Altijd volle agenda (2)

1 mei 2020, column Bert van den Braak

De huidige Kameragenda's zien er anders uit dan die van vijftig jaar geleden. In mijn vorige column1) schetste ik echter dat er ook in de jaren 1970 al sprake was van een (over)volle agenda. Dat had toen deels zeker te maken met ondoelmatig vergaderen en lange spreektijden. Er zijn in die vijftig jaar diverse stappen gezet om het parlementaire werk beter te organiseren (deels met succes). Tijden en ook de agendering (politieke aandacht) veranderden echter. Het probleem 'te vol' is eigenlijk van alle tijden, maar is niet altijd helemaal hetzelfde probleem.

Allereerst iets over de huidige (Tweede) Kameragenda. Net als rond 1970 zitten daar vaste patronen in, zowel door het jaar, als waar het gaat om de wekelijkse planning. Nog steeds staan de begrotingsbehandelingen in de laatste drie maanden van het jaar centraal. Wel vinden de algemene beschouwingen nu direct na Prinsjesdag plaats. De plenaire begrotingsbehandeling neemt minder tijd in beslag dan in het verleden, mede omdat meer schriftelijk en commissoriaal gebeurt. Dat is doelmatiger. Behalve de begrotingsbehandeling zijn ook de Voorjaarsnota en Verantwoordingsdag vaste parlementaire momenten, zoals dat ook geldt voor een jaarlijks debat over de Staat van de Unie. Verder zijn er vrijwel altijd debatten voorafgaand en na afloop van Europese Toppen.

De Tweede Kameragenda kent wekelijks het vaste vragenuur (op dinsdag), gevolgd door stemmingen. Bij uitzondering (bijvoorbeeld vanwege spoed of voorafgaand aan een reces) wordt ook op andere dagen gestemd. Stemmingen kosten relatief veel tijd, vanwege een enorme toename van het aantal moties. De 'last' door stemmingen over amendementen, wetsartikelen en wetsvoorstellen is eerder afgenomen. Vrijwel dagelijks staan ook meerdere (soms wel zeven of acht) verslagen van algemene overleggen (VAO's) op de agenda. Dat zijn feitelijk geen inhoudelijke debatten; doel is slechts het indienen van moties. Daarna geeft de betrokken bewindspersoon een reactie. Per saldo flink tijdrovend.

Anders dan wel wordt gedacht, is het aantal gevoerde dertigledendebatten niet meer zo groot2). Er worden er nog steeds veel aangevraagd (deels met succes), waardoor er een lange lijst is. Maar tot het daadwerkelijk houden ervan komt het veel minder. Vaker worden meerderheidsdebatten gehouden; soms over een actueel onderwerp, soms over een beleidsthema. Het spreekt immers vanzelf dat de Kamer direct wil spreken over de kinderopvangtoeslagaffaire, over het bombardement in Irak, over de nasleep van het ongeval met de Stint etc. etc. En dat gebeurt ook. Interpellaties zijn er nog zelden, omdat er voorkeur is voor een regulier debat waaraan direct alle fracties kunnen deelnemen. In het verleden waren er juist vaker onbeduidende debatten, omdat interpellatieverzoeken nauwelijks werden afgewezen.

Het aandeel wetgeving op de agenda is sterk afgenomen. In het verleden kon een hele vergaderweek in het teken staan van de behandeling van één omvangrijk wetsvoorstel. Tegenwoordig zorgen enerzijds wetgevingsoverleggen ervoor dat alleen de bespreking op hoofdlijnen en de afhandeling (voorstellen tot amendering) nog plenair plaatsvinden. Anderzijds is er gewoon minder wetgeving. Het komt geregeld voor dat er - afgezien van hamerstukken - slechts één of twee wetsvoorstellen op de weekagenda staan.

Het is de vraag of de plenaire Kameragenda echt te vol is. Nu hoeft ook niet alles plenair en belangrijke debatten vinden al vaak in commissies plaats. Als er al sprake is van 'overvol' dan komt dat eerder door lengte en verloop van debatten. Een spervuur aan interrupties op het moment dat de beantwoording nauwelijks is begonnen, werkt vertragend. Bovendien zijn er nu eenmaal veel fracties, die een onevenredig aandeel in het debat mogen hebben. Erg 'democratisch', maar weinig efficiënt. Maar wie durft de vraag te stellen of het wel zo logisch is dat een eenling net zo veel ruimte krijgt als een lid van een fractie met twintig of meer leden? Dat zal ook niet veranderen. Plenaire debatten lijken vaak meer in het teken van 'scoren' te staan, dan in dat van een gedachtewisseling.

VAO's kosten eveneens relatief veel vergadertijd, zowel door het aantal als door de stemmingen over ingediende moties. Een optie is het trekken van conclusies (deels) in de commissievergadering te laten plaatsvinden. De politieke betekenis van moties wordt nogal overschat en ze zijn deels overbodig. De commissievoorzitter zou kunnen volstaan met vast te stellen welke (meerderheids)conclusies er zijn te trekken. Alleen waar twijfel over is, kan door naar de plenaire vergadering. Dat fracties de motie-overvloed willen inperken, lijkt niet waarschijnlijk. Van zelfreflectie is weinig te verwachten. Relativeert dat alles echter juist niet het probleem van de overvolle agenda?




Andere recente columns