Wetgeving kabinet-De Jong (1967-1971)

1967

  • De Mammoetwet (Wet op het voortgezet onderwijs) wordt ingevoerd.
  • De Natuurbeschermingswet maakt de aanwijziging van waardevolle natuurgebieden tot beschermd natuurmonument mogelijk (als zodanig worden onder meer de Pietersberg, delen van de Wadden, de Dollard en het Verdronken land van Saeftinge aangewezen).

    In die gebieden mogen zonder vergunning geen activiteiten plaatsvinden die schadelijk zijn voor de natuur. Daarnaast kunnen beschermde plant- en diersoorten worden aangewezen.

  • Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Deze wet voert een verplichte volksverzekering in tegen bijzondere - moeilijk te verzekeren - ziektekosten. De wet geeft recht op verstrekkingen in natura, te weten verplegingen in inrichtingen, verpleeghuizen, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen en santoria (in de laatste drie gevallen na een jaar). De premie wordt betaald door de werkgevers.
  • Op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) krijgen mensen met lichamelijke, psychische of karakterologische gebreken de mogelijkheid om in werkplaatsen aangepast werk te verrichten en zo in hun eigen levensonderhoud te voorzien. De wet vervangt twee bestaande ministeriële beschikkingen (voor hoofd- en voor handarbeiders uit resp. 1953 en 1963). Gemeenten krijgen een belangrijke rol bij de uitvoering van de wet en ontvangen hiervoor een rijksuitkering.

1968

  • Wet op de omzetbelasting 1968, waarbij de b.t.w. (belasting toegevoegde waarde) wordt geïntroduceerd. Er komt een algemene heffing op de consumentenprijzen, met een lager percentage voor eetste levensbehoeften en een hoger percentage van luxe-artikelen. De belasting zorgt ervoor dat bij uitvoer exact de juiste belasting kan worden teruggegeven en voorkomt zo concurrentievervalsingen in de E.E.G.
  • In de Wet op de lijkbezorging wordt crematie gelijkgesteld aan begraven.
  • De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag verzekert in beginsel alle werknemers tussen de 24 (later verlaagd naar 21 jaar) en 65 jaar een minimumloon en minimumvakantietoeslag van 6% van het loon.

1969

  • Nieuwe Leerplichtwet, die de Leerplichtwet uit 1900 vervangt. De nieuwe wet bevat een kortere procedure voor de bestrijding van schoolverzuim en verlengt de leerplichtige leeftijd tot 15 jaar.
  • De strafbaarstelling van het ter beschikking stellen van voorbehoedmiddelen (intrekking art. 451ter WvS) wordt opgeheven.
  • Voor elk oppervlaktewater wordt op basis van de nieuwe Wet verontreiniging oppervlaktewateren een beheerder aangesteld, zonder wiens vergunning geen verontreinigende stoffen mogen worden geloosd; uitgangspunt van de het is: de vervuiler betaalt, en daartoe werden zuiveringsheffingen ingevoerd.
  • De Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA), die een regeling bevat voor een uitkering en pensioen aan politieke ambtsdragers en hun nabestaanden. Ministers, staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, Gedeputeerden en wethouders hebben na hun ontslag tot hun 65ste voor twee tot zes jaar recht op een uitkering. Na hun 65ste hebben ze recht op pensioen. Tweede Kamerleden die tien jaar lid zijn geweest en bij hun ontslag vijftig jaar zijn, behouden het pensioen tot hun 65ste. Inkomsten uit andere arbeid worden in mindering gebracht op de uitkering. De wet bevat diverse anticumulatiebepalingen.

1970

  • Afschaffing van de opkomstplicht bij de verkiezingen
  • Invoering van boek 1 (personen- en familierecht) van het Nieuw Burgerlijk Wetboek.
  • Het enquêterecht bij ondernemingen wordt herzien en de Wet inzake de jaarrekening van ondernemingen komt tot stand. Door eerstgenoemde wet kan de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam op verzoek van de aandeelhouders of vakvereniging één of meer deskundigen benoemen om onderzoek te doen naar de gang van zaken in een onderneming. De procureur-generaal te Amsterdam kan eveneens een enquête vorderen. De Wet op de jaarrekening van ondernemingen bevat bindende voorschriften waaraan de jaarrekening moet voldoen.
  • Wet inzake de Luchtverontreiniging biedt de mogelijkheid om voorschriften te geven voor onder andere typen automotoren en verwarmingsinstallaties, en waarmee saneringsgebieden kunnen worden aangewezen, waarin industrieën aan vergunningen worden gebonden.
  • Wet universitaire bestuurshervorming (WUB). Deze wet roept Universiteits- en Hogeschoolraden in het leven als hoogste bestuursorgaan van universiteiten en hogescholen. De raden worden samengesteld uit vertegenwoordigers van studenten en van wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk personeel. Uit deze raad, en aangevuld door de Kroon worden de College's van bestuur samengesteld. Per faculteit kwomen er aparte faculteitsraden en -besturen.
  • Wet tot wijziging van bepalingen inzake gemeentelijke en provinciale belastingen. Die wet beoogt gemeenten en provincies meer mogelijkheden te geven een eigen financieel beleid te voeren. Er wordt onder andere een Onroerend-Goedbelasting ingevoerd ter vervanging van de grondbelasting en personele belasting. Ook de gemeentelijke vermakelijkheidsbelastingen worden afgeschaft, waar tegenover staat de mogelijkheid om retributies (zoals rioolrecht en parkeerheffingen) te verhogen. Provincies krijgen de bevoegdheid opcenten op de motorrijtuigenbelasting te heffen.
  • Wet op belastingen van rechtsverkeer en een nieuwe Registratiewet. Deze vervangen de Registratiewet 1917 en Zegelwet 1917. Het verband tussen de formaliteit van registratie van akten en de heffing van registratiebelasting hierover wordt verbroken. Het registratierecht wegens openbare verkoop van roerende zaken wordt afgeschaft, terwijl het recht van overdracht en het kapitaalsrecht resp. onder de naam overdrachtsbelasting en kapitaalsheffing worden omgevormd tot belastingen op rechtshandelingen. De wijziging moet leiden tot vereenvoudiging, met name wat de heffingstechniek betreft.

1971

  • - 
    Herziening van de Wet op de Ondernemingsraden, waardoor ondernemingsraden medezeggenschap krijgen bij pensioenregelingen, winstdelingsregelingen en bij vaststelling van werktijden en vakantieregelingen; er komt aandacht van scholing en vorming van gekozen OR-leden.
  • Intrekking van artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht waardoor de strafbaarstelling tussen homo- en heteroseksuele ontucht gelijk wordt gesteld. Het wegnemen van deze discriminatie betekent een belangrijke stap op weg naar emancipatie van homoseksuelen.
  • Wet inzake de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid. Met deze wet wordt de B.V. geïntroduceerd. Bij deze ondernemingen staan de aandelen op naam en zijn deze niet vrij overdraagbaar, en de vennoten zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap wordt verricht. In een afzonderlijke wet wordt geregeld wat onder een 'grote' NV of BV moet worden verstaan. Dergelijke ondernemingen zijn verplicht een raad van commissarissen te hebben.
  • Herziening van het Echtscheidingsrecht. Hierdoor wordt duurzame ontwrichting van het huwelijk reden voor echtscheiding. Een gezamenlijk of eenzijdig verzoek tot echtscheiding wordt mogelijk via een verzoekschriftprocedure. Het recht op alimentatie wordt losgekoppeld van de schuldvraag.
  • De wet houdende voorzieningen met betrekking tot de structuur der naamloze en besloten vennootschap. Voor grote ondernemingen is er een plicht tot instelling van een raad van commissarissen, bestaande uit ten minste drie personen. De wet regelt de voordracht van hen door de vergadering van aandeelhouders, door de ondernemingsraad en door de directie. De raad zelf benoemt de commissarissen, maar daartegen kan bezwaar worden gemaakt. De SER kan dat bezwaar ongegrond verklaren. De raad van commissarissen benoemt en ontslaat de directie, stelt de jaarrekening vast, benoemt de accountant en neemt belangrijke bedrijfsmatige beslissingen.
  • Landbouwkwaliteitswet, die produkt- en bedrijfschappen een grote rol toekent bij het bewaken van de kwaliteit van Landbouwproducten.