Een niet-gevoerd debat

7 april 2017, column Bert van den Braak

Hoewel de verkiezingsstrijd in sommige opzichten inhoudelijker was dan tevoren was verwacht, kon bij veel thema's toch niet worden gesproken van echt fundamentele debatten. De wijze waarop (media)debatten waren georganiseerd droeg niet bepaald bij aan het inzichtelijk maken van echte keuzes. Voor sommige onderwerpen gold bovendien dat de verschillen van opvatting nu eenmaal niet zo groot waren. En de enige partij die echt over alles anders denkt, bleef meestal weg. Dat leidde er bijvoorbeeld toe dat het thema 'integratie' werd gevoerd aan de hand van een discussie over het zingen van het Wilhelmus. Over de opvatting dat nieuwkomers moeten inburgeren, is iedereen het wel eens. Maar over hoe ver dat precies moet gaan, welke rechten en plichten zij moeten krijgen en vooral vanaf welk moment, bleef veel onduidelijkheid bestaan.

Een fundamenteel debat werd evenmin gevoerd over hoe het verder moet met de EU en de Europese samenwerking. Overigens is dat thema sinds 2005 nooit echt ter sprake gekomen in de verkiezingsstrijd. Toen twaalf jaar geleden de Europese Grondwet in het referendum werd afgewezen, werd van alle kanten aangedrongen op een breed maatschappelijk debat. Een parlementaire stuurgroep boog zich over de vraag hoe dat moest, maar dat leidde tot zo veel verdeeldheid dat de zaak werd afgeblazen. Ook veel tegenstanders van de Grondwet hadden als geluid laten horen: de Europese samenwerking is prima, maar Brussel heeft te veel macht naar zich toegetrokken en de uitbreiding ging te snel en te veel buiten de inwoners om. Wat anders moest en hoe, bleef nadien echter onduidelijk of verzandde in 'beelden' en kreten. De Brusselse 'superstaat' bijvoorbeeld.

Door de bankencrisis en de in sommige landen ontstane schuldenproblemen nam bovendien de noodzaak juist toe om meer Europees te gaan regelen. Regels voor internationaal opererende financiële instellingen kunnen nu eenmaal niet nationaal worden opgesteld. Er kwam beter bankentoezicht, er kwamen nieuwe regels over financiële buffers en er kwamen noodfondsen. Ook de financieel-economische coördinatie werd door het Europees semester verstevigd en de regels over begrotingstekorten werden aangescherpt. Eerder wees ik er al eens op dat er in 2013 met brede parlementaire steun een (nationale) Wet houdbare overheidsfinanciën kwam, ter uitvoering van Europese richtlijnen. De Kamer had daarop in 2010 aangedrongen via een motie-Harbers/Blanksma. Met VVD en CDA stemden SGP en PVV (!) voor.

Over wat de EU nu precies minder moet doen, spraken de meeste politieke partijen - afgezien van de PVV - zich niet uit. Het blijft veelal bij de 'kreet': 'Europa moet minder, maar beter'. Concrete invulling werd en wordt daaraan door politieke partijen nooit gegeven. Tot afgelopen vrijdag. Toen gaf Peter van Dalen, lid van het Europees Parlement voor de ChristenUnie, in dagblad Trouw een voorzet voor wat de EU beter en minder kan doen. Daarvoor valt hij te prijzen. Eindelijk eens concrete gedachten en voorstellen.

Inhoudelijk was ik evenwel niet zo onder de indruk van zijn betoog. Hij noemde een aantal zaken waarvan hij vindt dat de EU zich er eigenlijk niet (of minder) mee moet bemoeien. Het gaat om sociaal beleid, cultuur, onderwijs, volksgezondheid, sport, toerisme en cohesie (zeg maar versterking van zwakke regio's). Voor vrijwel al die terreinen geldt echter dat de EU daarop slechts een beperkte inhoudelijke rol speelt, laat staan dat burgers in lidstaten daardoor vinden dat 'Brussel' te veel regelt.

Bij de terreinen waarover Van Dalen het heeft, gaat het vooral om subsidiëring (bijvoorbeeld voor regionaal beleid) of om zoiets als de Europese culturele hoofdstad en om de populaire Erasmusbeurzen, waardoor studenten in andere lidstaten kunnen studeren. Van inmenging in het nationale beleid is geen sprake, net zomin als om nieuwe bevoegdheden op die terreinen wordt gevraagd. Onder leiding van Frans Timmermans is de Europese Commissie zelf al kritischer bij het initiëren van nieuwe Europese regels. Mocht dat overigens ooit wel het geval zijn, dan kunnen nationale parlementen zo nodig een 'gele of oranje kaart' trekken. Dat is de procedure om te bewaken dat de EU zich niet met nationale zaken gaat bemoeien.

Van Dalen somde verder allerlei andere terreinen op, waarop de samenwerking juist beter en intensiever zou moeten. Ook daarover kun je twisten en dan met name over de vraag of alle lidstaten dan mee moeten gaan of alleen een 'kopgroep' (waarvoor Van Dalen overigens niet voelt). Hij (en zijn partij) willen intensievere samenwerking op terreinen als milieu, immigratie, energie en interne markt, waarbij de macht van Brussel om zaken af te dwingen zelfs moet toenemen. Daar is wel veel voor te zeggen, maar het betekent onvermijdelijk het deels opgeven van soevereiniteit. Of andere partijen (met name VVD en CDA) dat ook hardop durven te zeggen, is de vraag. Het zou goed zijn als daarover nu eens duidelijkheid komt, maar vooral dat politici ophouden met uitsluitend in 'vage beelden' te spreken.



Andere recente columns