Parlementaire markten

31 juli 2009, column J.Th.J. van den Berg

Een volwassen analyse en duiding van om het even welke volksvertegenwoordiging ziet haar niet slechts als een instelling met specifieke bevoegdheden en relaties met de uitvoerende macht. Zulke duiding stelt daarnaast en misschien wel primair de arena van politiek-ideologische tegenstellingen centraal.

Er is echter nog en derde gestalte waarin regering en parlement zich gezamenlijk, manifesteren. Het gaat immers niet alleen om macht en bevoegdheid en zelfs niet alleen om politieke missie en ideaal. Het gaat in de politiek ook steeds om concrete maatschappelijke belangen: het belang van ondernemers of dat van scholen dan wel ziekenhuizen. Het parlement - lokaal de gemeenteraad - heeft te wegen tussen een grote variëteit aan belangen, die allemaal vragen om politieke aandacht. Meestal gaat het om geld, maar het kan ook gaan om erkenning of bescherming. Politieke organen zijn samen dus ook een 'marktplaats'.

In het wegen - dikwijls: ruilen en verhandelen - van belangen is de politieke ideologie en dus de arena niet altijd beslissend. Op de markt kan men de onderlinge verbindingen zien werken tussen bestuurders (ministers of wethouders) en volksvertegenwoordigers met een zelfde belang als oogmerk. Die hebben met elkaar op hun eigen werkterrein meer liefde gemeen dan met hun partijgenoten in executieve en volksvertegenwoordiging. Hun onderlinge loyaliteiten lopen dwars door partijpolitieke grenzen heen.

Woordvoerders op vooral wat minder 'sterke' gebieden als dat van de cultuur zullen, samen met bewindsman of -vrouw, meer dan eens gezamenlijk optrekken, desnoods tegen kabinet of B&W en tegen de politieke meerderheid in. Ooit vormde de landbouw in Kamer en regering (ook ambtelijk trouwens) een volmaakt gesloten circuit, waar voor anderen geen doorkomen aan was.

Het eigenaardige van althans het nationale parlement is, dat dit zijn eigen 'marktplaats' liefst een beetje verdonkeremaant of zelfs ontkent. Daarmee geven fracties impliciet toe, dat met hun politieke ideeënleer blijkbaar niet elk vraagstuk kan worden opgelost. Voorts wordt graag een tikje verhuld dat de politieke ideologie zelf vaak al alles heeft te maken met concrete maatschappelijke belangen. Was de sociaal-democratie, bij voorbeeld, ooit niet in de eerste plaats de vertegenwoordigster van de arbeidersklasse?

Men kan politieke organen, de volksvertegenwoordiging in het bijzonder, definiëren als de macht die heeft te wegen (zoals een rechter) tussen diverse belangen die voor haar oog worden bepleit. Volksvertegenwoordigers treden daarbij, individueel of in partijverband, op als de pleitbezorgers. De vergadering als geheel is de arbiter. De vergadering, raad of parlement, mag geen belangen hebben; de leden daarvan juist wel. Daar zijn zij voor gekozen.

Onmiskenbaar zijn onze nationale politieke organen (dat geldt voor heel Europa) het meest ideologisch georiënteerd en dus de politieke arena's bij uitstek. Voor het gemeentebestuur geldt dat aanzienlijk minder. Daar staan de belangenstrijd en belangenweging veel meer centraal. De Haagse wethouder en latere premier, W. Drees, heeft er nooit een geheim van gemaakt dat echte partijpolitieke debatten, laat staan conflicten, in B&W en gemeenteraad van Den Haag al vóór 1940 tot de zeldzaamheden behoorden.

Ook in het Europese Parlement is, bij gebrek aan een echte politieke arena, de marktplaats de dominante gestalte waarin debat en besluitvorming zijn opgenomen. Dat maakt het nog niet inferieur aan de arena, zoals in Nederland wel eens wordt gedacht. Niet alleen, omdat er weinig inferieurs is aan zorgvuldige weging van belangen, maar ook omdat in het Europese Parlement lobbys niet slechts welkom zijn maar ook professioneel onder controle worden gehouden. Op het Binnenhof wordt dikwijls nogal besmuikt gedaan over lobbys en lobbyisten, maar tegelijk ontbreekt het daar aan professionele gedragsregels.

Wat niet wegneemt dat nu eens ministers en dan weer Europese Commissarissen of wethouders en natuurlijk ook volksvertegenwoordigers al te vatbaar blijken voor de overtuigingskracht van belangengroepen of lobbyisten. Geen ramp, zolang de collegae en de buitenwacht maar blijven opletten.

Dit is deel 3 in een serie van vijf columns die het verkeer van Europees, nationaal en lokaal parlement met zijn respectieve executieve beogen te vergelijken. Deel 1 en 2 zijn verschenen in week 27 en week 29.



Andere recente columns