Het hoogste gebod voor formaties: opschieten!

12 januari 2024, column J.Th.J. van den Berg

Bij een kabinetscrisis is de beste oplossing het zittende kabinet of de romp ervan op te laten treden als ‘interim-kabinet’ met volledige verantwoordelijkheid jegens het parlement tot aan de verkiezingen, die immers vaak geruime tijd op zich laten wachten1). Dat vergt een korte en krachtige formatie waarin alle fracties worden geconsulteerd over in het bijzonder de noodzaak van Kamerontbinding. Als Kamerontbinding vandaag vooral ‘zelfontbinding’ betekent, dan moet dat ook voor iedereen zichtbaar worden gemaakt. In dat opzicht gaf het kabinet-Den Uyl in 1977 het slechte voorbeeld, door te besluiten tot Kamerontbinding en vervolgens demissionair door te sudderen tot aan de verkiezingen.

Zaak is wel een procedure daarvoor te vinden die het kan stellen zonder bemoeienis van de Koning, zoals dat nu al het geval is na verkiezingen. Voordehand ligt dat een vraag om ontslag van het kabinet wordt gevolgd door een samenkomst van de fractievoorzitters onder leiding van de Kamervoorzitter, waarin een (in)formateur2) wordt aangewezen, die vaststelt of Kamerontbinding gewenst is; of het zittende kabinet als interim-kabinet kan optreden en ten slotte of dat moet gebeuren met of zonder personele aanpassingen.

Voorts kan dan of spoedig na het optreden van het interim-kabinet worden bepaald welke wetsvoorstellen moeten worden beschouwd als controversieel en dus moeten wachten tot de komst van een nieuw kabinet. Niet-controversiële wetsvoorstellen kunnen dan niet meer na de verkiezingen ‘on hold’ worden gezet, omdat dit een fractie prettiger uitkomt. Wat mevrouw Yesilgöz in december 2023 voorstelde met de Spreidingswet leek dus, nog afgezien van de schoffering van de Eerste Kamer, nergens naar.

Dat zou ook het juiste moment zijn waarop de fractievoorzitters laten weten of zij een andere leiding van zulk interim-kabinet noodzakelijk achten. Een korte formatie als hier beschreven had een legitiem einde kunnen maken aan het premierschap van Mark Rutte, in plaats van de voorgenomen motie van wantrouwen. Of dat ook wijs zou zijn geweest, is een andere vraag.

Ook een interim-kabinet wordt na de verkiezingen demissionair, in afwachting van een nieuwe formatie. Het past vanaf dat moment dus ook terughoudendheid met nieuwe initiatieven. Maar, ook de Kamer moet met zijn nieuwe meerderheid terughoudend zijn; zij kan immers niet het vertrouwen in het demissionaire kabinet opzeggen. Die les van P.J. Oud staat nog steeds3).

Deze terughoudendheid is intussen wel een stuk problematischer en ingewikkelder dan toen Oud zijn les opschreef, in 1947. Vooral op het terrein van de Europese samenwerking – met vaak grote gevolgen voor de nationale samenleving – kan een kabinet zich weinig terughoudendheid veroorloven. Er moet eenvoudig worden doorgeregeerd, alsof er van geen demissionaire status sprake was. Hetzelfde geldt voor deelname aan internationale militaire operaties en oorlogen, zoals nu in Oekraïne. De Kamer zal zich daarbij moeten neerleggen.

Omgekeerd kan een zittende premier of kabinet niet meer dreigen met aftreden als hij stuit op parlementaire weerstand, zoals Mark Rutte deed op 12 december toen een motie tegen nieuwe middelen voor Oekraïne dreigde te worden aangenomen. Hij had moeten en ook kunnen volstaan met de mededeling deze motie te zullen negeren. De terechte vraag van Carla Joosten daarover in EW Magazine - ‘Demissionair premier Rutte dreigt met aftreden: kan dat wel?’4)- moet aldus worden beantwoord: ‘Nee, dat kan de premier niet, maar ter geruststelling, hij hoeft het ook niet. Hij hoeft zulk een motie immers helemaal niet uit te voeren’.

Voor een nieuwe Kamermeerderheid na verkiezingen geldt maar één gebod: opschieten met de vorming van een nieuw kabinet. Overigens geeft dit Geert Wilders een gevaarlijk machtsmiddel in handen. Als hij vaststelt dat de formatie helemaal geen tempo maakt, kan hij de boel opblazen door mee te delen dat hij de ‘vertragingstactieken’ door de andere partijen niet langer verdraagt en daarom nieuwe verkiezingen eist. Elke andere partij wordt dan in de verdediging gedrukt. Er moet voor een alternatief worden gezorgd, dat er ook niet snel komt.

Ofwel, er moet - wat de hemel verhoede - worden besloten tot nieuwe Kamerontbinding en verkiezingen. Als partijen niet echt een coalitie met Wilders willen, zullen ze dat nu heel spoedig moeten laten weten. Willen ze die wel, dan zullen ze beter moeten voortmaken dan bij de formaties van de kabinetten Rutte III en IV.




Andere recente columns