringsdocument.

HOOFDSTUK IV

VASTSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING VAN DE AUTORITEIT

SECTIE 1

Enig programmeringsdocument van de autoriteit

Artikel 24

Jaarlijkse en meerjarige programmering

Het enig programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast

Alle wezenlijke wijzigingen van het jaarlijkse werkprogramma worden volgens dezelfde procedure vastgesteld als het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van bestuur kan de bevoegdheid om niet-wezenlijke wijzigingen aan het jaarlijkse werkprogramma aan te brengen aan de uitvoerend directeur delegeren.

De strategische programmering wordt waar passend bijgewerkt, met name in het licht van de resultaten van de in artikel 40 bedoelde evaluatie.

Artikel 25

Vaststelling van de begroting

SECTIE 2

Indiening, uitvoering en controle van de begroting van de autoriteit

Artikel 26

Structuur van de begroting

 

a)

een in de algemene begroting van de Unie opgenomen bijdrage van de Unie;

 

b)

eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

 

c)

eventuele bijdragen van derde landen die bij de werkzaamheden van de Autoriteit zijn betrokken, als bepaald in artikel 42;

 

d)

mogelijke financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies overeenkomstig de in artikel 29 bedoelde financiële regels van de Autoriteit en de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid van de Unie;

 

e)

vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de Autoriteit verleende diensten.

Artikel 27

Uitvoering van de begroting

Artikel 28

Indiening van de rekeningen en kwijting

Artikel 29

Financiële regels

De financiële regels die op de Autoriteit van toepassing zijn, worden door de raad van bestuur vastgesteld na raadpleging van de Commissie. Zij wijken niet af van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013, tenzij dat specifiek voor het functioneren van de Autoriteit vereist is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

HOOFDSTUK V

PERSONEEL

Artikel 30

Algemene bepaling

Het Statuut en de Regeling, en de voorschriften die in onderling overleg door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van het Statuut en de Regeling, zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit.

Artikel 31

Uitvoerend directeur

Artikel 32

Nationale verbindingsfunctionarissen

Artikel 33

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.

Artikel 35

Talenregeling

Artikel 36

Transparantie, bescherming van persoonsgegevens en communicatie

Artikel 37

Fraudebestrijding

Artikel 38

Veiligheidsvoorschriften ter bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

De Autoriteit stelt haar eigen beveiligingsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als uiteengezet in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (32) en (EU, Euratom) 2015/444 (33) van de Commissie. De beveiligingsvoorschriften van de Autoriteit bestrijken onder meer de uitwisseling, de verwerking en de opslag van deze informatie.

Artikel 39

Aansprakelijkheid

Artikel 40

Evaluatie en herziening

Artikel 41

Administratief onderzoek

De activiteiten van de Autoriteit kunnen door de Europese Ombudsman worden onderzocht overeenkomstig artikel 228 VWEU.

Artikel 42

Samenwerking met derde landen en internationale organisaties

Daartoe mag de Autoriteit, onder voorbehoud van machtiging door de raad van bestuur en na goedkeuring door de Commissie, werkregelingen treffen met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties. Die regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie of de lidstaten.

Krachtens de desbetreffende bepalingen van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten worden regelingen opgesteld voor met name de aard, de omvang en de werkwijze van de deelname van de betrokken derde landen aan de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname aan initiatieven van de Autoriteit, de financiële bijdragen en het personeel. Wat personeelszaken betreft, stroken die afspraken in elk geval met het Statuut en de Regeling.

Artikel 43

Zetelovereenkomst en operationele voorwaarden

Artikel 44

Begin van de activiteiten van de Autoriteit

 

a)

kan de Commissie een ambtenaar van de Commissie aanwijzen om ad interim als uitvoerend directeur te fungeren en de aan de uitvoerend directeur toegewezen taken uit te voeren, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opneemt nadat hij overeenkomstig artikel 31 door de raad van bestuur is benoemd;

 

b)

oefent de uitvoerend directeur ad interim de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit, in afwijking van artikel 18, lid 1, onder k), en tot de goedkeuring van een in artikel 18, lid 2, bedoeld besluit;

 

c)

kan de Commissie de Autoriteit bijstand verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de activiteiten van de Autoriteit uit te voeren onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur ad interim of de uitvoerend directeur;

 

d)

kan de uitvoerend directeur ad interim na goedkeuring door de raad van bestuur alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door in de begroting van de Autoriteit opgenomen kredieten en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit.

Artikel 45

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 883/2004

Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

in artikel 1 wordt het volgende punt ingevoegd:

 

„n bis)

wordt onder „Europese Arbeidsautoriteit” het orgaan verstaan dat bij Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad (*1) is opgericht en wordt bedoeld in artikel 74 bis.

(*1)  Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 21).”;"

 

2)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 74 bis

De Europese Arbeidsautoriteit

  • 1. 
    Onverminderd de taken en activiteiten van de Administratieve Commissie ondersteunt de Europese Arbeidsautoriteit de toepassing van deze verordening overeenkomstig haar in Verordening (EU) 2019/1149 vastgestelde taken. De Administratieve Commissie werkt samen met de Europese Arbeidsautoriteit om de activiteiten in onderlinge overeenstemming te coördineren en overlappingen te voorkomen. Daartoe sluit zij met de Europese Arbeidsautoriteit een samenwerkingsovereenkomst.
  • 2. 
    De Administratieve Commissie kan de Europese Arbeidsautoriteit verzoeken een kwestie in verband met sociale zekerheid die het voorwerp uitmaakt van een bemiddeling overeenkomstig artikel 13, lid 11, derde alinea, van Verordening (EU) 2019/1149, te verwijzen.”.

Artikel 46

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 492/2011

.

Verordening (EU) nr. 492/2011 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

aan artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd:

„De bij Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad (*2) opgerichte Europese Arbeidsautoriteit neemt als waarnemer aan de vergaderingen van het raadgevend comité deel en verleent daarbij voor zover relevant technische input en expertise.

(*2)  Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 21).”;"

 

2)

de artikelen 29 tot en met 34 worden geschrapt met ingang van de datum waarop de Autoriteit operationeel wordt overeenkomstig artikel 44, lid 1, van deze verordening;

 

3)

artikel 35 wordt vervangen door:

„Artikel 35

Het reglement van orde van het raadgevend comité, dat van kracht is op 8 november 1968, blijft van toepassing.”;

 

4)

artikel 39 wordt vervangen door:

„Artikel 39

De administratieve uitgaven van het raadgevend comité worden op de algemene begroting van de Europese Unie in de afdeling betreffende de Commissie geboekt.”

Artikel 47

Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/589

Verordening (EU) 2016/589 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

het opzetten van het Eures-netwerk tussen de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten;”;

 

b)

punt b) wordt vervangen door:

 

„b)

de samenwerking tussen de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten bij de uitwisseling van relevante beschikbare gegevens over vacatures, sollicitaties en cv’s;”;

 

c)

punt f) wordt vervangen door:

 

„f)

het bevorderen van het Eures-netwerk op Unieniveau door middel van effectieve communicatiemaatregelen van de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten.”;

 

2)

aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

„8)   „Europese Arbeidsautoriteit”: het op grond van Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad (34) opgerichte orgaan;

  • Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 21).”;"
 

3)

in artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De toegankelijkheid van personen met een handicap tot de op het EURES-portaal verstrekte informatie en tot de ondersteunende diensten op nationaal niveau wordt gewaarborgd. De Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de Eures-leden en -partners bepalen hoe zij dit doen op grond van hun respectieve verplichtingen.”;

 

4)

artikel 7, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

een binnen de Europese Arbeidsautoriteit opgericht Europees coördinatiebureau, dat verantwoordelijk is om het Eures-netwerk bij te staan bij het verrichten van zijn taken;”;

 

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

„e)

de Commissie.”;

 

5)

artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de inleidende formule wordt vervangen door:

„Het Europees coördinatiebureau staat het Eures-netwerk bij het verrichten van diens taken bij, in het bijzonder bij het, in nauwe samenwerking met de nationale coördinatiebureaus en de Commissie, ontwikkelen en verrichten van de volgende activiteiten:”;

 

ii)

onder a) wordt punt i) vervangen door:

 

„i)

als de systeemeigenaar voor het Eures-portaal en de bijbehorende IT-diensten, de vaststelling van de behoeften van de gebruikers en de bedrijfsmatige vereisten die aan de Commissie moeten worden doorgegeven voor de exploitatie en ontwikkeling van het portaal, met inbegrip van systemen en procedures voor de uitwisseling van vacatures, sollicitaties, cv’s, ondersteunende documenten en andere informatie, in samenwerking met andere betrokken informatiediensten of -netwerken en adviesdiensten of -netwerken van de Unie en initiatieven van de Unie;”;

 

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Het Europees Coördinatiebureau wordt beheerd door de Europese Arbeidsautoriteit. Het Europees Coördinatiebureau onderhoudt een regelmatige dialoog met de vertegenwoordigers van de sociale partners op Unieniveau.”;

 

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Het Europees Coördinatiebureau stelt zijn meerjarige werkprogramma’s op na raadpleging van de in artikel 14 bedoelde coördinatiegroep en van de Commissie.”;

 

6)

in artikel 9, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

 

„b)

de samenwerking met de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten inzake de clearance binnen het in hoofdstuk III bepaalde kader;”;

 

7)

in artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De coördinatiegroep bestaat uit vertegenwoordigers, op het passende niveau, van de Commissie, het Europees Coördinatiebureau en de nationale coördinatiebureaus.”;

 

8)

in artikel 16 wordt lid 6 vervangen door:

„6.   De lidstaten onderzoeken, samen met de Commissie en het Europees Coördinatiebureau, alle mogelijkheden om de beschikbare vacatures bij voorrang te laten vervullen door burgers van de Unie, met het oog op de afstemming van de vraag naar en het aanbod van arbeid in de Unie. De lidstaten kunnen de daartoe noodzakelijke maatregelen nemen.”;

 

9)

in artikel 19 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De lidstaten werken onderling en met de Commissie en het Europees Coördinatiebureau samen met betrekking tot de interoperabiliteit van de nationale systemen en de door de Commissie ontwikkelde Europese classificatie. De Commissie houdt de lidstaten op de hoogte van de ontwikkeling van de Europese classificatie.”;

 

10)

artikel 29 wordt vervangen door:

„Artikel 29

Uitwisseling van informatie over mobiliteitsstromen en -patronen

De Commissie en de lidstaten monitoren de arbeidsmobiliteitsstromen en -patronen binnen de Unie op basis van verslagen van de Europese Arbeidsautoriteit en met behulp van statistische gegevens van Eurostat en beschikbare nationale gegevens en maken de resultaten van de monitoring openbaar.”.

Artikel 48

Intrekking

Besluit (EU) 2016/344 wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop de Autoriteit operationeel wordt overeenkomstig artikel 44, lid 1, van deze verordening.

Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 49

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter



BIJLAGE

ACTIVITEITEN VAN HET OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 16, LID 2, OPGERICHTE PLATFORM

Bij de ondersteuning van de doelstellingen van de Autoriteit met betrekking tot de aanpak van zwartwerk streeft het platform in het bijzonder naar:

 

1)

het verbeteren van de kennis over zwartwerk, met inbegrip van de oorzaken, regionale verschillen en grensoverschrijdende aspecten ervan, door middel van gedeelde definities en gemeenschappelijke concepten, op bewijs gebaseerde meetinstrumenten en het bevorderen van vergelijkende analyse; het ontwikkelen van wederzijds begrip van verschillende systemen en praktijken voor de aanpak van zwartwerk en het analyseren van de doeltreffendheid van beleidsmaatregelen, met inbegrip van preventieve maatregelen en sancties;

 

2)

het faciliteren en evalueren van verschillende vormen van samenwerking tussen de lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen, zoals de uitwisseling van personeel, het gebruik van databanken, gezamenlijke activiteiten en gezamenlijke opleidingen, en het opzetten van een systeem voor de uitwisseling van informatie voor administratieve samenwerking met behulp van een specifieke module voor zwartwerk in het kader van het IMI-systeem;

 

3)

het tot stand brengen van instrumenten, zoals een kennisbank, voor een efficiënte uitwisseling van informatie en ervaringen, en het ontwikkelen van richtsnoeren voor handhaving, handboeken van goede praktijken, gemeenschappelijke beginselen voor inspecties met het oog op het aanpakken van zwartwerk en gemeenschappelijke activiteiten zoals Europese campagnes; het evalueren van de ervaringen met deze instrumenten;

 

4)

het ontwikkelen van een programma voor peer learning voor de identificatie van goede praktijken op alle gebieden die relevant zijn voor de aanpak van zwartwerk en het organiseren van collegiale toetsingen om de vooruitgang bij de aanpak van zwartwerk te volgen in de lidstaten die aan deze toetsingen wensen deel te nemen;

 

5)

het uitwisselen van ervaringen die nationale autoriteiten hebben opgedaan bij de toepassing van het Unierecht dat relevant is voor de aanpak van zwartwerk.


Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.