De onbekenden

28 mei 2010, column Bert van den Braak

De recente uitgave van een blad waarin 'onthullingen' stonden over politici riep de vraag op in hoeverre zij recht hebben op een privédomein. Het wroeten in vuilniszakken werd - terecht - alom afgekeurd. Hoe politici hun kinderen opvoeden, of ze wel of niet biologisch voedsel kopen en welke privérelaties zij hebben, gaat ons in principe niets aan. We mogen er gevoeglijk vanuit gaan dat politici leven naar de principes die zij uitdragen, maar of dat daadwerkelijk zo is, is vooral hun eigen zaak en - in uitzonderingsgevallen - een zaak van de partij namens wie zij optreden.

De meeste politici begrijpen overigens best dat het vervullen van publieke functies ook de verplichting oplegt om iets prijs te geven van de eigen levenssfeer. Naast bevrediging van 'human interest' is het immers wel degelijk relevant om te weten wat politici in het verleden hebben gedaan en over welke kwaliteiten zij beschikken. Dat geldt zeker voor nieuwe kandidaten voor een vertegenwoordigend lichaam.

De algemeen bij kiezers levende behoefte om iets meer te weten over politici zoals 'onze' volksvertegenwoordigers bestaat al lang en leidde reeds in de negentiende eeuw tot diverse publicaties. In 1869 verscheen bijvoorbeeld van de hand van de journalist George Belinfante en de stenograaf I.C. van Lier (onder het pseudoniem Sagittaris) de uitgave 'parlementaire portretten'. Dat waren - tamelijk politiek gekleurde - karakterschetsen van de dat jaar aftredende leden van de Tweede Kamer.

Ook nadien verschenen van tijd tot tijd dit soort uitgaves en tussen 1897 en 1913 werd iedere vier jaar het handzame boekje 'Onze Afgevaardigden' gepubliceerd. Vanaf 1911 werden in het parlementaire zakboekje 'Parlement & Kiezer' gegevens opgenomen over de Kamerleden en ministers. Dagbladen namen lange tijd op de dag na de verkiezingen korte beschrijvingen op van de nieuwgekozen Kamerleden. Vanaf 1970 verschenen (overigens onregelmatig) boekjes onder titels als 'Wie is wie in de Tweede Kamer' en 'Haagse portetten', waarin de zittende Tweede Kamerleden werden geportreteerd.

De komst van internet heeft de informatievoorziening over politici in zijn algemeenheid doen toenemen, al was het maar omdat tegenwoordig politici vaak een eigen website hebben. We hoeven bovendien niet meer tot na de verkiezingen te wachten, want al bij de kandidaatstelling worden gegevens gepubliceerd. Voorafgaande aan de verkiezingen van 9 juni zijn over de meeste kandidaten dan ook al de nodige achtergronden te vinden, zoals opleiding, loopbaan, maatschappelijk nevenfuncties en interesses. Sommigen vermelden tevens gegevens als samenlevingsvorm en aantal kinderen.

Per partij zijn er wel verschillen in kwaliteit en omvang. De sites van VVD en GroenLinks bieden veel informatie, bij andere partijen is het soms wat bescheidener. Ronduit mager is de informatie over de PVV-kandidaten. Over hen wordt veelal slechts summier aangegeven welke opleiding zij hebben gevolgd en bij welk bedrijf of organisatie zij hebben gewerkt. Of andere maatschappelijke activiteiten werden ontplooid, en zo ja welke, blijft zelfs geheel onvermeld. Bij één van de kandidaten wordt niet vermeld dat hij tot een jaar geleden raadslid voor de VVD in Almere was.

Nog merkwaardiger is dat van mediawoordvoerder Martin Bosma niet wordt vermeld dat hij directeur was van een mediabedrijf. Dat komt misschien omdat hij in die hoedanigheid actie voerde om Colorful Radio, een multiculturele zender, toegang tot de FM te laten krijgen.

Nu is het wel voorstelbaar dat vermelding van 'oude plunje' soms minder leuk wordt gevonden, zeker als je inmiddels andere opvattingen hebt. Vraag is echter of het weglaten van dergelijke informatie niet vooral vragen oproept, terwijl vermelding ervan dat juist niet zou doen. Wie zich in het openbaar bestuur begeeft en zich dan zo gesloten opstelt, laadt al snel de verdenking op zich iets te verbergen te hebben.



Andere recente columns