Voldongen feiten, op één na

20 november 2020, column J.Th.J. van den Berg

Als iemand uit de fractie van de PvdA in de Tweede Kamer nog rondliep met dromen over een Kamervoorzitterschap in de naaste toekomst, dan kan hij of zij nu beter ontwaken. Alleen als betrokkene elk politiek fatsoen terzijde stelt kan hij/zij nog kandideren. Door zich nu al op te werpen als toekomstig Kamervoorzitter heeft Khadija Arib anderen in eigen fractie effectief de pas afgesneden. Voldongen feit nr. 1.

Mocht er in de kring van de kandidaatstellingscommissie van de PvdA nog iemand met de gedachte rondlopen dat Arib beter een aantal plekken kan zakken op de lijst – er is overigens geen aanwijzing dat dit zo is – dan kan hij/zij dat nu uit het hoofd zetten. Het geeft immers geen pas om een zittend voorzitter die in de Kamer wil blijven ergens anders dan op de tweede of derde plaats te zetten. Voldongen feit nr. 2.

Tot zover heeft Khadija Arib dus al een paar voldongen feiten geschapen voor de naaste toekomst: zij zal door de kandidaatstellingscommissie en daarna door partijbestuur en partijcongres hoog op de lijst worden geplaatst, waarschijnlijk op plek nummer twee. Ook bestuur en congres kunnen fatsoenshalve niets beters verzinnen. Dat zijn alvast weer twee extra voldongen feiten tegelijk. Vervolgens is Arib de kandidaat van de Partij van de Arbeid voor het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Voldongen feit nr. 5.

Zij zal daarvoor een goede startpositie hebben, want tenzij de PvdA al haar zetels verliest – niet echt waarschijnlijk – is Arib tot aan de verkiezing van de nieuwe voorzitter reglementair de waarnemer van dat ambt. Dat is het zesde voldongen feit.

Die startpositie is van nog meer belang, want als de uitslag een heel ingewikkeld resultaat oplevert, is het prettig een waarnemend voorzitter te hebben die het klappen van de zweep kent en die de eerste stappen van de kabinetsformatie (aanwijzing van een verkenner of informateur) al eens eerder heeft beleefd.

Een geruststellende gedachte, want die allereerste dagen overheerst in de Tweede Kamer de verwarring: er zal geween zijn over ernstig verlies en gejuich over schitterende winst, maar dat is slecht voor de gemoedsrust die nodig is om de kabinetsformatie goed te beginnen. Het is prettig als er dan iemand is, zoals eertijds de koningin, die eenvoudig het ritueel start van de kabinetsvorming. Dat schept weer een niet onbelangrijke voorsprong, als het gaat om de keuze van een definitieve voorzitter.

Maar, precies dit laatste zal geen voldongen feit zijn. Aan te nemen valt immers dat ook in andere fracties belangstelling zal bestaan voor het eervolle en heel zichtbare ambt van Kamervoorzitter. Het grote voordeel voor Khadija Arib is dat de Tweede Kamer afscheid heeft genomen van de traditie om in alle stilte het voorzitterschap te ‘regelen’. Tot 2002 gebeurde dat doordat ofwel de grootste fractie, ofwel de op een na grootste fractie de kandidaat-voorzitter mocht voordragen, die dan vol automatisch door de Kamer werd gekozen.

Of het de grootste werd of niet, hing af van de partij waartoe de voorzitter van de Eerste Kamer behoorde. Het werd en wordt niet netjes gevonden als één partij beide voorzitterschappen bekleedt, tenzij voor beperkte tijd. Nu de VVD het voorzitterschap van de Eerste Kamer levert, ligt het niet voor de hand dat uit haar kring ook de voorzitter van de Tweede Kamer komt. Voor Arib is dat al een fors risico minder. Als de PVV opnieuw de tweede partij in de Kamer wordt, zal haar niet makkelijk het voorzitterschap worden gegund.

De verkiezing van de voorzitter kan dus weer een geheel vrije verkiezing worden en dan zijn de kansen van Arib redelijk groot: zij is ervaren, zij is bekwaam gebleken, bij alle politieke onrust in de Kamer en daar bovenop de corona-ellende. Zij kan over een breed front op de sympathie van haar huidige collegae rekenen. Of dat na 17 maart nog steeds het geval is, valt natuurlijk af te wachten.

Twee decennia geleden zou zo’n vroegtijdige kandidatuur een daad van opperste brutaliteit zijn geweest en waarschijnlijk onmiddellijk door de Kamer zijn afgestraft. Dat niemand daar nu van opkijkt, laat zien dat Khadija Arib goed getaxeerd heeft. Aan tactisch vernuft heeft het haar nooit ontbroken.



Andere recente columns