Spoeddebat of interpellatie?

13 maart 2009, column J.Th.J. van den Berg

Het recht van interpellatie, dat vanaf 1849 gestalte moest geven aan het parlementaire inlichtingenrecht (ex art. 68 Grondwet) is heel lang gezien als het recht van de Tweede Kamer als geheel. Deze moest in meerderheid toestemming geven, zodat de ontboden minister wist dat de interpellant namens de Kamer als geheel sprak. Antwoorden was dus verplicht. Daarin zou de interpellatie tot de Grondwetsherziening van 1983 verschillen van het individuele vragenrecht. Dus bleef het tot het einde van de jaren zestig ook een zwaar controlemiddel, dat niet zomaar uit de kast werd getrokken. De Kamer weigerde immers meer dan eens een interpellatie toe te staan.

In die zin heeft de interpellatie sinds de jaren zestig van de vorige eeuw aan schrikwekkend karakter verloren. Voor een deel kwam dat door het veelvuldig gebruik ervan, vooral tussen 1967 en 1989. De interpellatie verloor ook aan betekenis dankzij het mondelinge vragenuur op dinsdagmiddag, dat er in vorm op lijkt. Het heeft echter lang niet dezelfde impact, maar het brengt wel vaak publiciteit teweeg.

Naast de interpellatie is het spoeddebat opgekomen. Aanvankelijk nam dit vooral de vorm aan van een verzoek uit de Kamer om een brief of notitie van het kabinet. Na aankomst op het Binnenhof wordt het stuk om actualiteitsredenen zo spoedig mogelijk op de agenda geplaatst. Dat gaf (en geeft) trouwens een voorsprong aan het kabinet, dat zodoende de inhoud van het debat kan domineren.

Minstens zo belangrijk is dat de overtuiging is gegroeid (inmiddels bevestigd in de Grondwet) dat het inlichtingenrecht een recht is, niet van het parlement als geheel maar van elk individueel lid van een der beide Kamers. Dat maakt het verschil tussen interpellaties enerzijds en individueel vragenrecht of vragen tijdens een beleidsdebat anderzijds een stuk geringer.

Geen wonder dat de interpellatie al ruim vóór 2000 aan belang verloor. Waarom zich in dit keurslijf van formele vragen hijsen, als het in vormloze spoeddebatten ook kon? De interpellatie dreigde inderdaad even een erg ouderwets en wat pompeus ritueel te worden, meer geschikt voor de Eerste Kamer, waar een interpellatieverzoek nog immer grote opwinding veroorzaakt en spoeddebatten niet eens bestaan.

Maar, dan blijkt toch hoe belangrijk parlementaire ervaring is. Zoals die van de PVV'er Geert Wilders, die een leven lang in de Kamer heeft doorgebracht, eerst als fractiemedewerker en vervolgens als Kamerlid, achtereenvolgens voor de VVD en voor zijn eigen PVV en voor wie aandacht opeisen zo ongeveer eten en drinken is. Juist hij heeft het recht van interpellatie weer 'opgepoetst'. Van de zestien sedert 2006 aangevraagde interpellaties kwamen er vijf van de PVV. Overigens, de SP doet er niet voor onder: sinds 2002 waren van de ongeveer veertig aanvragen zeventien afkomstig van de SP-fractie.

Belangrijk voordeel van de interpellatie is dat het debat door de interpellant in hoge mate kan worden gedomineerd, mits hij of zij zijn stellingen kan transformeren tot goede en precieze vragen. Dat kan niet iedereen: veel Kamerleden zijn vaardiger in beweringen dan in scherpe, laat staan 'zuigende' vragen. Tijdens de eerste termijn van de aanvrager mag het Kamerlid ook niet worden geïnterrumpeerd; het 'stelt' immers 'slechts vragen'. Het Kamerlid heeft dus geruime tijd het rijk alleen. Dat komt in de Kamer maar zelden voor.

Er is waarschijnlijk nog een reden voor de herleving van de interpellatie. Gelet op de enorme hoeveelheid spoeddebatten, is de verleiding voor Kamervoorzitter en Kamer sterk gegroeid deze ten dele over te hevelen naar de Kamercommissies, in de vorm van een Algemeen Overleg. Een parlementaire meerderheid kan namelijk een spoeddebat niet tegenhouden, maar zij kan aldus de mediawaarde ervan een tikje beperken.

Bij een interpellatie kan de Kamer dit niet. Ook daarvoor is slechts de toestemming van dertig leden vereist, maar bovendien kan zij alleen plenair worden gehouden. Wie verzekerd wil zijn van maximale aandacht, dient dus voor de interpellatie te kiezen. Als zowel Geert Wilders als Agnes Kant ergens verstand van hebben, dan is het van 'maximale aandacht'.



Andere recente columns