Terugkeer van spreidingsbeleid

21 april 2023, column J.Th.J. van den Berg

Een jaar of tien geleden raakte ik verzeild in een discussie met Diederik Samsom, die de gigantische bezuinigingen van het tweede kabinet-Rutte verdedigde. Met kracht van argumenten (en cijfers!) betoogde hij dat de inkomensverdeling in Nederland niet zou verslechteren en internationaal vergeleken heel gelijkmatig zou blijven. De meeste deelnemers hielden er een sterk gevoel van ongemak aan over: de cijfers mochten ‘kloppen’, tegelijk klopte er niets.

Wij weten dat sociale ongelijkheid niet alleen een kwestie is van inkomens, belastingen en premies. De echte en grove ongelijkheid is gaan zitten in de verdeling van publieke voorzieningen: de toegang tot een behoorlijke woning, tot goed onderwijs en niet te vergeten, tot allerlei vitale vormen van zorg voor gezondheid en welzijn. Welvaart is een kwestie van wat tegenwoordig ‘brede welvaart’ wordt genoemd en waarvan genoemde voorzieningen een essentieel onderdeel uitmaken. Daar heeft de ongelijkheid inmiddels ernstige vormen aangenomen.

Deze ongelijkheid heeft bovendien een regionaal sterk verschillend karakter. Er is een groot verschil in ‘brede welvaart’ in de grootste vier steden. Daar wonen hele groepen zonder behoorlijke huisvesting, zonder goede school en verstoken van noodzakelijke zorg. Daarnaast is er een jaren lang ongezien gebleven verschil in brede welvaart tussen de Randstad en de ‘periferie’ van het land.

Daar waren in de laatste jaren al een paar indringende studies over verschenen1), maar onlangs hebben drie officiële adviescolleges van de regering samen een rapport uitgebracht, ‘Elke regio telt’2). Dit laat samenvattend zien hoe groot de verschillen zijn tussen het westen van het land en een aantal regio’s rondom de Randstad. Het rapport, dat is samengesteld door een projectgroep onder leiding van Jantine Kriens (oud-algemeen directeur van de VNG) heeft zich meer specifiek gericht op vijf regio’s in de periferie waar de achterstand uitzonderlijk groot is geworden.

Het gaat hier niet om een natuurverschijnsel, maar om de treurige resultaten van bewust beleid. Na de Tweede Wereldoorlog is er jaren lang hard gewerkt, door regering maar ook door het grote bedrijfsleven, om investeringen en welvaart te spreiden over het hele land. De rooms-rode coalities onder premier Drees leverden de roemruchte Industrialisatienota’s op die de industrie ertoe verleidden nieuwe fabrieken niet in het westen te vestigen maar bij voorbeeld in Friesland, Limburg en Zeeland. De overheid zelf spreidde haar uitvoerende diensten zoals PTT (zoals het toen nog heette), ABP, CBS maar ook onderdelen van ministeries over het land.

Extra ijver betoonden kabinetten in de jaren zeventig in Zuid-Limburg, waar de kolenmijnen werden gesloten, om de welvaart daar naar vermogen overeind te houden. De akelige ironie van de geschiedenis is, dat ons oudste mijnbekken rond Heerlen en Kerkrade er niet op vooruit is gegaan maar wel het relatief toch al welvarende Maastricht. De Europese samenwerking, allergisch voor concurrentievervalsing, heeft voor die ijver ernstige belemmeringen opgeworpen. Die zag dat als ‘verboden staatssteun’.

Het spreidingsbeleid, dat niet louter successen liet zien en dat gepaard ging met veel ambtelijk gekreun en geklaag, is in de jaren tachtig verlaten. De beleidslijn werd – het rapport ‘Elke regio telt’ laat dat erg goed zien – om sterke regio’s verder te versterken en het zwaartepunt te leggen bij een aantal sterke stedelijke kernen met hun groeimogelijkheden. Vanaf de jaren tachtig bloeiden de steden in en buiten Nederland immers sowieso op. Veel werd verwacht van de gedachte dat de groei van die stedelijke economie druppelsgewijs zou neerdalen in het landelijk gebied eromheen. Dat is een fatale vergissing gebleken. De toch al bestaande ongelijkheden werden alleen maar vergroot. Door rijksdiensten en -inspecties niet meer te spreiden maar juist te concentreren verloren regering en ministeries veel van hun ‘voelsprieten’ (zoals het rapport het noemt) in de regio’s buiten de Randstad.

Niet dat er helemaal niets meer aan spreiding werd gedaan, maar ‘Elke regio telt’ stelt vast dat het allemaal tijdelijke en projectmatige activiteiten opleverde maar geen langdurige en samenhangende aanpak van zwakke regio’s. Het eruit voortkomende onbehagen in die regio’s is nu opnieuw zichtbaar geworden bij de statenverkiezingen en de winst daar van BBB. Reden genoeg om na te denken over terugkeer in hedendaagse vorm van het naoorlogse spreidingsbeleid.

Daarbij is sprake van nog een specifiek verschijnsel: de groeiende achterstand van grensgebieden in ons land. Daarover in de eerstvolgende column.

Dit is de eerste column in een serie van twee over regionale sociale ongelijkheid in Nederland.


  • 1) 
    Zie vooral: Caspar van den Berg en Annemarie Kok, Regionaal maatschappelijk onbehagen. Naar een rechtsstatelijk antwoord op perifeer ressentiment. Rapport in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Groningen: Rijksuniversiteit Groningen/Campus Fryslân 2021; Josse de Voogd en René Cuperus, Atlas van afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden, https://www.kennisopenbaarbestuur.nl/documenten/rapporten/2021/12/17/atlas-van-afgehaakt-nederland.
  • 2) 
    Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s, Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur; Raad voor het Openbaar Bestuur, Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, maart 2023.


Andere recente columns