Strafbare openbaarheid

2 november 2012, column J.Th.J. van den Berg

Gemeentebestuur en bevolking van Roermond zijn in rep en roer geraakt over de sterke verdenking dat wethouder Jos van Rey – tevens lid van de Eerste Kamer voor de VVD – de voorgeschreven geheimhouding in de vertrouwenscommissie voor een nieuwe burgemeester heeft geschonden. Dat deed hij door een der kandidaten, Ricardo Offermans, in te lichten over de aard van het met hem te houden gesprek door die commissie. Offermans was op dat ogenblik burgemeester van Meerssen en, behalve partijgenoot, op zijn minst een goede kennis van Van Rey.

Er is geen twijfel over dat, als deze feiten juist zijn – daar is blijkbaar ook bewijs voor – Van Rey en Offermans gehandeld hebben in strijd met een wettelijk voorschrift tot geheimhouding. Dat is wettelijk gesproken zelfs een misdrijf. Geen wonder dat, in afwachting van de verdere juridische afwikkeling, Van Rey is afgetreden als wethouder en Offermans niet alleen zijn kandidatuur heeft ingetrokken maar ook is teruggetreden als burgemeester van Meerssen. Van Rey heeft voorts het lidmaatschap beëindigd van de Eerste Kamer en Offermans is teruggetreden als voorzitter van het gewest Limburg van de VVD. De ravage in de VVD is alvast geen geringe.

Dat Van Rey en Offermans de voorgeschreven geheimhouding waarschijnlijk hebben geschonden, is gebleken uit telefoontaps van het Openbaar Ministerie. Die werden ondernomen, omdat Van Rey blijkbaar onder verdenking stond van corruptie in de sfeer van het vastgoed. Daarbij stuitte het OM toevallig op de telefoontjes tussen beide heren.

Het is natuurlijk een politiek incorrecte gedachte, maar stel dat het OM bij elke vertrouwenscommissie ter benoeming van een burgemeester de telefoon van betrokkenen zou kunnen aftappen. Hoe groot zou dan de kans zijn dat de geheimhouding zou worden geschonden? Zou het dan niet blijken te wemelen van zulke contacten? Al was het maar om te attenderen op de vacature of om de weg te wijzen naar succesvolle contacten in een vertrouwenscommissie, primair bij partijgenoten? Hoever gaat eigenlijk het wettelijk vereiste van geheimhouding in dit soort gevallen, als men niet wil dat effectieve communicatie in het belang van een goede keuze wordt gefrustreerd?

Alles wijst erop dat de vertrouwelijke benoemingsprocedure van een burgemeester, een openbaar ambt, op gespannen voet staat met de openbaarheid van besluitvorming in de democratie. In het openbare ambt wordt in beginsel gewerkt met openbare kandidaatstelling en met een weliswaar geheime stemming maar een openbaar gemaakte uitslag. Die openbaarheid treft onvermijdelijk ook degenen die het ambt niet verwerven. Als de benoeming formeel al gebeurt bij Koninklijk Besluit, dan is in elk geval de voordracht openbaar. Zo worden ministers en rechters voorgedragen en benoemd; zo worden gedeputeerden en wethouders gekandideerd en gekozen. Niemand die daar vertrouwelijkheid eist, omdat dit ook ongepast zou zijn in de democratie.

Als het echter om de burgemeester gaat, blijven wij vasthouden aan formele benoeming door de Koning; dat is nog tot daaraan toe. Maar de voordracht loopt niet, zoals bij onze zuiderburen, samen met de gemeenteraadsverkiezingen, zodat de burgemeester daar materieel een gekozen ambtsdrager is, hoewel de Koning hem uiteindelijk benoemt. Nee, wij maken er een geheime procedure van, waarbij het hoogste goed blijkbaar is om vergeefs solliciterende kandidaten uit de wind te houden en hun tere zieltjes vooral niet te kwetsen. Wat is dit voor bijzonder ambt, dat openbaarheid zo slecht kan velen en dat betrokkenen bij zijn benoeming noodgedwongen langs de rand van de strafrechtelijk afgrond doet lopen?

Het wordt tijd in te zien dat een openbaar ambt vraagt ook hier om openbare benoeming, hetgeen in de democratie al gauw betekent dat er een verkiezing moet plaatsvinden met voorafgaande openbare kandidaatstelling. Dan valt nog te twisten over rechtstreekse verkiezing door de bevolking of verkiezing door de gemeenteraad. Gelet op de huidige bepaling van de Grondwet, die benoeming voorschrijft bij Koninklijk Besluit, zou verkiezing de vorm moeten aannemen van een bindende voordracht aan de Koning. De huidige procedure lijkt daar wel op, maar ze wordt nog geteisterd door een sollicitatieprocedure alsof het om de directeur van een bedrijf gaat. Van die procedure moeten wij worden bevrijd; dan levert het soort van telefoontjes als van Van Rey ook geen strafblad meer op. Want dit laatste is, democratisch beschouwd, te gek voor woorden.



Andere recente columns