Nutteloze debatten

28 oktober 2022, column Bert van den Braak

Een vaak gehoorde klacht over de Tweede Kamer is dat er zo veel nutteloze debatten worden gevoerd. Als die er minder zouden zijn, zou ook de (te) grote werkdruk mogelijk wat afnemen. In het verleden ging dat beter en toen konden leden het werk wel aan. Of de veronderstelling klopt, is de vraag. De discussie over met welke zaken de Tweede Kamer zich juist wel of niet moet bezighouden, mag uiteraard best worden gevoerd.

Wetgeving is een kerntaak en daaraan mag dus zeker de nodige tijd worden besteed. Nu zijn veel werkzaamheden op het gebied van wetgeving voor de buitenwereld grotendeels onzichtbaar. Wie het goed volgt, zal weten dat de schriftelijke voorbereiding van het eventuele plenaire debat belangrijk is; belangrijker soms dan het afrondende plenaire debat. Al sinds 1994 kent de Tweede Kamer bovendien het wetgevingsoverleg, waarin met name complexere wetsvoorstellen uitvoerig kunnen worden besproken.

Het is mede daardoor te verklaren dat er plenair minder tijd aan wetgeving wordt besteed. Bij de laatste behandeling van herziening van het reglement van orde kwam de vraag op of een vroeger bestaande procedure niet van stal moest worden gehaald. Lange tijd bestond de plenaire behandeling van (ingrijpende) wetsvoorstellen uit een algemeen deel en de zogenoemde artikelsgewijze behandeling. De vraag werd gesteld sinds wanneer die werkwijze eigenlijk was verlaten. Dit bleek al dertig jaar geleden te zijn1). Er bestond dus al veel langer geen behoefte meer aan die wijze van behandelen.

Het belang van wetgeving is overigens in het geheel afgenomen, omdat beleid tegenwoordig ook op andere wijze (bijvoorbeeld via convenanten of beleidskaders) vorm wordt gegeven. Maar ongetwijfeld speelt ook mee dat is gezocht naar grotere doelmatigheid bij de behandeling, omdat vele andere onderwerpen aandacht en tijd vragen. De Kameragenda is in die zin veel gevarieerder dan voorheen.

Dan kan de vraag uiteraard opkomen: is dat dan allemaal nuttig? Als gedachte-exercitie zouden Kamerleden (maar anderen mag ook) eens de afgelopen honderd debatten moeten nalopen op hun noodzakelijkheid. Ik ben wel benieuwd welke er dan als overbodig worden aangemerkt. Overigens is het dan ook de vraag wat je precies als 'debat' moet beschouwen. Relatief veel vergadertijd gaat op aan zogenoemde tweeminutendebatten, die niet meer zijn dan het indienen van moties na een eerder commissieoverleg. Daarna kan de bewindspersoon daarover een oordeel uitspreken. Dat die onderwerpen in commissie-overleggen worden besproken is prima. Terecht is bijvoorbeeld aangedrongen op alertheid bij nieuwe EU-regelgeving. Het is dan vanzelfsprekend dat komende EU-ministerraden en EU-toppen vooraf worden besproken. Of al die (honderden) moties nuttig zijn, is echter de vraag.

Ook over de noodzaak van dertigledendebatten valt te discussiëren. Het aantal valt tegenwoordig mee. In 2022 waren dat er (tot nu) vier, net zoveel als in 2020 en twee meer dan in 2021. Alleen in 2018 en 2019 waren er aanzienlijk meer (respectievelijk 40 en 20), wat deels had te maken met het aantreden van een nieuw kabinet. Onder die 20 in 2019 zaten debatten over sluiting van sociale werkplaatsen, kansenongelijkheid in het onderwijs, de zoutwinning in Groningen en marktwerking in het streekvervoer. Meer recent ging het om de personeelsvoorziening in verpleeghuizen en etnisch profileren door de IND. Zeg maar eens, dat over die onderwerpen geen debat had mogen/moeten plaatsvinden.

En was het 25 jaar geleden heel anders? Toen was er een interpellatie over illegale exporten van rundvlees naar Rusland en waren er debatten over onder meer voetbalvandalisme, een Islamcentrum, vrijwilligerswerk, het KNMI, oplosmiddelen, kleine luchtvaartterreinen, de A4 Midden Delfland, het kloneren van mensen, het agrarisch kenniscentrum Noord en onderwijs aan kleuters. Overbodig of nuttig?

Het is wat makkelijk en vrijblijvend om te stellen: er moeten minder nutteloze debatten worden gevoerd. Allereerst zullen die dan moeten worden gedefinieerd. Dan zal vast blijken dat het bij de vraag 'wat wel of niet', veelal om een politiek oordeel gaat.


  • 1) 
    De laatste keer was in 1993 bij de behandeling van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing. Dat was toen al een uitzondering.


Andere recente columns