De Italianisering van Nederland

22 maart 2013, column J.Th.J. van den Berg

Sinds de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat in Italië is daar een politieke impasse ingetreden, omdat de beide Kamers elk een verschillende politieke meerderheid hebben. Dat is tot daaraan toe, maar de partijen die voor een meerderheid nodig zijn willen (voorshands) niet met elkaar samenwerken. Nog daargelaten, dat in beide Kamers de meerderheid nogal wankel is samengesteld en in zichzelf al een coalitie vormt. Dat geldt voor links in de Camera dei Deputati en voor rechts in de senaat.

Dat er een impasse is ingetreden heeft overigens niet alleen te maken met de politieke samenstelling van beide Kamers van het parlement, maar ook met de totaal onverwachte uitkomst van de verkiezingen. Het Italiaanse kiesgedrag wordt sinds de ineenstorting van zowel communisme als christendemocratie immers geteisterd door een hoge volatiliteit.

Voordat wij daar vanuit Nederland meewarig over gaan doen, zouden wij ons moeten realiseren dat onze situatie hier niet erg verschilt. Wat nu al enige jaren gemakshalve ‘het politieke midden’ wordt genoemd – het terrein van traditionele, gouvernementele partijen – is door de jaren heen kleiner geworden. Populistische partijen als SP, PVV en 50+, die niet geneigd zijn tot stabiele regeringsdeelname, nemen zo’n 32 zetels in beslag. Dat is iets minder dan in 2010 (39 zetels) maar genoeg om coalitievorming aanzienlijk te compliceren, net als in Italië. Sinds 2010 corresponderen meerderheden in Tweede en Eerste Kamer niet meer met elkaar, evenzeer zoals in Italië. De laatste overeenkomst met Italië is de buitengewone volatiliteit van het stemgedrag. Daarin scoren Nederland en Italië in heel Europa het hoogst en dat gedurende de laatste twee decennia.

Er is geen enkele reden om aan te nemen dat in die volatiliteit spoedig verandering zal komen. Sterker nog, wij doen verstandig om aan te nemen dat deze volatiliteit zal blijven, in elk geval voor de overzienbare termijn. Dus moeten wij er tevens vanuit gaan dat de instabiliteit van meerderheidsvorming in Eerste en Tweede Kamer eveneens zal blijven. Het kan best zijn dat over een paar jaar de meerderheid in Eerste en Tweede Kamer weer zal overeenkomen, maar dat zal dan een kwestie van toeval zijn, niet van beleid.

Het is dus de vraag of een verbreding van de huidige coalitie, met het oogmerk alsnog een meerderheid in Tweede én Eerste Kamer te vormen, zoals door Hans Wiegel wordt bepleit, veel zal helpen. Hoe lang houdt die meerderheid stand? Alles kan na de volgende Statenverkiezingen (2015), die beslissen over de samenstelling van de Eerste Kamer, weer anders zijn. Gaan wij de coalitie dan weer versmallen, of verder verbreden?

Gevaar is bovendien, dat een coalitie van de drie volkspartijen bij de kiezer de neiging versterkt zich naar de populistische randen te begeven, wat de verhoudingen nog moeilijker zou maken dan ze nu al zijn. Misschien is het dan beter de situatie onder ogen te zien, dat wij voor jaren te maken zullen hebben met snel wisselende kiezers en dus snel wisselende meerderheden.

Elk kabinet zal voortaan dus korter of langer een minderheidskabinet zijn. De vraag is of dat zo erg is. In het verleden – al is het dan ook een ver verleden – hebben wij heel goed kunnen werken met minderheidskabinetten. Vooral in het eerste kwart van de twintigste eeuw vormden zij een betrekkelijk normaal verschijnsel. Dat betekende nog lang geen impasse en zelfs geen aanslag op noodzakelijke daadkracht. Wat het doorgaans wel met zich meebracht: dat partijen de eigen hobby’s voor kortere of langere tijd in de ijskast moesten zetten, omdat dan geen meerderheid was te vinden voor wat echt nodig was.

De instabiliteit waarmee wij te maken hebben is structureel van karakter. Daar moeten wij ons op instellen: in Eerste en Tweede Kamer, in regering en parlement, in coalitie en oppositie. Daar hoeven wij niet van in paniek te raken (wat nu op en rond het Binnenhof wel een beetje gebeurt), maar de geconditioneerde reflexen waarmee het bestel vertrouwd is functioneren niet meer.

Ons politiek bestel zal inventiever moeten worden dan het in decennia is geweest; misschien zit daar het grootste risico.



Andere recente columns